Follow RudiVP on Twitter

donderdag 27 oktober 2011

Lul

Mijn onderbuikgevoel gaf al vanaf onze eerste ontmoeting het sein groen. Verliefdheid van het schoonste soort. Er was mij dan ook veel aan gelegen om indruk op haar te maken. Ik probeerde haar te overtuigen van mijn mannelijkheid zonder daarbij mijn vrouwelijke kanten te negeren. Na een middag samen, de tweede in een lange rij, bood ik haar aan ons naar huis te rijden. Het was de eerste keer dat ik haar bolide, haar bak, haar Peugeot op leeftijd bestuurde. Nonchalant legde ik onder het rijden mijn rechterhand op haar linkerknie. Met een schuin en gediagnosticeerd lui oog hield ik het verkeer in mijn beperkte vizier. Ik stuurde haar auto door het ons onbekende Woerden. Terwijl ik mijn beide handen weer op het stuur plaatste week ik behoedzaam naar rechts om een tegenligger ruimte te bieden. Hoewel ik overtuigd was van het feit dat ik de situatie onder controle had, deed haar "Oooooh. Wat was dat!?" onbetwistbaar anders vermoeden.


 Het gefladder in mijn buik sloeg om als een containerschip in Nieuw-Zeeland. Licht misselijk stapte ik uit de auto om de schade op te nemen. Om deze vervolgens te verwerken. Waarna eventueel nog een calculatie zou volgen. Hoewel dat laatste van ondergeschikt belang was. Deze relatie was veelbelovend terwijl ik een wellicht irreëel beeld van perfectie wilde scheppen. Maar al na enkele dagen lag dat beeld aan diggelen. Evenals de rechter zijspiegel. Deze hing troosteloos aan een tweetal elektrische draden. Geel een groen van kleur. Waarschijnlijk spiegelverwarming.


Jaren later was er nog regelmatig sprake van een luchtige strijd om de bestuurdersstoel. Ik hield de autosleutels op dergelijke momenten altijd nadrukkelijk in de aanslag. Ten teken dat er geen discussie mogelijk was. Dit keer liep zij een halve meter achter mij richting auto. Wel vaker had zij aangegeven dat ik vaart moest minderen als wij samen liepen. "Jij heen ik terug?" hoorde ik als openingsbod over mijn rechterschouder. Ik negeerde het voorstel in eerste instantie maar stemde even later in. Bedreven en zelfverzekerd stuurde ik de enorme Volvo, afgeladen met emballage en boodschappentassen,  richting winkelcentrum.


De parkeerplaats bood maar weinig ruimte en moest achterwaarts worden benaderd. Ik liet haar vast uitstappen. Terwijl ik stapvoets achteruit reed hield ik vooral de riant uitstekende neus van mijn slee in de gaten. Centimeter voor centimeter parkeerde ik in. Tot een doffe plof mij deed verstijven. Als door een insect gestoken stapte ik uit, op zoek naar de oorzaak van de gedempte knal. Zij keek op afstand toe. Ik gaf haar een onterecht geruststellend en opgelaten glimlach retour. Kijk haar daar nou staan. Ik hield van haar. Haar rode laarzen tot net onder de knieën. Haar vlotte jurk met vest. De plof bleek een breuk. Een achterruit liep averij op. Lag aan gruzelementen. Een akelig betonnen afscheiding op ruithoogte had ik blijkbaar even uit het oog verloren. Niet geheel toevallig net het werkschuwe oog. Ik wenkte haar. Met ferme stappen naderde zij de auto. Zij kon een glimlach begeleid door een tergend " Lul!" niet onderdrukken.


Het voordeel van een Gronings erf is dat je echt thuis komt. Of zoals in dit geval echt vertrekt. De zon liet zich nog niet zien. De ramen beslagen. Zij trotseerde de ochtendkou en opende het hek. Om mij uit te zwaaien. Ik kwam pas een dag later thuis. Een zeldzaamheid. Wij waren altijd samen. Nog steeds, na al die jaren. Ik draaide mijn bestuurdersraam open. Om haar al rollend "tot gauw" te kussen. "Doe voorzichtig!?" voegde zij er nog aan toe.


Ik draaide mijn bus het erf af. De duisternis verhinderde een vrij uitzicht. Een gebrek aan stabiele buitenverlichting brak mij op. Een metalen slot van het tuinhek priemde door mijn achterlicht.

donderdag 20 oktober 2011

Vet

We hadden voor de Kantonees kunnen  kiezen. Alwaar de geroosterde pekingeend pontificaal en zonder enige gene wordt geëtaleerd. Waar het restaurant niet meer is als een volle huiskamer. Je schuift als het ware aan bij de familie Hing Kee. Maar de laatste keer viel vooral het gebrek aan kruiden ons tegen. Dus we besloten anders.


Roti kipfilet van Joyce was een nog beter idee geweest. Hadden we gelijk onze voorraad Faja Lobi kunnen aanvullen. Of anders shampoo's of gel in bulkvoorraad. Want dat gaat prima samen naast de verkoop van gedroogde krom gebogen makreel. Tentoon gesteld naast de potten komkommer in het zuur. Maar de volgende dag zou het overtollig Madam Jeanet gehalte van de roti ons opbreken. Dus we zagen er van af.


Lief stapte als eerste naar binnen. Ik volgde. Een kortstondig gebrek aan mannelijke hoffelijkheid. Het viel mij direct op dat de grote stenen plavuizen net werden gesopt. Ik heb daar een handje van. Daar zijn waar net wordt gedweild. En er dan vervolgens voor kiest om er doorheen te banjeren. Waarna mijn overduidelijk schoenprofiel zichtbaar zijn sporen nalaat op de spiegelende stenen. Terwijl ik er met een beschaamd 'sorry' en minzaam lachje mee weg denk te komen. Een tijdelijk defect aan menselijk respect.

De medewerker zat gehurkt naast zijn emmer sop. Terwijl hij zijn dweil verschoonde in het vuile water, keek hij ons recht in het gezicht aan. Na een tel lachte hij zijn tanden bloot en snerpte hij op verwijfde toon: "Nee kom maar hoor. Loop maar door joh". Een tweetal jonge tuttige studentes bevolkten een van de in totaal vier tafels. Ze hadden blijkbaar al gegeten want de tafel was leeg en resten kruimels waren duidelijk zichtbaar. Ze kletsten dus blijkbaar nog wat na. Tijdens hun lunch. In een snackbar bij de watertoren.


De medewerker koos er ondanks onze entree voor om door te gaan met zijn schoonmaakwerkzaamheden. "Moet ook gebeuren he!? Ik sop het nog even na ja?!" Ik werd achtervolgd door zijn dweil. Als een begenadigd danser sprong ik van plavuis tot plavuis zodat elke tegel aan de (schoonmaak)beurt kwam. Terwijl hij zijn handjes liet bungelen aan zijn vooruitstekende onderarmen keek hij mij indringend aan. "Ik was nog even mijn handen ja?! We willen niet dat die naar de chloor ruiken. Toch"!? Zijn bezweet voorhoofd veegde hij af aan de mouw van zijn kleurloze overhemd. Hij droeg er geen shirt onder en aan de bovenkant lieten teveel knopen verstek gaan.


Ik nam de rijkelijk gevulde vitrine in mij op. Voor bijna de helft gevuld met huzarensalades. Blijkbaar een specialiteit. Nasiballen en bamistaven. Gepaneerde kruidloze speklappen. Tekort gekookte eieren. De medewerker hield een notitieblok en pen in de aanslag. "Zeg het maar hoor" klonk het weer nichterig. Terwijl ik mijn bestelling overdacht kneep ik met mijn duim en wijsvinger mijn bovenlip dubbel. Denkend. Peinzend. Snacks tegen elkaar afwegend. Nog voor ik mijn keuze aan de medewerker duidelijk kon maken, gebaarde hij met zijn hand richting mond. Ik begreep hem niet en liet dat ook blijken. "Je moet je hand even voor je mond weg houden. Ik hoor niet zo goed zie je!" Ik bekeek zijn oren en zag daarachter twee ouderwetse joekels van gehoorapparaten. Blijkbaar had hij er geen probleem mee op te vallen. Gezien zijn verschijning maar beter ook.


Terwijl ons eten gaarde in het vet vroeg ik de man naar zijn geschiedenis. Ik herinnerde mij zijn soortgelijke broer. "Mijn broer? Die werkt niet meer" siste hij ons toe. Utrechts voor dood of hommeles in de familie. Maar binnenkort werd alles anders. "Ik neem de zaak over van mijn ouders. Na 22 jaar. Maar ik laat alles zoals het is hoor. Nee, mijn ouders kunnen het niet meer aan. Mijn moeder en haar knieën. Dat gaat echt niet meer." We schreeuwden nog wat vriendelijkheden naar elkaar en ik rekende af. Ik gaf de man een kleine fooi en wenste hem zakelijk succes. Met zijn toekomstig en toch jarenoude snackbar bij de watertoren.


Voor een nacht bivakkeerden wij in een stereotype studentenhuis aan de overkant van de straat. Gezien het riante aanbod aan wereldse restaurants was onze keuze voor de vette hap een verrassende. Ik nam de tas met inhoud aan van de toekomstig eigenaar. Met een weinig smetteloze theedoek veegde hij zijn counter schoon. "Mensen komen hier altijd terug. Eet smakelijk en bedankt he!" hoorde ik nog net, terwijl ik de deur naar de Ansterdamse Straatweg opende.




maandag 17 oktober 2011

Vroeg

' Het is mij nog altijd een raadsel hoe ik in deze benarde positie terecht ben gekomen. Waar is hier de uitgang? Als ik mij niet vergis lig ik hier al de hele nacht. Wat is dit voor leven? Dat fluwelen deken mag dan het beste doen vermoeden, die dichtgetimmerde tralies zijn toch vooral bepalend voor mijn huidig lot. Ik moet kalm blijven! Elk raadsel is oplosbaar. Al heb ik in mijn weliswaar nog maar korte leven zelden voor hetere vuren gestaan. Ik kan dit niet alleen. Ik schakel over op de hulptroepenoptie! Ik moet aandacht zien te trekken. Schreeuwen! Piepen! Kermen! Ik moet inspelen op het gemoed van een willekeurig aanwezige!!'

Ik lag er bewust vroeg in gisteravond. De laatste nachten verliepen dan wel relatief rustig, ik hield nog altijd rekening met haar pittig en onstuimig karakter. Ze had zich meer en meer bij haar nachtelijke gevangenschap neergelegd, zij het onder soms hevig, bijna meelijwekkend protest. Zo ook deze nacht. Het steeds maar weer terugkerende gejank maakte mij bijkans wanhopig en radeloos. Tijdens stiltes tussendoor hield ik verkrampt mijn adem in. Mijn constante hoop op definitieve overgave bleek keer op keer ijdel. Niet zij maar ik capituleerde uiteindelijk. Ik opende de uitgang en maakte hiermee een eind aan een turbulente nacht. De wekker loog er niet om. Zondag. 06.22.

' Yes! Yes! Het werd tijd! Ik wachtte niet tot het deurtje volledig was geopend maar ontsnapte direct. Niet meer dan terecht werd ik in vrijheid gesteld. Ik zat hier dan ook opgesloten onder valse voorwendselen. Maar nu lag de wereld weer aan mijn voeten. Of in mijn bek. Want ik ben er nu wel achter dat daar vooral mijn kwaliteiten liggen. Hé!? Dikke wandelende stokken! En er hangt iets van textiel om heen! Ik ga ze volgen! Oh nee! Daar ligt iets ronds! Als ik daar met mijn neus tegenaan duw dan beweegt het verder! Booooring... Ik moet door die opening zien te komen! Daar lopen van die knakkers rond die niets met mij te maken willen hebben. Alsof ik een of andere melaatse vandaal ben. Die krijg ik wel op de kast! Gewoon even geluid maken en hoppa... Lachen man!! Hé!? Hé!? Wat doet hij daar in mijn nek? Blijf van me af! Ik zit vast. Maak me los! Ik moet met mijn hoofd schudden. Dan kom ik wel los. Het lukt niet! Het sleept me mee...!

Haar enthousiaste reactie deed mij de vermoeiende nacht vrijwel vergeten. Ik sjokte in joggingbroek richting keuken. Net een maatje te groot. Op jacht naar koffie. Zwart zonder suiker. Het ontwaken behoorde nog altijd niet tot mijn meest aansprekende competentie. Zeker niet na een rumoerige nacht als deze. Zij liep al hangend aan mijn broekspijp met mij mee, maar al snel leidde een bal de aandacht af. Enthousiast en onbehouwen reageerde zij op elke aanwezige prikkel van buitenaf. Alles ook maar enigszins hapklaar werd getest. Andere, over het algemeen miauwende, viervoeters werden geprovoceerd en getart. Zij bleek te beschikken over een onuitputtelijke bron van energie. Stoom moest worden afgeblazen. Ik maakte haar vast aan de riem met rollijn. Het gaf haar weliswaar vijf meter bewegingsruimte, maar een simpele duimdruk op de zwarte knop zou het eventuele weglopen tegengaan. Hoewel zij mijn plan om naar buiten te gaan niet steunde liet ik haar geen keus. Enigszins naïef stapte ik blootsvoets in mijn Zweedse klompen.

Ik opende het tuinhek en sleepte de pup met mij mee. Zij zette zich schrap maar beschikte over onvoldoende kracht. Een ongelijke strijd. De weg waarop wij wandelden was leeg en verlaten. Niet vreemd op een dergelijk honds tijdstip. Bevroren dauw sierde de kanten van de weg. Bood de pup in eerste instantie nog weerstand, al snel was zij overstag. Het dartelde en zwalkte over Groningse wegen en zelfbedieningsbruggen. Een haan werd door de hond gewekt. Een lege plastic fles terloops tussen de nog prille kaken geklemd. Onder de brug rustende eenden al taterend uit elkaar gejaagd. Odeur van soortgenoten voor eeuwig opgeslagen. Energie verbruikt.

De weg terug was nog even uitgestorven als voorheen. Het weidse Groningse platteland werd overgoten door een net opkomende zon. Weliswaar minder in kracht dan voorheen maar wel machtig en overweldigend. De mist hing decimeters hoog boven het Damsterdiep. Mijn broekspijpen nat en ijzig. Mijn blote voeten in de terloops aangetrokken Zweedse klompen idem dito. Ruimschoots voor we weer thuis arriveerden zette de pup haar nu al gespierde kont op het ijskoude asfalt. Vragend en met de door de kou betraande ogen keek ze mij aan. Haar kop iets naar rechts gebogen.

' Wat ben je met mij van plan. Ik ben misselijk. Moet denk ik kotsen. Ik kan niet meer. Ben bekaf. Help. Alsjeblieft...?!?

woensdag 12 oktober 2011

Herfst

De herfst had al enkele dagen ferm van zich doen spreken. Zo ook nu. Ik rende vast vooruit om de autodeuren te openen. Dit zou het relatief droog en ongeschonden instappen vergemakkelijken. Jonge puberdames moeten nu eenmaal worden gekoesterd en bij tijd en wijle in de watten gelegd. Al is het om de lieve vrede te bewaren. Anders wel om de zorgvuldige gestileerde haardos in tact te houden. Of de bootschoenen vernoemd naar een populair merk hagelslag te vrijwaren van modder of een ander smerig goedje. Terwijl ook regen en dus natte Adidas jasjes niet behoren tot het favoriete scenario van deze pubermeisjes. Laat staan dat zij hun Pingmachine bloot zouden stellen aan welk risico dan ook. Ondenkbaar. Onbestaanbaar.

Terwijl de dames giechelend en relatief ongeschonden hun zitplaats op de achterbank bereikten, bleef ik de rust zelve. De regendruppels, gedragen door een stormachtige bries, kletterden in mijn gezicht. Mijn pas gecoiffeerde kapsel wist met een dergelijke hoeveelheid nattigheid ook geen raad. Haast bijna masochistisch genoot ik van een complete doorweektheid. Met de regen als mijn verleidelijke partner opende ik het erfhek. Ik nam plaats achter het stuur en drukte mijn zompige linkerschoen op het koppelingspedaal. Ik startte de inmiddels compleet beslagen bolide, om deze door weer en wind richting Groningen Centraal te sturen. Er diende afscheid te worden genomen. Van een beste vriendin nog wel. Al was het voor slechts twee weken.

Terwijl de regen onophoudelijk op de voorruit kletterde maakte de ruitenwisser overuren. Overtollig water deed de Rijksweg richting Groningen angstaanjagend spiegelen. Weilanden en akkers hadden moeite alle liters water weg te laten vloeien. De duisternis paste niet bij dit dagdeel. Jason Derulo bezong luidruchtig zijn It Girl. Baby you're the shhh girl. Soms keek ik quasi toevallig door mijn achteruitkijkspiegel. Ik zag de meisjes al pingend tekstvast met Jason mee playbacken. Crazy how we fit girl. This is it girl. Gelaten. Stilzwijgend. Afwachtend. Nog net niet verdrietig. Dat kon altijd nog. Straks op het perron.

We passeerden dorpen als ten Post en ten Boer. Garrelsweer en Garmerwolde. De sfeer werd meer en meer beladen naarmate de afstand tot de Martinitoren slonk. Ik zweeg. In diverse toonaarden. Gunde de dames hun moment en positioneerde mij ondergeschikt aan het vriendinnenlot. Trommelde wat mee op mijn stuur met Jason. Let me play it loud. Let me play it loud like... Oh Oh Oh Oh Oh...

We naderden het druilerige Groningse stationsgebied. Ik probeerde met een luchtige grap het ijs te breken. Kille ogen lieten mij nadrukkelijk via de achteruitkijkspiegel weten dat mijn geestigheid niets toevoegde. Ik richtte mijn vizier weer op het verkeer. De regen viel nog altijd onophoudelijk. Het parkeren bij het Centraal Station was als altijd wonderbaarlijk eenvoudig en verbazingwekkend dicht op het spoor. Vergeleken bij steden als Amsterdam en Utrecht een weldaad. Ik gaf de dames wat euro's om  te hamsteren bij een grootgrutter op perron 1 terwijl ik een parkeermeter vulde. Ik sjokte naar het perron. Gunde de meisjes nog wat laatste tijd samen.

Kort daarna hoorde ik een snerpend " Ruuuuuuuuud " mijn richting op waaien. Blij verrast dat ik blijkbaar toch werd gemist zocht ik naar de meiden. Ik trof ze aan bij de uitgang van de stationssuper. Handen gevuld met verantwoorde smoothie en een belegd broodje. Met magere kipfilet. Een gevulde koek ter compensatie completeerde het survival pakket. " Draag jij de tassen even" zette mij weer met de voeten op de grond. Het draaide even niet om mij vanmiddag. De meisjes namen afscheid. Geen groter leed dan dat.

Het was koud op het Gronings station en we waren zoals wel vaker veel te vroeg van huis vertrokken. De trein nog niet in aantocht en de wind was gemeen. Snerpend. Passend bij de omgeving. We zochten warmte in de stationshal en doodden de tijd. Ik werd gedoogd terwijl de meisjes ervaringen uitwisselden over welk type ' oortjes' het lekkerst zitten. Als ze naar Jason Derulo willen luisteren. Of Bruno Mars. Of een andere willekeurige artiest. Waarschijnlijk met een MTV crib.

De trein bleek gelukkig nog voldoende zitplaats te bieden. De meisjes namen afscheid en bleven stoer. Terwijl de één zich nestelde voor een lange rit, stond de ander te klappertanden. Veel te dun gekleed. Ik wachtte geduldig tot de trein vertrok. We zwaaiden en draaiden ons vervolgens snel om richting parkeerplaats. De warme auto lonkte. Om de aandacht af te leiden adviseerde ik haar.  "Je kan nu niet meer in een vest naar buiten". "Het is herfst".

donderdag 6 oktober 2011

Dierendag

Moederdag. Vaderdag. Secretaressedag. Dierendag... Een pot nat. De middenstand wrijft bij dit soort gelegenheden de handen warm. De consument consumeert naar hartenlust. Toch roept die laatste gedenkdag bij mij liefdevolle herinneringen op. Ik ontmoette mijn duif  ooit op deze dag. Ik sprak tot haar destijds voor het eerst waarschijnlijk legendarische woorden. Al weet ik niet meer welke. Ik ben dan ook bij tijd en wijle een verstrooide vogel. Maar na een serie succesvolle jaren samen toch vooral zo trots als een pauw. Of als een hond met zeven pielekes. Of een aap met zeven lullen. En hoewel ik niet bekend sta als feestvarken, ook dit jaar besteedde ik graag aandacht aan dit heuglijk jubileum.

Vandaar dat ik het aanbod van mijn lief voor een diner buitenshuis met genoegen accepteerde. A dinner for two. Just me and you. On the bicycle. To ten Post. In Groningen zijn de luchten dreigend en nadrukkelijk aanwezig. De wind lijkt vrij spel te hebben. Af en toe slechts onderbroken door een groepje windwerende bomen. Zo ook deze avond. Het deerde ons niet. Druistig stapten we op de tweewielers, zwaaiden nog even terloops wat gezinsleden uit, en wisten niet waar wij aan begonnen. Als vreemde eenden in Groningse bijten pedaalden wij door dorpen als Garrelsweer. Een openluchtmuseum met gratis toegang. Hollandsche taferelen met bruggen, bootjes en de allerliefste huisjes als toepasselijk decor. We slingerden mee met het Damsterdiep. Tot een imposante molen in zicht kwam. Het aangrenzende restaurant werd uitverkoren.

Nog nahijgend en licht bezweet zocht ik een vrije tafel in het modieus gestyleerde grandcafe annex restaurant. Een frisse jonge Grunningse stapte kordaat op mij af. "Gaat het een beetje meneer?" vroeg zij baldadig. "Mannen hebben de neiging nogal te overdrijven schijnt het" voegde zij er nog gehaaid aan toe. De toon was gezet. Nederig en bijna schuldbewust bestelde ik een bier en bestudeerde de gevarieerde kaart. Nog voor ik een keuze had gemaakt snakte ik als een dorstig paard naar een tweede glas gerstenat. Toch hield ik mij nog even gedeisd. Wenste niet nog een keer te worden gedist door een bijdehante Groningse tante.

Mijn tompouce met Hollandse garnalen en gerookte zalm was fraai gedecoreerd. Dikke lagen bladerdeeg verhinderden dat de smaak van vis overheerste. Het tweede biertje kwam al snel. Lief besloot zich kandidaat te stellen voor een ´proeverij´. Een zoveelste poging geitenkaas te lusten mislukte jammerlijk. Ook haar krabburger, tevens onderdeel van het palet aan voorgerechten, bleef deels onaangeroerd. Zij liet mij de kervelsoep proeven. Ik vergeleek het met champignonsaus. Eendenborstfilet completeerde het gevarieerde aanbod aan voorspijzen.

Tussen de gerechten door besloten wij tot een rookpauze buiten, aan de voet van de molen. Terwijl de kok mijn rundvlees medium probeerde te bakken, rolde zijn collega een boerenvarkensschnitzel door de paneermeel. De olijke serveerster bleek een perfecte gastvrouw. Evenals haar mannelijke, meer terughoudende collega. Meer een koele kikker. De tournedos bleek welldone. Ik maalde erop en niet om. Spruitjes oogden klein en aantrekkelijk. Toch durfde ik het niet aan. De Irish Coffees werden tot slot tevens buiten genuttigd.

De sfeer bleef nog lang gemoedelijk. We kletsten nog wat met onze favoriete bediende. Haar openheid en toekomstige dromen klonken aandoenlijk. Waar bij de een de Randstad lonkte, genoten anderen intens van een een nieuw leven. Een leven in Groningen. Als een vis in het water...

woensdag 5 oktober 2011

Ontmoeting

Hij had het zich niet voorgenomen om al voor zonsopgang wakker te zijn. Maar eenmaal uit bed lonkte het vroege, nog mistige platteland. Hij zocht in het donker naar makkelijke kleding. Van de onderste plank uit zijn kledingkast griste hij een merkloze trainingsbroek. Lelijk glimmend en geen toonbeeld van sportkleding om een afgetraind lijf. Net iets te grote lengtemaat waardoor de ritsen aan de onderkant over de plavuizen sleepten. Zijn naakte torso bedekte hij met een vest. Niet veel later was hij onderweg naar de schuur. Zijn domein. Gretig greep hij zijn werphengel. Een dag eerder in de wacht gesleept op een winkelcentrum in Delfzijl. Het gebrek aan zaterdagse klandizie gaf de havenstad die dag zoals wel vaker een desolaat karakter.

Een vitale jonge Daamse vader had het scenario voor deze warme nazomerse dag al uitgestippeld.  Hij zou voor dag en dauw opstaan om zijn pronkjewail op te halen bij een aanlegsteiger, even verderop richting Garrelsweer. Enkele maanden geleden was hij vader geworden. Hoewel trots, zijn leefwijze was onder druk komen te staan. Maar ondanks alle waarschuwingen vooraf was zijn paradepaardje nog altijd in zijn bezit. Hij erkende de dreiging van eventuele vroegtijdige verkoop. "Een jong gezin kost handen vol klauwen" sprak zijn moeder hem al eerder vermanend toe. Moederlief had goede bedoelingen gehad, maar was nu eenmaal niet erg sterk in spreekwoorden. Slechts gekleed in korte broek en teenslippers stapte hij achter het roer van zijn speedboot. Vandaag zou hij genieten van aanzien, snelheid en adrenaline. Alsof hij Sonny Crockett was en de hoofdrol speelde in Wirdum Vice.

De vissteiger lag beschut onder een knotwilg. Vele kleine boomblaadjes leken boven de steiger en het aangrenzende water te zweven. In werkelijkheid hingen zij aan onzichtbare restdraden spinnenweb. Het Damsterdiep ademde serene rust. Het water onbeweeglijk, de eenden en ander Gronings gevogelte nog verscholen in het riet. Met een vaatdoekje veegde hij het plastic viskrukje droog. Onhandig knoopte hij de haak aan het tuig. Hoewel een liefhebber was hij nooit een begenadigd visser geweest. Hij wist niet van diepte, aas, vistechnieken en vissoorten. De vangst deed ook minder ter zake. Het niets doen had prioriteit. Dolce far niente. Hij nam plaats op het inmiddels gedroogde krukje. Zijn dobber torende hoog boven het kabbelende water uit.

Hij startte zijn 4takt 5pk buitenboordmotor. De motor en schroef pruttelden eerst nog wat tegen. Maar na een flinke dot gas verscheen er een grote grijns op het gezicht van de jonggetrouwde vader. Alle ingrediënten waren aanwezig om er een magnifieke dag van te maken. Terwijl hij over zijn linkerschouder keek gaf hij meer gas bij en vertrok. De reis zou niet lang in beslag nemen. Van Garrelsweer naar Appingedam was een fluitje van een cent. Zeker op een tijdstip als deze, waarop het merendeel van de Groningse Ommelanders nog op een oor bivakkeerden. Zijn dolgelukkige vrouw, sinds kort toegewijd moeder, stond al gewapend met kinderwagen, babyparasol en ruim voldoende voeding op hem te wachten. Het gezin verkoos deze stralende dag de Groningse wateren met als vertrekpunt het Damsterdiep.

Erg bijtgraag bleken de vissen niet maar de hengelaar was in zijn element. De zon had zich al nadrukkelijk gemeld en de dauw verdreven. Het was aangenaam toeven langs de plantenrijke oever van het Damsterdiep. Ekensteiner kraaien vlogen af en aan. Een enkele vroege jogger passeerde hijgend aan de overkant van het water. Rust en stilte heersten tijdens deze zondagochtend. Slechts een zacht gebrom klonk vanuit de verte. Nadat hij zijn gebrekkig geknoopte vishaak had voorzien van nieuwe mais, wierp hij deze richting het hoge riet aan de overkant. Het gebrom vanuit de verte werd alsmaar luider. In eerste instantie leek het nog op een trekker. De boeren in de omgeving doen op de meest onmogelijke tijden hun noeste arbeid. Tot het moment dat het kabbelende water onrust aankondigde.

Niet veel later naderde een jonge vader met een vorstelijke grijns op zijn tronie. Hij had zijn kans geroken en gegrepen. Vol gas en met de punt van de boot steil naar boven wijzend, scheerde hij door het meanderig kanaal. Eenden en vogels namen hoe vreemd ook de benen. De volwassen visser zag het schouwspel aan en schatte snel de risico's in. Hij zag dat jeugdige onbezonnenheid aan het roer stond van de raceboot. Snel en behendig haalde hij zijn lijn binnen. Het water werd door de krachtige motor in tweeën verdeeld. Een langgerekte V-vorm werd zichtbaar achter de boot. Golven naderden en de vissteiger kwam voor het merendeel onder water te staan. Bij het passeren groette de jonge vader zijn provinciegenoot op de steiger met een olijk "Moi!". De visser kon een glimlach niet onderdrukken, ruimde zijn hengel op in de schuur. De vroege ochtend was voorbij.

dinsdag 27 september 2011

Stofzuiger

Ik schrok even toen hij zijn hoofd om de hoek van de slaapkamer stak. "Euh papa" begon hij zoals wel vaker zijn eerste zin. Het was bijna middernacht. Niet het tijdstip dat je nog bezoek aan bed verwacht. " Kan jij misschien even met de stofzuiger naar boven komen? Ik heb zo'n last van muggen en andere dieren". Ik vroeg mij direct af welke diersoorten nog meer tot overlast zouden kunnen zijn. Mijn fantasie sloeg op hol maar bij de python haakte ik af. Gezien het tijdsstip besloot ik de stofzuiger te laten voor wat het was. In plaats daarvan verhuisde ik zijn matras naar de kamer van zijn zus, die verder insectenvrij was. De verdere nacht bleef het rustig.

Ik was niet verbaasd dat mijn lief een beroep op mij deed. Het was nu eenmaal mijn rol en ik vervulde deze met verve. "Euh Ruud" begon zij haar verzoek wat weifelend. De toon waarop zij sprak hield het midden tussen paniek en onrust. De donkerzwarte spin met imposant lijf rende over het dekbed. Op zoek naar beschutting. Ik greep een willekeurig stuk papier om haar en de spin te verlossen. De een bleef onder het dekbed, de ander vervolgde zijn onzekere reis op het erf.

De serre heeft een adembenemend uitzicht over het Damsterdiep. Een ideale omgeving ten tijde van ontspanning. Insecten van divers pluimage zoeken hier dan ook hun heil. Ook zonder te hebben gedronken zie ik hier allemaal beessies. Spinnen doen verwoede pogingen een tijdelijk onderkomen te vinden. De snelheid waarmee zij hun ambachtelijke web hier denken te fabriceren maakt indruk.Ik zie ze als mijn bondgenoot en we hebben meer gemeen dan anderen denken. Zo zijn wij beiden passieve jagers. Ook mijn voedsel komt vanuit mijn stabiele web dagelijks naar mij toe. Toch staan wij tegelijkertijd mijlenver uit elkaar. Ik word door het gezin gedoogd. Hij niet.

Labiele muggen lijken in tientallen met Pattex aan het hagelwitte plafond in de serre gelijmd. Het soms ineens penetrante oorgezoem heeft het effect van nagels over een schoolbord. Het Dagblad van het Noorden diende in eerste instantie als uitstekende flexibele muggenkiller. Veel meer genoegen biedt deze krant ons overigens nog nauwelijks. Maar de niets verhullende bloedspatten op het maagdelijke wit gaven de serre omgeving weinig cachet. De nietsnutten met niet functionerende zuigsnuiten dienen geen enkel doel en scoren hoog in de familiaire irritatie top 5.

Ook verre familie van de mug komt met stip binnen in deze hitlijst. De vlieg. Een enkele keer uit de bromsoort. De bromvlieg is het dikke irritante neefje. Toch houdt deze reus meestal gepaste afstand. Dit geldt zeker niet voor de huisvlieg. De Opel onder de vliegachtigen. Dit zijn de vasthouders en ze raken zelden van slag. Bijtertjes die bijna dwangmatig hun vieze ontlastinspootjes ergens op het menselijk lijf wensen te planten.

Alvorens dan ook van de welverdiende rust in de kalmerende serre te kunnen genieten ga ik, gewapend met stofzuigerslang, de insecticiden te lijf. De zuigkracht van het gele monster met blije ogen is imponerend. Geen enkel dier lijkt veilig voor dit multifunctionele apparaat. Zelfs de python zou zijn beste beentje voor moeten zetten. Zou hij deze hebben. Ik zuig het plafond weer smetteloos wit en de gordijnen insectenvrij. Het is vervolgens goed toeven in de serre. Na een succesvolle jacht.

Ik spaar hierbij overigens mijn geleedpotige kompaan. De spin. Tot ze te dichtbij komen. Dan is ingrijpen gewenst.

zondag 25 september 2011

Huwelijksboot

Ondanks dat ik haar bestuurderscapaciteiten vooraf nogal flauw in twijfel had getrokken, manoeuvreerde zij de gigantische touringcar met souplesse door de smalle Weesper straten. Armen als bielzen. Klein postuur maar stevig van stuk. Dit was pas een touringcarwijf in optima forma. De bocht niet gehaald? Even achteruit insteken. Die vrouw beheerste het gevaarte zoals Anky van Grunsven ooit Bonfire. Het laatste stukje weg naar onze eindbestemming diende te voet te worden afgelegd. Onbereikbaar voor de touringcar. Ze was er ziek van. Dat stoere wijf. Haar missie was niet volledig geslaagd. Een ware prof.

Ik droeg de maxi-cosi van een aangetrouwde nicht naar het schip. Gezien haar pregnante status geen overbodige luxe. Daar waar haar man zijn Zuid-Amerikaanse handen al vol had aan de oudste nakomeling. Ik telde mijn zegeningen. Dan maar af en toe een puber in huis met hormonale onrust. Dat is toch makkelijker te negeren dan zo'n schreeuw om voeding of een kreet uit slaapbehoefte. Meerdere ouders van jonge kinderen waren druk in de weer en dwongen respect af. Een klein snottebelmeisje hing verlegen en met vuurrode wangen over de schouder van haar vader. Zij keek mij minachtend aan. Haar signaal was onmiskenbaar: ' Blijf uit mijn buurt'. De speen in de mond ten teken dat communicatie geen optie was. Even verderop renden twee broertjes achter elkaar aan. Rode haren kort geschoren. Sproeten en een uitstraling die Pietje Bell en Ciske de Rat zouden doen sidderen.

Eenmaal aan boord werd ik van harte welkom geheten door mogelijk de oudere zus van Mary Borsato. Maar dan gekleed in een kittig sprankelend witte marine-outfit. Een strakke vouw in de luxe smetteloze pantalon met daaronder stilettohakken. Het geverfde blonde haar hoog opgestoken. De opvallend kitscherige bril streng op haar neus. Ik enterde het schip en plaatste de maxi-cosi in een willekeurige hoek. Ik zette alles nog eens even voor mijzelf op een rijtje: ' de zon schijnt overtuigend, het schip heeft een riant zonnedek, die marinetypes zijn er vast om mijn innerlijk te voorzien van diverse geneugten, ik zie overwegend lachende mensen. Geen enkele reden dus om huiverig te zijn voor welk onheil dan ook.'

Terwijl het schip de haven verliet kaapte mijn lief een stuk slagroomtaart voor mijn neus weg. Ik gunde het haar. Eerder waren wij al overeengekomen dat ik na afloop terug zou rijden naar Groningen. Die slag had ik slinks gewonnen. Tot het moment dat ik de eerste goudgele stapelglazen met riante schuimkragen naar het zonnedek gedragen zag worden. Ik voelde mijn droge keel en moest even slikken. Er bleek onvoldoende speeksel. Na twee ondeugende biertjes besloot ik over te gaan op hemels koude cola. Coca als ik mij niet vergis. Ik accepteerde het non-alcoholfeit gelaten en legde mijn gepoetste schoenen op de reling. De zon gaf de Vecht nog meer grandeur. Ik absorbeerde de laatste septemberstralen.

Mijn aandacht voor de buitenomgeving verslapte tijdens het buffet op het benedendek. Zodra de smaakpapillen worden geprikkeld lijken mijn overige zintuigen tijdelijk verdoofd. Toch hoorde ik achter mij een nadrukkelijk Gronings dialect. De provinciegenoot bleek het prototype van een verre Grunnigse oom. Handen als kolenschoppen. Zijn postuur imponerend. Zijn dialect onvervalst. Zijn energie afgezet tegen zijn leeftijd deed mij krimpen. Ik bekeek mijn stadse kantoorhanden en voelde mij een Gronings groentje.

De avond viel en het bovendek oogde levendig. Het schip naderde het Amsterdamse IJ. De bedrijvigheid en het industriële karakter staken schril af tegen de romantiek van de Vecht. Moeders met hun dochters poseerden ongemakkelijk lachend op het achtersteven. Met het Amsterdamse stationsgebied en de ondergaande zon als betoverend decor. Mannen dreigden elkaar bij wijze van grap over de reling te sodemieteren. De kapitein speelde mee en hield een zwemband paraat. Mijn oog viel op een oudere gedistingeerde dame. Ik informeerde zijdelings naar haar staat van dienst. Reed nog auto en hielp de zwakkere bejaarden uit onze samenleving soms een handje. Zij bewoog moeiteloos over boven- en benedendek en oogde fit en frivool. Ruim in de tachtig naar later bleek.

Ik zag een ervaren en inmiddels bejaard zeevaarder onzeker over het dek stiefelen. Zijn rollator als zijn trouwe bondgenoot. Zijn ogen onrustig heen en weer bewegend, op zoek naar mogelijke gevaren of belemmeringen. Hoewel de onzekerheid van hem afdroop weerde hij zich kranig. Parkinson is nu eenmaal geen prettige reisgenoot. Ik constateerde met gepaste trots dat mijn pubers peuters vermaakten. Zelfs het snottebelmeisje bleek ontdooid en ondeugend. Jonggeliefden bewogen ongedwongen en gemakkelijk tussen oudere generaties. Een echtpaar met 40 huwelijkse dienstjaren stond in het middelpunt. Verhalen werden verteld. Herinneringen opgehaald. Geschiedenis geschreven.

De temperatuur daalde snel en het schip legde aan op een verlaten bedrijfshaven, niet ver van Zaandam. Een houthandel, drijvende gevangenis en verweerd huis op vermolmde palen bepaalden het sfeerbeeld. Voldaan en vermoeid betrad het voltallige gezelschap de bus. Waar vervolgens kleine kinderen in slaap werden gewiegd. Volwassen dochters hun hoofd lieten rusten op hun moeder's schouder.
En laatste restjes energie werden uitgeblazen.

Eenmaal teruggekeerd bij het oorspronkelijke vertrekpunt drong de realiteit tot mij door. Voor ons resteerde nog een laatste, zij het stevige etappe. Ik maalde er niet om. Ik dankte de gastheer en dame oprecht en vertrok in noordelijke richting. De snelweg werd donkerder naarmate de kilometers vorderden. Binnen nam de stilte toe. Even voor middernacht naderde ik Groningen. Mijn nieuwe thuis.

Dit blog is opgedragen aan Hans en Thea.

zondag 18 september 2011

Schuur

Ik ruim de vaatwasser uit. Het is zaterdagochtend. Diepe borden bij diepe borden. Plastic voorraadbakjes laat ik nog even nadrogen. Tegen mogelijk bacterieel gespuis. Theelepeltjes in het daarvoor bestemde potje, net naast de koffiezetter. Bestek gesorteerd. Gemak dient de mens. Maar nog voor ik aan de onderste lade van de vaatwasser toekom, besluit ik richting droogmolen in de aangrenzende tuin te lopen. Naderende donkere wolken pakken zich namelijk samen boven mijn landgoed. De constante strijd tussen de schone, hangende was en de elementen maakt dat ik mijn keukenklus tijdelijk staak.

Buiten gekomen staar ik naar de dreigende lucht terwijl een nog klamme, hangende handdoek theatraal in mijn rechterhand rust. Ik twijfel. Onheilspellende Groningse luchten hebben mij wel eerder op het verkeerde been gezet. Ik wacht nog enkele minuten zonder mij te verroeren. Zonder dat ik durf te beslissen. Al wachtend corrigeer ik de droogmolen in een meer verticale stand. Het apparaat hangt al sinds de aanschaf ergerlijk scheef. De kleigrond lijkt niet in staat de benodigde stabiliteit te verschaffen. Ik besluit het risico te nemen de droogmolen te laten voor wat het is en verleg mijn aandacht naar de schuur. Mijn domein. Daar waar ik de scepter zwaai. Alleenheerser ben en onder voorwaarden bezoek gedoog. Ik ben trots op mijn tweede verblijf. Een dubbele. Met tussenliggende vide. Handig voor houtresten.

Terwijl ik de eerste van twee schuren open hoor ik mijn naam schallen. Ik neem aan dat mijn hulp of assistentie gewenst is en kuier langzaam terug richting woning. Lief maakt aanstalten om met witkalk de sombere keuken om te toveren. Slechts de zware emmer moet nog worden geopend. Mannenwerk. Ik zie vanuit mijn ooghoek de vaatwasser. Gniffelend herinnert de machine mij aan een niet volbrachte taak. Ik negeer het apparaat. Leegruimen kan altijd nog. Meer dringende zaken hebben nu voorrang. Vliegen, muggen en ander geleedpotig gespuis hebben kolossaal asiel aangevraagd in de woonboerderij. Ik besluit, zoals overigens alle dagen, een streng asielbeleid te hanteren. De stofzuigermond doet zijn werk vervolgens gulzig. Niet bepaald halve maatregelen. Een klusje van niets. Even tussendoor.

Ik verleg mijn focus weer richting schuur. Daar waar verschoven, gegooid, geschroefd, verplaatst en geruimd moet worden. Nog voor ik kans krijg de voordeur te openen loopt mijn dochter mij zo goed als omver. In haar armen draagt zij een wirwar aan kampeermateriaal. Meters scheerlijn omwikkelen in een kluwen dat wat ooit een tent was. Restanten van een overigens geslaagd schoolkamp. Haar ogen spreken niet maar smeken. Om hulp. Ik knik vaderlijk. Zij rent vervolgens opgelucht verder. Ik leg het natte tentdoek te drogen. Niet ver van de droogmolen...

Eenmaal in de schuur beland begin ik vol overgave en enthousiasme aan mijn klus. Een plan heb ik niet. Er is teveel ruimte lijkt het. Ik begin met het verplaatsen van restmaterialen. Van rechts naar links. Vervolgens verzamel ik een surplus aan latten, plinten en planken. Altijd handig. Ik draag de stapel hout op mijn rechterschouder om deze vervolgens richting vide te verplaatsen, buiten tussen de twee schuren in. Terwijl ik de schuurdeur met mijn vrije linkerhand open, slaat de schrik mij om het lijf. Spetters zijn druppels geworden. Een hoosbui lijkt onontkoombaar. Ik laat in paniek mijn stapel hout vallen en spoed richting droogmolen. Bijna struikel ik over de te drogen gelegde kampeertent. Of althans de resten hiervan. Ook de tent neem ik mee naar binnen om deze gedisciplineerd en zorgvuldig in een veel te kleine bijgeleverde tas te proppen. Radeloosheid dreigt. Vertwijfeling blijft over. Ik mis mijn schuur.

Het is zondagochtend rond tien uur. Weifelend loop ik, half in pyjama nog, richting schuur. Ik orden en versjouw. Ik veeg en schroef. Ik organiseer en geniet. Ik ben gek op mijn schuur.

woensdag 14 september 2011

Piano

Het apparaat leek rechtstreeks uit een saloonscène van Lucky Luke te komen. Enkele toetsen ontbraken op het klavier. Of lagen er los op. Een koperen, krakkemikkig spotje met kaarsenlamp had licht moeten schijnen op de muziekboeken met toonladders. Maar weigerde dienst. De laklaag op de piano oogde alsof het ooit op brute wijze met een Bosch schuurmachine in aanraking was gekomen. De piano. Een charmant vehikel. Een vals meubelstuk.

Dat de piano niet mee zou reizen naar Grunn was wat mij betreft al vroeg duidelijk. Het gedrocht leverde mij niets dan ergernis. Het trok stof aan zoals coca cola wespen.  Een enkele keer opende een puber wel eens de zware klep. En confronteerde mij vervolgens met een ingestudeerd deuntje. Geleerd op school. Ik reageerde altijd en consequent theatraal enthousiast. Maar ergerde mij aan de ontelbare valse tonen van het onderkruipsel dat zich piano durfde te noemen. Het mocht wat mij betreft de benaming ' instrument ' nauwelijks dragen.

Regelmatig deden wij al verwoede pogingen het apparaat te slijten. Maar durfden het met goed fatsoen niet aan te bieden aan vrienden of familie. Daarmee zouden we teveel op het spel zetten. Een maatschappelijk verantwoord goed doel moest het worden. Daar kun je tenslotte altijd alles kwijt. Vergelijkbaar met de vuilstort. Daarom ook benaderden wij een Utrechts hostel voor drugsverslaafde medemensen. Tot mijn geringe verbazing reageerde de leidinggevende van de zorginstelling niet of nauwelijks op ons aanbod. Blijkbaar toch kritisch op willekeurige giften. Wellicht wilde hij ons niet voor het zo goed als Groningse hoofd stoten. Maar de piano raakten we aan hem niet kwijt. Waarschijnlijk bang dat zijn dikwijls geagiteerde bewoners elkaar zouden gaan bekogelen met losliggende toetsen.

Ons oude huurhuis was op een enkel wasrek na leeg. Er lag her en der nog wat gereedschap. In de keuken nog een fles siroop. Grenadine. In de tuin nog een vergeten hark. In de schuur nog een handige trolley met zwenkwielen. In de hoek van de kamer nog een piano... Al onze pogingen om de piano te lozen leken gedoemd te mislukken en de verhuizing was bijna een feit. Tot ik haar in de verte zag naderen. Lang en mager. Nette grijze broek met een keurig strakke vouw om de veel te dunne benen. Stevige hakken accentueerden onnodig haar lengte. Haar kapsel stijl en halflang geknipt. Met een lok die zij telkens met een ferme hoofdzwaai streng corrigeerde. Ik wachtte haar brutaal op, half leunend op een volle grijze kliko. Nog voordat ik groette confronteerde ik haar: " Jij wilde toch een piano voor je dochter ? " " Euh, ja " reageerde zij licht geschrokken. Mijn overrompelingstactiek leek vruchten af te werpen. Ik wees haar op de praktische wieltjes onder die grappige, nostalgische piano. Ik kon desnoods de piano per direct rollend haar richting op vervoeren. Slechts enkele deuren verderop! Een aanbod dat zij niet kon weigeren.

Ik ritselde een zwager en regelde een neef.  De wieltjes onder de piano leken vierkant. De trolley met zwenkwielen kwam nog van pas. Hoewel de wijze waarop erkende verhuizers zou doen wanhopen, de piano eindigde uiteindelijk in het midden van buurvrouw's woonkamer. Ik keek wat om mij heen en werd mij bewust van de penetrante hondenlucht. Een plasje op het laminaat, net naast de piano, deed het ergste vermoeden. De eettafel lag bezaaid met stapels post, gevulde asbaskken en onoverzichtelijk veel prullaria. Van enige orde of hygiëne was hier geen sprake. Een beter adres voor dit apparaat was niet denkbaar. Ik wenste het gezin veel speelplezier, dankte mijn hulp en wandelde terug naar mijn vrijwel lege rijtjeshuis. Een glimlach op mijn vermoeide gezicht rijker. Een piano armer.

vrijdag 9 september 2011

Vrij

Een voorzichtig gevoel van euforie was al voelbaar. Toch was ik nog op mijn hoede, alvorens ik een vreugdesprong durfde te maken die de schaal van Richter waarachtig zou doen uitslaan. Het zag er lange tijd niet naar uit, maar ineens leek het moment daar te zijn. Aangezien ik vooraf geen rekening had gehouden met deze mogelijkheid, was de surprise des te groter. Eerst had ik nog wat plichtmatige vervoerstaken en een minder aanlokkelijke, zakelijke klus te klaren. Maar dat zou spoedig achter de rug zijn. Aansluitend begon een periode van complete vredigheid, geluidloosheid, sereniteit en ontspanning. Na weken van verhuizen, verzorgen, verbouwen en verwonderen brak een periode aan van complete vrijheid. Ik zou even alleen zijn met mijn uitverkorene. Al was het slechts voor luttele uren...

Voor de zekerheid fietste ik nog een keer mee met de eerstejaars. Richting bushalte. De drukbevolkte provinciale weg naar Groningen werd gemeden middels een fietstunnel. Zoals wel vaker bleken we ruim op tijd. De volgende keer zouden we minstens tien minuten later kunnen vertrekken. Bij de halte aangekomen nestelden de tieners zich op de zitbank onder de abri. De tijd van het opstaan voor ouderen is blijkbaar vervlogen. De bus bleek een aanzienlijk aantal minuten te laat. Met zwaar bepakte schooltassen om de veel te ranke schouders, stapten de hummels in de bus. Ik wilde getuige zijn van dit feit. Om zeker te zijn dat de eerste horde naar onze aanstaande gelimiteerde vrijheid was genomen.

Eenmaal weer thuis, op geringe afstand, besloot ik een koffie te nemen. Het was nog vroeg in de ochtend. Hoewel de eerste hindernis vlekkeloos verliep was ik er nog niet. De baard moest nog geschoren, de laatste dochter nog afgeleverd en het zakelijk oponthoud afgewerkt. De baard bleek geen grote belemmering. Hoewel het groeisel toch minstens een week oud was, het volume van het gezichtshaar bleef binnen acceptabele marges en dus snel verwijderd. Ook de laatste dochter was rond het geplande tijdstip aan het Gronings onderwijs overgedragen en toevertrouwd. Zelfs de laatste zakelijke hobbel verliep naar behoren. Binnen 30 minuten stond ik op weer straat. Tevreden met het uiteindelijke behaalde resultaat.

Ik verliet het kantoor van mijn zakelijke gesprekspartner. Een klassiek gebouw dat in vroeger jaren als woonhuis moet hebben gediend. De zon scheen flauwtjes over de Groningse binnenstad. De auto stond niet ver geparkeerd. Blijmoedig stapte ik in en reed de provinciale weg op, daar waar het Damsterdiep zijn oorsprong vindt. Ik volgde het kanaal gedurende zo'n 19 kilometer richting huis. Zomerse muziek begeleidde mij naar datgene waar wij zo lang naar hadden verlangd. Even helemaal niets.

Ik parkeerde de auto buiten het erf. Dat scheelde dierbare minuten. Het bezitten van een eigen erf met dito hek kende ook zijn nadelen. Uitstappen, hek open, weer uitstappen, hek dicht. Zinloos tijdverspilling. Ik stapte naar binnen door de openstaande voordeur. Ik zag mijn allerdeliefste al onderuitgezakt op de bank hangen. Ze begroette mij met een stralende glimlach. Twee zielen hadden een zelfde gedachte en deelden deze vervolgens met elkaar. Ik ontdeed mij van het vermoeiende schoeisel en plofte neer. De komende uren werd er niets van mij verlangd. Was ik baas in eigen huis.

Terwijl ik mij net in een horizontale positie manoeuvreerde, schrok ik van een luid Nokia berichtensignaal. Tudum, tudum dum klonk het onheilspellend. Nog voor mijn hartendief haar berichtenvenster had geopend kwam ik alweer recht overeind. Ik wachtte het bericht niet af, greep gelaten naar mijn schoenen, stond weer op, reikte naar mijn autosleutels en reed westwaarts terug naar Groningen. Alwaar een zieke scholiere instapte.

maandag 5 september 2011

Buikpijn

Zij is iets jonger en bijna een kop groter. Adidas jackie om de schouders en ringvormige hangers in de oren. Blackberry in de aanslag. Ze pingt sneller dan haar schaduw. Een regelaar en ritselaar tegelijk. Neemt geen genoegen met nee. Zorgzaam en initiatiefrijk, stevig in haar schoenen.

Hij is iets ouder en bijna een kop kleiner. Een nar met zelfvertrouwen dat neigt naar arrogantie. Een echte kerel met alle gevolgen van dien. Charmant maar weinig zelfredzaam. Een gamer en een player. Laat zich graag in de watten leggen.

De avond voorafgaand aan de komende dag overheerste de buikpijn. Vreemd hoe geestelijke spanningen zich zo vaak openbaren in en om de maagstreek. En hoewel empathisch vermogen niet mijn meest aansprekende eigenschap is, ik toonde begrip. Niet alleen stonden ze vanaf morgen gebrandmerkt als ' brugpieper', het was tegelijkertijd een school uit het voortgezet onderwijs in de hoofdstad van het Noorden. In plaats van een school in de nabijheid van het vertrouwde Utrecht. Daar waar de wegen bekend terrein zijn en de mode up to date. Utrecht. Daar waar iedereen verstaanbaar praat.

Het ontbijt werd geserveerd en meligheid heerste. Elf weken vakantie bleken er minstens twee teveel. Haar kleding lag al dagen geleden klaar, destijds kritisch door haar geselecteerd. Voor hem gisteravond uitgezocht. Door haar. Evenals de schoolspullen. Ruim op tijd reden we richting stad. Eenmaal in de nabijheid van school bleek er nog minstens 30 minuten speling. We wandelden wat en collega brugpiepers krioelden in de omgeving. Makkelijk te herkennen aan de grote rollen kaftpapier in de veel te kleine rug- en schoudertassen. Op zo'n 30 meter van de hoofdingang trok ik mij terug. Daar waar een denkbeeldige streep was getrokken. De scheidslijn waar onzekerheid transformeert in onafhankelijkheid.

Enkele uren later verlieten twee zelfverzekerde tieners via twee imposante deuren het statige gebouw. De wangen vuurrood en de voeten vermoeid. Elk 9 kg ongekafte boeken zwaarder. Contacten waren gelegd en kennis werd gemaakt. Gebrekkige communicatie vanwege een eventuele taalbarrière bleek tot opluchting geen belemmering. Ook op andere fronten was geen van beiden uit de toon gevallen. De school kreeg het eindcijfer negen. De buikpijn was verdreven.

zondag 4 september 2011

Regenton

Het was een perfecte, warme nazomerdag in september. Het gras van het door ons zelfbenoemde ploegveld stond decimeters hoog. Vandaag was bij uitstek de ideale dag om de pas aangeschafte elektrische maaier te testen. Vooraf had ik weinig vertrouwen in het functioneren van mijn nieuwste aanwinst. Het vele prullerig ogende, schreeuwerige plastic beloofde weinig goeds. Ook het feit dat de maaier was gekocht bij een Duitse grootgrutter, met geelblauw logo, schepte vooraf weinig vertrouwen.

Het resultaat was desondanks verbluffend. Takken, stenen en plastic bloempotresten deerden de maaier niet. Als een Germaanse krijger ploegde het apparaat zich feilloos en zonder mopperen door het hoge gras. Het reservoir, inhoudscapaciteit 50 liter, vulde zich telkens in rap tempo. Samen met mijn zoon vroeg ik mij af waarom 50 liter in dit geval niet overeenkwam met 50 kg. Beiden bleken wij wederom geen uitblinker in het exacte vak natuurkunde. Ik accepteerde mijn onwetendheid. Ik was wel vaker te betrappen op het onvermogen, antwoord te geven op de dikwijls meest basale vragen.

Het maaien diende een hoger doel. Het merendeel van het sympathieke pubertuig wenste de nacht in een tent door te brengen. Bij voorkeur op het ploegveld. Ik steunde dit initiatief, hoewel dergelijke volksverhuizingen mij vaak meer inspanning kosten dan dat het gerief oplevert. Het opzetten van de tent kostte weliswaar geen moeite. Het tijdelijk puberverblijf bleek verrassend genoeg zelfs nog compleet. Al hielpen de verbogen tentharingen niet mee, het overnachten in het kortstondige verblijf met vertrouwen tegemoet te zien.

Alvorens de matrassen konden worden versleept, diende nog slechts het licht aan de schuur gerepareerd. Het was de enige lichtvoorziening in de nabijheid van het ploegveld. De lamp, bevestigd aan de schuur direct boven een regenton, weigerde dienst sinds een dag of twee. Ik probeerde met een eenvoudig keukentrapje de lamp te naderen. Helaas ontbrak het mij aan lengte. Behoedzaam plaatste ik mijn rechtervoet op de regenton, op zoek naar steun en lengte. Terwijl mijn voet leek te rusten op het deksel reikte ik naar de lamp. Niet veel later klonk een schreeuw en vervolgens een luidruchtige vloek. Mijn rechterbeen zakte inclusief klomp dwars door de regenton, waar mijn linker nog wankelend achterbleef op de keukentrap. Mijn kruis verkoos het midden, de bovenstande metalen rand van de regenton.

Terwijl ik mijn doorweekte spijkerbroek uit het nadrukkelijk geurende water terug haalde, gaf de lamp onverwacht en bijna sadistisch weer een teken van leven. Nog zonder dat ik ook maar een poging tot herstel had ondernomen.

vrijdag 2 september 2011

Goeiemoggel

Wekenlang zat het apparaat roerloos en ongewenst verstopt in een lastig vouwbare, Wehkamp verhuisdoos. Slechts de monitor was geplaatst. Om schade aan het LCD scherm te voorkomen. Bijna een maand na de emigratie naar Wirdum besloot ik de doos met computer toebehoren uit te pakken. Waarna het kartonnen omhulsel zou verdwijnen in één van de schuren. Daar waar de afvalberg inmiddels tot grote hoogte was gestegen. De vuilstort van Usquert, op slechts 30 minuten rijden, zou likkebaarden bij het zien van deze hoeveelheid overtollige planken, verpakkingen, vuilniszakken, deuren, stortbakken en meer afgedankt danwel gebruikt materiaal.

Het plaatsen van de computer in het stevig verankerde wandmeubel van Ikea ging mij soepel af. Hoewel mijn rechterhand over het algemeen een kopie is van zijn linker soortgenoot, was deze klus aan mij wel besteed. Al spoedig functioneerde de desktop naar behoren. Slechts één icoon, duidelijk zichtbaar rechts onder in beeld, gaf door middel van een ferm rood kruis aan dat blijkbaar nog niet alles vlekkeloos opereerde.

Verbinding met het internet liet nog minstens elf dagen op zich wachten. Daar maakte het rode kruis door het icoon geen geheim van. Al wekenlang werden wij geteisterd door het ontbreken van internet. Een terloops aangeschafte dongel, als tijdelijk alternatief, bleek al eerder een desillusie. Meerdere keren had ik met liefde de kpn usb stick in het Damsterdiep willen sodemieteren. Uit pure woede en frustratie, dat de laptops geen samenwerking wensten aan te gaan met een dergelijk onbenul van een dongel.

Dagenlang stond de statige desktop computer vrijwel onaangeraakt te wachten. Op iets wat voorlopig nog niet zou komen. Een computer zonder internet is een oninteressant gereedschap.

Ik reed ontspannen terug van Amsterdam naar Wirdum. Het schemerde en het avondrood ter hoogte van Lelystad zag er indrukwekkend en overweldigend uit. Ik zong mee met Freddy Mercury tot ik schor werd. Ik boog al rijdend voorover en legde ontspannen mijn armen over het stuur. Al was dat ook om mijn rug te rechten. De vele afgelegde kilometers van de laatste weken hadden hun sporen nagelaten op het stramme lijf. Licht euforisch naderde ik Groningen stad. Daar waar alle bestuurders zich opvallend gehoorzaam aan de maximum snelheid houden. Nog een verkeerslus was ik verwijderd van de provinciale weg. De toegangspoort tot 10 dagen verlof.

Het begrip ' thuis komen' had voor mij pas sinds kort betekenis gekregen. Daar waar ik in de Randstad terug kwam van mijn werk, lijkt het of ik in Groningen terugkeer van een expeditie. Zowel geliefde gezinsleden als huiselijk vee begroeten mij telkens weer enthousiast en vol overgave. Ik dronk nog wat en we kletsen bij. De sterrenhemel was imposant. Al snel besloot ik te gaan slapen. De afgelopen weken bleken intensief en vermoeiend. De vele indrukken en de noeste arbeid hadden mijn leven volledig op zijn kop gezet. Hoog tijd om het gaspedaal voor een ruime week te ontzien.

De poes wekte mij door in het holst van de nacht afwijkende geluiden ten gehore te brengen. Ik moest dit gejengel stoppen en stapte om klokslag 04.30 uur mijn bed uit. Mijn rug kraakte. Net als mijn voeten. Ik kssste de kat weg en bleek opvallend wakker. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om nog een keer een laatste poging te doen. Ik zocht de vermaledijde dongel en sloot deze aan op de sinds kort aangesloten desktop. Even leek het erop dat de frustratie weer naar boven kwam. Maar al snel functioneerde alles naar behoren. Verbinding met de buitenwereld was na vier weken een feit en internet een gegeven. Eindelijk weer bloggen.

zondag 14 augustus 2011

Spade

Ik bekeek de restanten van de knotwilg met argusogen. Het was niets meer en zeker niets minder dan een ongeorganiseerde stapel onbruikbaar resthout. Voor ons achtergelaten namens eerdere eigenaars.
Als bezeten en bewapend met tuinhandschoenen, voor een prikkie op de kop getikt, begon ik aan het karwei. Geen tak, stam of stronk hield mij tegen. Even waande ik mij deelnemer aan een uitzending van ’de sterkste man’. Waarschijnlijk op de buis gebracht door de AVRO.

Na het grove werk restte nog slechts het fijne. Met mijn spade in de hand schepte ik het laatste afval van de knotwilg in de daarvoor bestemde bak. Meer en meer legde de schep een vondst bloot. Het geknerp van het metaal op steen nam alsmaar toe. Van ’sterkste man’ was ik ineens archeoloog.

Het werk zat erop. Het lijf voelde goed en de kop was leeg. En een parkeerplaats blootgelegd.

donderdag 11 augustus 2011

Delfzijl

De transporter biedt plaats aan negen passagiers incl. bestuurder. De bus was op een stoel na afgeladen. De regen kletterde neer terwijl ik de bus richting Delfzijl stuurde. We passeerden Appingedam. Ik vertelde mijn aanhang belerend over de hangende tuinen, daar waar ik keukens bedoelde. Wijselijk besloot ik te zwijgen.

Delfzijl werd snel bereikt. We passeerden het station waar de boemel richting Groningen vertrekt. We naderden de haven en de stad leek het eindpunt van Nederland. We aten fish en chips. Terwijl de vloedsnelheid ons verbaasde zagen wij Duitsland aan de overkant. De haven was verlaten en de regen leek hier een permanent decorstuk.

Ik dankte de eigenaar. Een vriendelijke Groninger met een dienstverlenende mentaliteit. Even verderop stonden sportief ogende auto’s naast elkaar opgesteld, begeleid door ronkende dubbele uitlaten. Ik naderde de groep jongeren. De weg in de haven bleek doodlopend. Ik draaide de bus naast de raceauto's. De coureurs gniffelden wat. En wij reden terug naar Wirdum.

woensdag 10 augustus 2011

Schoeisel

Ik draag ze als ik even snel naar de schuur ren. Ik negeer daarbij de zoveelste regenbui. Ik trek ze aan als ik het afval verwijder naar een volgende opslagruimte. De berg overtollige materialen en verpakkingen neemt hier overigens zorgwekkende vormen aan. Ik stap erin als ik de gevallen peren in het Damsterdiep wil gooien. Dit helpt het aantal steekachtigen drastisch te reduceren in aantal.

De basiskleur lijkt rood. Lief nam er vandaag twee paar van mee. Griste ze weg uit een bak met restanten bij een lokale winkelier. Lief en blond van kleur. Met een afdruk van roze anemonen en een enkele vlinder, her en der verspreid over de gemakkelijke instappers. Twee maten te klein.

Ik zit buiten en kijk door de serre naar binnen, waar zowaar al sprake is van sfeer en orde. Vijf dagen na aankomst lijkt de eerste slag gewonnen. Ik kijk vervolgens naar beneden, zittend op mijn krukje. De sympatieke instappers contrasteren fel bij de zwarte spijkerbroek. Een genante vertoning. Morgen koop ik klompen.

Internet

Ik zat even in mijn binnentuin. Heb mij altijd verbaasd over deze term, want de 20 vierkante meter is niet overdekt. Het was al wat later op de avond en dus donker. De lantaarn aan de overkant van de weg weerspiegelde in het Damsterdiep. De kinderen maakten zich klaar voor het slapen gaan en twee vrouwen hingen de pas gewassen gordijnen weer op.
Ik nam een moment voor mijzelf. Speelde even verstoppertje en voelde mij direct weer schuldig over mijn tijdelijk verzuim. Het was weer een intensieve dag geweest. Met als klap op de vuurpijl het nieuws van de voormalig PTT. Verbinding met de buitenwereld zou nog wel drie weken op zich laten wachten.
Ik zat met mijn rug gesteund tegen een muur van de patio. Er heerste stilte en vrijwel complete duisternis. Ik kon het feit dat ik voorlopig niet kon bloggen maar moeizaam verkroppen. Ik griste mijn mobiel uit mijn zak. Nog één keer deed ik een laatste mobiele blogpoging. Bijna euforisch begon ik met het intoetsen van de juiste tekens. En zag dat ik er 1024 tot mijn besc

woensdag 3 augustus 2011

Prioriteiten

Regelmatige volgers van dit sympathieke blog weten het natuurlijk al lang. De emigratie naar Wirdum is een feit per 6 augustus 2011. Op die dag rijdt er een bonte stoet automobielen van Maarssen naar de provincie Groningen.

De naderende verhuisdag kan het best worden vergeleken met mij op de finishlijn van de 100 meter sprint, terwijl ik Usain Bolt op mij af zie denderen. En de kenners onder u weten dat deze gazelle het vooral van zijn laatste meters moet hebben.

Vandaar dat dit blog enige tijd uit de lucht is. De prioriteiten worden tijdelijk verlegd. Maar zodra ik het gebrek aan glasvezel in Wirdum heb weten te omzeilen, meld ik mij weer. Met blogs over ons nieuwe dagelijks leven. Vanuit Wirdum, provincie Groningen.

Elinkwijk

Ik twijfelde eigenlijk al niet meer, mijn kledingkeuze stond vast. Hoewel de temperatuur vandaag tot zomerse waarden zou stijgen, koos ik voor mijn favoriete spijkerbroek. De versleten broekspijpen, kapot gelopen door de hakken van mijn schoenen, nam ik op de koop toe. Ter bedekking van het bovenlijf droeg ik mijn favoriete, lichtblauwe zomerse overhemd. Wel met lange mouwen, maar dan opgerold tot net onder de ellebogen. Ik ben geen liefhebber van het overhemd met de korte mouwen. Dat neigt naar een boekhoudersimago. Kortom, ik droeg die dag exact de kleding die mij paste. Want hoewel er van overdreven spanning geen sprake was, mijn hele arsenaal aan lichaam kwam niet dagelijks op televisie.

Beleefd maakte ik kennis met de beide programmamakers. Al snel kwam het onderwerp ter sprake. Mijn herinneringen aan deze club dienden op beeld te worden vastgelegd. Ik vroeg nog even vluchtig naar het scenario en kreeg een bal in mijn handen gedrukt. Een Derbystar. We besloten richting bijvelden te lopen. De camera liep en ik liep mee, de bal in mijn hand. Over het terrein waar ooit een droom aan diggelen werd geschoten. Waar terreinmeesters nog met fietspompen mochten slaan. Waar de broodjes kroket zo lekker smaakten. Maar waar voetbal centraal stond.

Het spreken verging mij gemakkelijk en ik relativeerde terecht mijn voetbalkwaliteiten. Ik ben nu eenmaal meer afhankelijk van verbale capaciteiten boven mijn voetballende. En ik was mij bewust van de camera. Dus bewijs van het tegendeel zou snel geleverd zijn. Ik rook het gras en de kleedkamer. Vertelde over teleurstelling en succes. Ik schoot op de lat en dribbelde wat. Ik sprak over voetbal en beschreef mijn jeugd. Mijn jeugd op Zuilen.

Medio oktober te zien op RTV Utrecht.

zaterdag 30 juli 2011

Vakantie (1)

Mijn werk was af en de computer afgesloten. Slechts één A4 lag er nog. Een collega was zo vrij geweest het Gronings volkslied uit te printen en op mijn bureau achter te laten. Op deze ietwat ludieke wijze wenste ze mij een succesvolle verhuizing toe. Ik las het vluchtig en realiseerde mij dat er nog een stevige taalbarrière te overwinnen viel. Ik vouwde de A4 nauwkeurig en stopte deze in mijn vestzak. Ik had mijn stoere schoudertas deze ochtend thuisgelaten. Niet voor niets was het mijn laatste dag voor de vakantie. Ik nam afscheid van een enkele collega. Het was vandaag een extreem stille vrijdag.

De omstandigheden verhinderden een ultiem vakantiegevoel. Ik realiseerde mij dat ik dit traject vandaag voor het laatst volgde. Maar van enige neerslachtigheid was geen sprake. De A2 kan mij gestolen worden. Maar probeer een dief maar eens zo gek te krijgen. Waarschijnlijk was er een andere reden voor mijn gebrek aan euforie. Ik reed ontspannen Abcoude en Vinkeveen voorbij en stoeide wat met oude cd's.

Amy Winehouse bleek daarop uitermate populair. Op elke cd gaf zij acte de présence. Ik snoerde haar telkens de mond. Uiteindelijk moest Matisyahu, zoals wel vaker het geval was, mij blijmoedig stemmen. Drie weken vrijheid lagen aan mijn voeten! Maar zelfs dat bleek onbegonnen werk. Ik verontschuldigde mij, als niet praktiserend Jood, wat knullig bij de artiest. Natuurlijk zou hij mij niet horen, maar het vroegtijdig afbreken van zijn muziek voelde als verraad. Ik wens geen Joden te beledigen. Ik passeerde Breukelen. De volgende afslag was de mijne.

Ik nam de afslag Maarssen en remde nonchalant bij de eerste verkeerslichten. Hoewel ik ontspannen was voelde het nog altijd niet als vakantie. Terwijl ik het bord Maarssen passeerde wist ik dat ik bijna daar zou zijn, wat nog een week mijn thuis was. Ik reed de wijk binnen. Al snel zag ik mijn zoon in de weer met een kruiwagen. Hij vervoerde dozen naar schuren. Achter zijn playstation weggerukt. Hij wist dat van ontkomen geen sprake kon zijn. Ik parkeerde de personenbus en slenterde naar huis.

Voor de deur signaleerde ik stapels gesloopt laminaat. Ik betrad de betonnen vloer in de hal. Gaf mijn vrouw een kus terwijl ik mijn schoenen naast de radiator plaatste. De grondverf was hierop goed zichtbaar. Ik legde mijn sleutels naast de diverse verfmaterialen op de riante eettafel. Beukenhout vermoed ik. De tafel had zijn functie tijdelijk verloren. Maaltijden werden op de driezitter genuttigd. Danwel op een tafelkleed op de vloer. Ik telde de veertien treden naar boven. Mijn sokken plakten aan de lijmresten.

De eerste verdieping leek verhuisklaar. Bedden stonden hier gedemonteerd en demonstratief tegen de muur. Ik rook de geur van wasverzachter richting zolder. Ook op de bovenste woonlaag was al het nodige werk verricht. Deze verdieping diende voorlopig tevens als kampement voor een viertal pubers. Ik daalde weer af richting begane grond. Ik opende de koelkast en greep een koude Amstel. Ik nodigde mijn lief uit voor een pauze in de tuin. Ze mompelde "ja, is goed". Ik schonk mijn bier in het laatste nog beschikbare bierglas. Ik nam een grote slok en slaakte een diepe zucht. Mijn vakantie was begonnen.

dinsdag 26 juli 2011

Traditie

Het gebeurde ooit op de N261 als ik mij niet vergis. De weg leidt in elk geval naar Kaatsheuvel. Daar waar Pardoes en zijn kornuiten dagelijks vertier bieden. Ik reed stapvoets in onze donkerblauwe Volvo 940. De kinderen, toen nog geen pubers, pasten nog met vier tegelijk op de achterbank. Maar die jeugdigheid, en waarschijnlijk ook het ruimtegebrek, had tevens een hinderlijk neveneffect. Het gespuis maakte elkaars leven daar waar mogelijk zuur. Een onophoudelijke stroom aan vuilspuierij, handgemeen en dreigementen irriteerden mateloos. Van geconcentreerd autorijden was al lang geen sprake meer. Ingrijpen was gewenst!

Terwijl ik mijn rechterarm om de passagiersstoel sloeg, fronste ik mijn wenkbrauwen en draaide mij richting achterbank. Een onnavolgbare tirade volgde. En een klap. Verschrikt liet ik de passagiersstoel los. Ik richtte mijn blik weer op de N261. Woede sloeg om in verbazing en ongeloof. Blijkbaar was de Volvo 940 tijdens mijn scheldkanonnade blijven rollen. Tot de achterbumper van mijn voorligger het logge Zweedse monster tot staan hield. Terwijl het eerste, zij het lichte gegniffel in de Volvo 940 al hoorbaar was, stapte ik uit. Ik moest mij vermannen en de confrontatie aangaan met mijn voorligger.

De tegenpartij reageerde in eerste instantie overdreven verbolgen. Blijkbaar had hij de cursus ' Hoe overleef ik blikschade' succesvol afgerond. Ik reageerde assertief en probeerde het heerschap weer met beide benen op de grond te plaatsen. Hoewel ik schuld bekende, bleek van enige zichtbare schade geen sprake. Ik haalde het maximale uit mijn mannelijkheid en wist de tegenpartij te overtuigen. Gewapend met mijn telefoonnummer vervolgde hij zijn filerit. Ik draaide mij om richting Volvo 940. Vijf triomfantelijke en glimmende gezichten keken mij aan. Ik stapte in en sloot weer aan in de lange rij. En vervolgde mijn weg richting pretpark.

Het bleef niet lang stil in de Volvo 940. Het eerste gegiechel was al snel hoorbaar. Ik meen dat mijn partner hiertoe het inititatief nam. Het gebeurt wel vaker dat mijn zeldzame aanvallen van gecontroleerde woede belachelijk worden gemaakt. Al snel sloeg ook mijn humeur om. Ik zag het betrekkelijke ervan in. De Volvo 940 was wel gewend aan wat naderend onheil van buitenaf. We parkeerden de Scandinavische tank op het inmense parkeerterrein. En gunden hem zijn welverdiende rust.

Het bleek een incident en wij wisten dat. Dagen als deze kenden namelijk geen tegenslag. Het was verworden tot een jaarlijks terugkerende traditie. Meestal rond de kerstdagen. Wachtrijen dik werden getrotseerd. Kou genegeerd dankzij meters hoog houtvuur. Attracties vermeden vanwege angst. En broodjes Unox verorberd alsof het een delicatesse betrof. Zo ook vandaag. Op een onverwacht zonnige zomerdag. Geen vuiltje aan de lucht. We absorbeerden alle indrukken en de intensiteit was groot. De dag duurde maximaal. Maar het voelde anders...

Op de N261 op weg naar huis volgde ik een gesprek, gaande op de achterbank. Het dilemma behelsde het aanbod aan pretparken in Groningen. De stilte in de auto was luidruchtig. Ongemakkelijk schoof ik heen en weer op mijn bestuurdersstoel. Wijselijk besloot ik te zwijgen. En mij te concentreren. Op de N261.

donderdag 21 juli 2011

Eruptie

Aan de stoere opperhuid was in eerste instantie niets merkbaar. Het mechanisme van de buitenste beschermlaag kende vooralsnog geen problemen en functioneerde uitstekend. Gevaren van buitenaf zoals schimmels, bacteriën en virussen werden moeiteloos geweerd. Dreigde er al gevaar, dan werden nieuwe herstellende cellen in rap tempo geproduceerd. En hoewel het qua pigment allemaal best iets gunstiger had mogen uitpakken, ik was trots op mijn opperhuid. Het verkocht zich duur in zijn eeuwige strijd tegen onaangename en vaak onaangekondigde gevaren. Zowel van binnen als van buitenaf. Toch diende ook de opperhuid te allen tijde voorbereid te zijn op naderend onheil. En daar was het zich terdege van bewust.

Hoewel ook de onderliggende en vaak overgevoelige onderhuid relatief weinig kuren vertoonde, leek de rek er hier toch enigszins uit. Bloedvaten zorgden hier al enige tijd voor verhoogde temperaturen. Afvalstoffen begonnen zich, hoewel bescheiden, toch al aarzelend op te hopen. Maar vooral de zenuwen leken oorzaak van mijn onbehagen en verhoogde warmtegraad. Deze onderliggende huid was nadrukkelijk toe aan vervanging. Maar in tegenstelling tot zijn bovenlaag beschikte deze huidlaag niet over deze functie. Er zat dus niets anders op dan afwachten. Het was nog te vroeg om actie te ondernemen. Maar dat er iets broeide was duidelijk.

Mijn gevoelens van antipathie, gruwel en afgrijzen lagen dieper geworteld. Tot ver in het onderhuids bindweefsel. Daar waar niet voor niets vele smoezelige, vunzige vetcellen in grote getale ophopen. Waarschijnlijk was het bindweefsel niet in staat om de orde te handhaven in het overschot aan ranzig vet. Dit toch meestal ongenaakbare stuk huid was het spoor even bijster. Hoe om te gaan met deze acute stroom aan zwijnerij? Een beetje onderhuids bindweefsel wist zich wel raad als een janboel dreigde. Maar hier was het niet tegen bestand. Hier begon het vulkanisch geweld, met een duizelingwekkende eruptie tot gevolg.

Ik twijfelde lang. Ik zocht naar de juiste woorden. Ik vond de  toon. En nam een beslissing. Alle bagger, smurrie en slik werden omhoog gestuwd. In een hoeveelheid waar het vliegverkeer van in de war zou kunnen raken. Ik vertaalde het oprechte misnoegen in letters en gebruikte exact het juiste aantal woorden. Mijn boodschap was helder en duidelijk. Eventuele schade nam ik op de koop toe. De huid zou zich toch spoedig weer herstellen en zich snel klaar maken voor nieuw naderend onheil.

Tevreden vulde ik mijn limonadeglas met rode wijn. Het juiste glasservies voor dergelijke alcoholische versnaperingen stond al ingepakt klaar. Ik liep licht euforisch richting een willekeurige tuinstoel. Buiten was het lekker. De zon scheen op mijn huid.

woensdag 20 juli 2011

Drukte

Daar waar van alles tegelijk aanwezig is, daar is sprake van druk. Een binnenstad op zaterdagmiddag. Een kampeerveld bij Pinkpop. Een Ikea op 2e paasdag. Of bij tijd en wijle een willekeurig rijtjeshuis in een woonwijk in de randstad. Daar waar slechts woningen zijn. En speeltuinen. Met schommels en wipkippen. Draairekken en zandbakken. Vol met kattenstront. Zo'n huis, daar kan het soms heel druk zijn. Zo ook nu. Du moment. Van boven tot beneden hebben ze hun vlag geplant. Heel veel vierkante meters in beslag genomen. Vaak in de vorm van liggende ledematen op een zitbank. Of zwervend kledingmateriaal en schoeisel, terloops afgeworpen of uitgetrapt. Alle kamers zijn bezet. De rijtjeswoning telt er vijf. Dat past vanavond dus precies. Als de vijf pubers naar bed moeten. Waarschijnlijk na de nodige aansporing van vader en moeder. Die zich vervolgens irriteren aan de professionele tijdrekkerij.

Hij zal nu een jaar of 28 zijn. Fors gebouwd en nors uiterlijk. Niet vreemd gezien zijn Oost-Europese afkomst. Zijn ervaring in de bouw en behulpzame karakter kwamen mij jaren terug goed van pas. Zo'n 3000 klinkers moesten worden getransporteerd. Hij reed een robuuste pickup truck van Ford en bezat het juiste materiaal. Zo behoorde een klinkerdrager tot zijn uitrusting. Ik wist niet eens van het bestaan, terwijl het hulpmiddel met gemak meerdere stenen tegelijk kon tillen. Het regende pijpenstelen, maar het zware werk voelde goed. Op momenten dat de rug even niet meer wenste door te werken, smaakte het biertje hemels. De stenen kwamen uiteindelijk daar terecht waar ze hoorden. In mijn achtertuin van 45 m2. Tussen herkenbare schuttingen van een willekeurige bouwmarkt. Na het leggen van het terras bleken vele klinkers overtollig. De zin en energie om deze af te voeren ontbraken. Dus we stapelden de stenen en noemden het tafels. Slijten of wegwerken kon altijd nog.

Het was een werkdag als vele anderen. Rond drie uur in de middag werd ik al moe van de monitor en al zijn getoonde cijfermateriaal. Liever was ik thuis. Hoewel het daar druk was, kon ik ook genieten van de animatie en huiselijkheid. Ik besloot de mij nog resterende uren nuttig te besteden. Plaatste nog wat cijfermateriaal in excel bestanden. Draaide overzichten uit, maakte talloze prints en voerde overleg met collega's. En we noemden het arbeid. Als een volleerd bureauwerker besloot ik dat vijf uur een klassieke tijd was om huiswaarts te keren. Ik greep mijn leesbril, waarvan ik pas na mijn recente aanschaf bemerkte dat het een model Frans Molenaar was. Stopte mijn shag in mijn schoudertas en zocht mijn autosleutels. De rit naar huis over de A2 was een prima gelegenheid mij in te stellen op de komende drukte.

Ik opende de voordeur en wierp mijn tas op de plek waar ik dat altijd deed. Terwijl ik nog in de gang stond, werd ik vanuit de achtertuin al hartelijk begroet. Het warme onthaal voelde goed. Ik groette de kinderen terug en kuste mijn vrouw. Aan de gezichten viel te lezen dat ik iets over het hoofd zag. Ik draaide mijn blik richting tuin. De uit klinkers gebouwde tafels bleken voor een groot deel verdwenen. Ook nog wat resterende grindtegels bleken door de pubers overgedragen aan de gemeentereiniging. Met behulp en onder een strak doch sociaal bewind van moeder. Mijn verbazing en verwondering waren oprecht. Mijn blijdschap bleek voldoende beloning.

Ik keek op de klok. Mijn blog was geschreven. Het was bijna 01.00 uur. Tijd om te gaan slapen. Morgen weer een drukke dag. Op het werk.

zondag 17 juli 2011

Moi!

We hadden er voor gespaard. Mijn broer en ik. Hij had uiteraard meer te besteden. Joods bloed kruipt bij de een nu eenmaal sneller dan bij de ander. Dus hij besloot de luxueuze Koga Miyata aan te schaffen. Destijds de Japanse keizer onder de wielrenfietsen. Met flitsende kleuren en razendsnelle, flinterdunne tubes. Deze bandensoort garandeert een soepele vering en meer controle in een bochtig parcours. Mijn zwart-wit geblokte Peugeot stak hier schril bij af. Met een bandenprofiel, vergelijkbaar met de Fendt tractor.

Mijn eerste en enige serieuze testrit over lange afstand, staat nog diep in mijn geheugen gegrift. De Koga Miyata zoefde over de weg, terwijl mijn Peugeot sporen naliet in het kleverige asfalt. Het trappen tegen de wind in om het vehikel in beweging te houden, kostte naast een buitensporige hoeveelheid energie vooral talrijke tranen. Niet dat verdriet de boventoon voerde, maar ook onmacht kan soms leiden tot emotionele reacties. Ik nam het mijn broer niet kwalijk. Hij genoot terecht van zijn ingevette derailleur en 24 versnellingen.

Ik kan mij onze thuiskomst na deze 120 km lange monsterrit niet meer herinneren. Wel zie ik nog overduidelijk het gitzwart voor mijn ogen. Ik wenste de Peugeot per direct in het Amsterdam Rijnkanaal te storten. In plaats daarvan werd ik geacht, mijn racefiets op mijn schouders naar de bovenverdieping te transporteren. Alwaar mijn vader een vindingrijke oplossing had bedacht voor het heersende ruimtegebrek. De fiets werd via katrollen naar boven gehesen. Het apparaat bleef vervolgens gedurende lange tijd roerloos in mijn kamer hangen. Aan de figuurlijke wilgen.

Lange tijd na deze desillusie bleef mijn fietsgebruik beperkt tot het hoognodige. Meestal beklom ik een willekeurig stalen ros slechts om praktische redenen. Vaak een damesmodel. Met een kinderzitje aan het stuur voor de jongste en één stoeltje achterop geklemd voor de oudste zoon in lijn. Een ingenieus bevestigde buggydrager completeerde het geheel. Geen brug was mij te hoog, geen weg te lang. Zelfs voor extra bepakking in de vorm van plastic boodschappentassen, naast de eerder genoemde ballast, draaide ik mijn hand niet om. Mijn eerdere ervaringen op de Peugeot hadden mij blijkbaar gehard.

Lange tijd was het fietsen niet aan mij besteed. Tot ik vanochtend kennis maakte met onze nieuwste aanwinst. Een Giant mountainbike. Een occasion. Het gelzadel nodigde mij vriendelijk en zachtaardig uit. De 21 versnellingen zouden negatieve ervaringen uit het verleden weerstand kunnen bieden. Er diende wat lucht te worden toegevoegd aan de cross country banden, maar verder leek de fiets rijklaar. Helaas gooide de regenvoorspelling op buienradar de route in het eten.

De mountainbike verhuist over drie weken mee naar Wirdum in Groningen. Bij uitstek het terrein om de fiets te herontdekken. Ik zie mijzelf al in een waaier fietsen, om zodoende weerstand te bieden aan de hevige windvlagen. Ik overwin kilometerslange wegen en paden waarlangs knotwilgen het straatbeeld bepalen. Ik passeer dorpen en boerderijen en groet mijn provinciegenoten met een populistisch 'moi'. Ik zie het helemaal zitten! Nu maar hopen op lekker weer.

vrijdag 15 juli 2011

Stripfiguur

Ik was graag Lucky Luke geweest. De hele dag met een stoere hoed, holster en shaggie in m'n bakkes de misdaad te lijf gaan. Wat zou ik mijn kwaliteiten als snelschutter arrogant uitbuiten. Ik zou ermee te koop lopen op mijn trouwe metgezel Jolly Jumper. Ik zou het leven van Buffalo Bill, de Daltons en Billy the Kid met liefde zuur hebben gemaakt. Dat gespuis moest worden geëlimineerd... Maar het liep allemaal anders.

Wat zou ik graag ooit, een jaar of vijftig voor het begin van de jaartelling, gedronken hebben van de toverdrank en gegeten van het everzwijn. Om als kleine stoere Galliër, met mijn trouwe, dikke en domme kompaan aan mijn zijde gestreden hebben tegen de hooghartige Romeinen. Ik zou aanzien genieten in het Gallische dorp en de heldhaftigheid zou mij sieren... Het mocht niet zo zijn.

Wat had ik graag de brute kracht en het gespierde lijf gehad van Jerommeke. Dagelijks zou ik Lambik, de simpele ziel, hebben afgetroefd op zowel kracht als vernuft. Daar waar zowel Suske als Wiske, Barabas of Sidonia er bij tijd en wijle geen heil meer in zagen, kon men altijd nog rekenen op mijn sociale kwaliteiten, energie en dynamiek... Het kwam er niet van.

Ik was graag eigenaar geweest van Sjakie's wondersloffen. Ik zou wekelijks tegenstanders het nakijken geven. Met souplesse en daadkracht dolde ik in mijn eentje hele elftallen. Jonge vrouwelijke fans zouden mijn naam scanderen. Het massaal opgekomen publiek bedacht de meest inventieve leuzen en toonde deze op reusachtige spandoeken. Ik deelde handtekeningen uit en stond op de wensenlijst van elke gerenommeerde club... Het bleef een onvervulde wens.

Maar niet getreurd! Ook voor mij is er een rol weggelegd in een succesvolle beeldroman! Waarin ik excelleer als hoofdpersoon en een mooi stuk land annex woonboerderij bezit in het noorden des lands. Ik word omringd door huisdieren van divers pluimage. Ik leg het regelmatig af tegen twee tienerdochters. Ook Jeroentje en opa zijn graag geziene gasten. Ik onderhoud een gelukzalig huwelijk met mijn geliefde vrouw. Haar haar in een knot.

En ik sta wekelijks in de Libelle! Yeah...

donderdag 14 juli 2011

Vakantie

Natuurlijk had ik ook wel naar Frankrijk willen vertrekken. Desnoods had ik willen kamperen. Net als vroeger. Waar we dan met het hele gezin wel eens langs de kant van een provinciale weg stonden te wachten. Ergens bij  Beaune, Macon of Lyon. Met een koelbox binnen handbereik, zittend in het gras Henk Lubberding aanmoedigden. Waarna acht minuten later een peloton langs raasde. Voor ons het sein om snel terug te reizen naar de camping, waar de live uitzending kon worden bekeken in de kantine. Waar bleek dat 'Henkie' al lang en breed weer was ingelopen.

Uiteraard had ik willen kamperen in Oostenrijk. Zoals ooit met mijn broer snurkend naast me in een aftands tentje. Ergens tussen vier reuzen van bergen in. Vast ergens in de buurt van de Grossglockner. Waar de wind zo welig kan tieren. En de storm door circulatie steeds weer terugkeert. Tot je moe wordt van het staande houden van de tentstokken terwijl het doorweekte, kleverige tentdoek tegen je wang plakt. De regen altijd wel een weg weet te vinden om binnen te dringen. En de broer een nacht later nietsvermoedend wakker wordt.

Natuurlijk had ik graag onze reis van enkele jaren terug richting het Verre Oosten zachtjes over willen doen. Om vervolgens 24 uur af te zien in een vliegmachine, waarin Roel van Velzen nog reden tot klagen zou hebben vanwege de beperkte beenruimte. Om vervolgens tegen een donsdeken van hitte aan te lopen. Met opa in de rolstoel en vier verveelde, gammele en labiele kinderen slenterend achter ons aan richting taxi. Waarna de cultuurshock ons vervolgens minimaal twee dagen verlamde.

Ik had best de strijd aan willen gaan met de extreme zomerse temperaturen van Griekenland, Turkije of Spanje. Als het moet ' ol-inkloesif'. Hangen, liggen, drinken, drijven en flaneren. Biertje hier en strandje daar. Waar het vel van de neus na 9 dagen wordt afgeworpen en vervolgens een nieuwe, glanzende vleeskleurige gok verschijnt. Waar de strijd om de ligstoelen bij zwembad of strand een bij voorbaat kansloze missie blijkt. En de ergernis aan gedragsmoeilijke landgenoten en getatoeëerde overzeese type's na twee weken de spuigaten uitloopt.

Ik had geen bezwaar gehad. Ik had mijn aandeel geleverd. Er het beste van  gemaakt. Maar niets van dat al. We zitten aan een huis gekluisterd. Een huis wat gevoelsmatig het mijne al niet meer is. De dozen zijn gepakt. Verhuiskaarten verstuurd. Het grove vuil gestort en de verhuiswagens besteld. Ik wil niet meer wachten. Maar ik moet. Nog maar 540 uur...

dinsdag 12 juli 2011

Tweedehands

Het oude, klassieke, gietijzeren fietsenrek behoorde ooit tot de inboedel van een basisschool. De laatste jaren had het in particulier bezit dienst gedaan. In een villawijk in Hilversum. De stalling was mooi roestig van uiterlijk en kon acht rijwielen staande houden. Drie meter lang, om en om hoog en laag. Hier en daar sierlijk gekruld. Fraai door ouderdom en dus liet mijn levensgezellin haar oog erop vallen. Ze is nu eenmaal erg gesteld op bejaard, vergaan, afgetrapt of versleten. Of het nu mensen betreft of goederen.

Het drie meter lange en circa dertig kilo zware gevaarte moest nog wel even worden vervoerd. Marktplaats heeft helaas nog geen bezorgservice. De hulp bestond uit een 15 jarige dochter. Zij ging de strijd met de mannelijke krachten altijd graag aan. Onnodig. Zij had haar scherpe tong al als een venijnig wapen. Ik accepteerde de hulp en we reden in de vooravond richting Hillywood. Onderweg bepaalde zij de muziek. De hitte in de VW bus was taai en stroperig. Zij legde haar hoofd verveeld tegen het raam. Een klein half uur later werd de eindbestemming bereikt.

Ik herkende de luxueuze woonwijk. Ik was al eerder deze kant op gedirigeerd. Vast ook vanwege iets wat al eerder gedragen was. Of gebruikt. Of in elk geval niet nieuw meer. Wij vroegen ons af of de eigenaar het volledige hoekpand bewoonde. Het bleek tot mijn geruststelling een twee onder één kap. Ik heb nu eenmaal een antipathie tegen Marktplaats deals met de te welgestelde medeburgers. Ik betrad de voortuin, daar waar ik ons toekomstige object al zag staan. Om een indruk te krijgen van de komende inspanning, tilde ik voorzichtig en behoedzaam het fietsenrek omhoog. Vluchten bleek niet nodig dus optimistisch belde ik aan. Een gedistingeerde knakker opende de voordeur.

De kornuit en ik wisselden snel de gebruikelijke beleefdheden uit, om vervolgens gedrieën het rek op te pakken en in de bus te manoeuvreren. In eerste instantie stak het ding een flink stuk uit, maar ik bleek voldoende creatief om het passend te maken. De knakker leek onder de indruk van mijn daadkracht. Ook ik was anders gewend. We betaalden het door mijn geliefde vooraf bedongen bedrag en reden terug. Met een roestig fietsenrek tussen ons in. We zongen mee met Acda en de Munnik. Zoals wel vaker was ik ook nu misplaatst tevreden over mijn zangkwaliteiten.

Eenmaal thuis gekomen verliep het uitladen relatief voorspoedig. De laatste vijftig meter richting huis bleken echter geen sinecure. Het dragen verging mijn dochter prima. Het tegelijkertijd bewegen met de voeten in voorwaartse richting bleek een groter probleem. Net op dat moment passeerde de man die  er een twijfelachtig imago op nahield in de buurt. Sjaggeraar en sjoemelaar tegelijk. Zijn lange grijze haar, donkere bril en kwalitatief  bedenkelijke gebit combineerden prima met zijn eeuwige, morsige stofjas. Beunhaas en charlatan. Behulpzaam en sociaal. Deze buurman van verderop was al vaker in de buurt geweest als er een klus te klaren viel.

Binnen een mum van tijd stond het fietsenrek in de voortuin. Klaar om binnenkort te worden vervoerd richting Groningen. De buurman riep zijn zoons bij zich. Zij hadden op diverse adressen in de wijk het grof vuil geïnspecteerd. Ze sleepten met vogelhuisjes, vervallen resten tuinschutting van riet en houten planken. Alles tweedehands. Ze stookten graag een fikkie na afloop van de barbecue, aldus de beunhaas. Ik dankte de buurman en kwam tot het besef dat ik hem nog ging missen.

Mijn liefste observeerde onze nieuwste oude aanwinst. Ze oogde blij en tevreden. De zes fietsoccasions, niet lang geleden via het particuliere tweedehands circuit aangeschaft, zouden prima passen.

zondag 10 juli 2011

Zondagochtend

Het raadsel waarom ik rond dit uitzonderlijk vroege tijdstip al wakker was bleef onopgelost. Daar waar ik normaal gesproken elke kans aangrijp zo lang mogelijk te blijven liggen, leek alles deze ochtend anders. Terwijl ik mijn ogen opende keek ik op de digitale wekker. 05.22 uur. Cijfers die normaal gesproken zouden leiden tot een veranderende lichaamshouding. Maar verder geen invloed zouden hebben op het slaapproces. Dit keer verbaasde het lichaam de onoplettende geest. Ik haalde mijn zwarte korte broek uit de kast en combineerde dit met een polo van dezelfde kleur. Het stak schril af tegen de nog niet 's zomers gekleurde onderbenen.

Vanwege tijdswinst besloot ik eerst de computer te starten, alvorens het koffieapparaat te bedienen. Alsof ik haast had. Het was half zes op een vrije zondagochtend. De koffiezetter knipperde nog waardoor ik in de tussentijd kans kreeg het wachtwoord van windows in te voeren. ' Alsof mannen niet kunnen multitasken' , hoorde ik mijzelf bluffen. Met een kop stevige koffie nam ik plaats achter de monitor. Op Twitter bleek een mix van werkend, stappend en vakantievierend Nederland ook wakker. Ik opende de tuindeur en de poes meldde zich. De hond deed of zijn zwarte natte neus bloedde en liet zich niet zien.

Onder mijn zwarte ensemble koos ik voor Balinese slippers. Ooit voor duizenden Indische roepies gekocht. Maar dan heb je ook wat. Ik zocht mijn sleutelbos in het bakje met spaarzegels, kortingskaarten, werktelefoons, pennen, pasfoto's en bibliotheekkaarten. Ik trok de voordeur behoedzaam dicht en gunde de overige gezinsleden hun slaap. Meestal was dit tegenovergesteld. Mijn slippers kletterden over de stoep. Ik liep door de poort en naderde het huis van opa. Het was bijna zeven uur. Ook op zondag tijd om opa de eerste medicijnen te geven.

Ik opende de voordeur en riep een bedaard ' goedemorgen' naar boven. Ik kreeg een gedempt ' mogge' terug. Opa lag blijkbaar nog op bed. Zoals gebruikelijk rond dit tijdstip. Ik opende de medicijntray en verbaasde mij na al die jaren nog steeds over het te slikken aantal. Ik kon mij een prettiger ontbijt voorstellen. Opa maalde er nooit om en slikte trouw 7x daags zijn geneesmiddelen. Een overigens verwarrende term, aangezien er van genezing geen sprake kon zijn. Vertragen of stabiliseren was nu eenmaal het hoogst haalbare, aldus James Parkinson.

Kwiek en fit stapte ik naar boven met de medicijnen in de ene hand en een half gevuld glas water in de andere. ' Morgen opa' riep ik nog een keer voor de zekerheid. Terwijl ik de slaapkamer betrad zag ik dat opa zich met één hand vast hield aan de papegaai. Hij gebruikte dit hulpmiddel wel vaker om in bed van positie te veranderen. Het rolgordijn verduisterde de kamer, hoewel het buiten al zomers licht was. Met half toegeknepen ogen keek hij mij aan. Hij leek mij wel te herkennen, maar wist de bijpassende naam nog niet op te roepen. Opa steunde met zijn vrije onderarm op het bed, waar de andere angstvallig het contact met de papegaai hield. Opa slikte zijn pillen moeiteloos, al deed het keelgeluid anders vermoeden.

Zijn ogen zochten iets van een klok. De hoop om nog verder te kunnen slapen was in zijn blik duidelijk leesbaar. 'Ik wil wel tot acht uur blijven liggen. Dat was eigenlijk mijn plan', voegde hij nog toe aan zijn smekende gelaat. Opa was opgelucht dat ik geen weerstand bood. Ik beaamde dat uitslapen vandaag tot de mogelijkheden behoorde. Geen fysio vandaag. Geen huisarts of neuroloog. Geen thereapeutische zwembaden. En vandaag ook geen bloedprikkers of andere bloedzuigers. Zijn bezorgde blik veranderde abrupt in een tevreden glimlach. Het contact met de papegaai werd ogenblikkelijk verbroken. We maakten een nieuwe afspraak voor 09.00 uur.

Mijn Balinese slippers kletterden ook op de weg terug. Reden voor vijf angstige duiven om pardoes en overdreven paniekerig hun vleugels uit te slaan. Ik opende geruisloos onze voordeur. De hond was nog steeds in geen velden of wegen te bekennen. Het gezin sliep nog. Ik kroop weer achter mijn monitor, nam mijn tweede koffie en genoot van de vroege ochtendgeluiden. Wie had dat ooit kunnen bedenken.