Follow RudiVP on Twitter

donderdag 9 mei 2013

Klompen

Hij was fris gedoucht. Natte haren en een Hollandsche blos op de wangen. Maar verder zag hij er niet uit. Al was met de bovenkant nog wel te leven. Een FC Utrecht shirt van twee jaar geleden sierde zijn torso in ontwikkeling. De naam 'Mertens' in een lichte boog van het ene schouderblad naar het andere. Ooit gekozen omdat hij qua lengte gedetailleerde overeenkomsten vertoonde met de Belgische linkerspits.Dat schept een band. Een pyjamabroek tot net onder de knieën. 'Ik ga wel mee pap'. Ik zou mijn dochter ophalen. Op slinkse wijze had zij het weer voor elkaar gekregen mij in en voor het karretje, een Volvo 940 uit 1991 maar daarover later meer, te spannen. Dochters hebben dat. De blik. Je doel bereiken met slechts kijken. Slechts onder zeer nijpende omstandigheden kiezen ze er nog wel eens voor ook het stemmetje in te zetten. Als ultiem instrument. 'Ik doe wel mijn klompen aan pap. Ik hoef de auto toch niet uit.' Dat wat hij klompen noemde bleken plastic slippers in klompvorm. Prullerij en knulligheid straalden af van het stuk hard gegoten pvc.

Ik keek naar buiten en zag een wolk breken in inktzwart Groningen. We weifelden niet, gristen de autosleutels van het dressoir en trokken een ferme sprint door de duisternis richting Volvo. Ik had voor de gelegenheid zwarte nep Crocs aan mijn voeten gehesen. Minstens drie maten te groot. Bassie en Adriaan op avontuur. Doorweekt en relatief soepel stapte ik achter het stuur. Ik keek naast mij en moest lachen toen ik zijn kletsnatte grijns zag. Mijn grote licht scheen over de donkere Groningse boerenwegen. Ruitenwissers bewogen zenuwachtig en razendsnel heen en weer. Donder en bliksem gaven deze toch al onheilspellende avond nog meer grootsheid. De Volvo vertoonde kuren. We stonden stil. In Appingedam...

Woede wisselde frustratie af en vice versa. Wel vaker stond ik stil, altijd kwam ik thuis. Maar toch bleef het moeilijk te verkroppen. Waarom nu? Waarom ik? Waarom? Naast mij zat de grijns nog altijd recht overeind. 'En nu?' vroeg hij bijna vrolijk. 'Lekker weer. Sta ik dan. Op mijn klompen in Appingedam. Ik moet nog beginnen aan het bouwen van mijn reputatie in Appingedam of hij is al naar de klote'. Weer die grijns. Ik probeerde te ontspannen en moest handelen. Ik was bekend met het euvel. Wel vaker vertoonde de bolide kuren, maar dit keer leek het anders. Meer definitief. Ik besloot nog een paar keer vergeefs te starten. Rookte een sigaret. Startte nog maar een keer. Verloren moeite. De regen viel onafgebroken. Het deerde mij niet dus ik opende het raam. De voorruit was beslagen en ik had frisse lucht nodig.

De wachtrij was niet lang. In de tussentijd vermaakte de ANWB mij met Billy Swan. Ik legde de grijns uit dat 'I can help' bewust gekozen en dus toepasselijk was. Het feit dat ik zonder documenten op pad was gegaan bracht een lichte schok teweeg aan de andere kant van de lijn. 'Excuus. Ik dacht, ik haal even snel mijn dochter op. Zul je net zien....'. 'Ik mag u eigenlijk niet helpen als u zich niet kunt legitimeren' sprak de toch uiterst vriendelijke jongeman tot mij. Mijn telefoon waarschuwde mij inmiddels over het zorgelijke niveau van de batterij. Ik haalde nog eens diep adem en keek op de achterbank of Murphy niet toevallig ook was ingestapt. Dit bleek niet het geval. Zelfs de grijns naast mij leek even een grimas te worden. Maar veerde weer enthousiast op toen ik de sleutel nog maar eens nonchalant rond draaide. De motor sloeg aan. Zij het hortend en stotend. Maar we reden weer. Dwars door Appingedam.

Nog geen 300 meter verder stonden we weer stil. Mijn laatste restje optimisme verdween door het nog altijd geopende raam. Uit frustratie stompte ik het glazen dakraam bijna aan diggelen. De grijns schrok en waarschuwde mij: 'Doe eens normaal! Chill man! Straks doe je nog een Erikje Pieters'. Uiteraard wist ik waar hij op doelde en vertoonde ik inderdaad gedetailleerde overeenkomsten met de linkervleugelverdediger uit Eindhoven. Ik rookte nog een sigaret. De grijns telde het pakje na en wees mij er fijntjes op dat we nog 7 keer stil konden staan. Ik keek nog eens op mijn telefoon. Dochterlief had tijdelijk onderdak gevonden op haar favoriete verblijfadres. Hij was daar ook. Hij had zich bovendien man getoond en haar achter op zijn fietsmobiel een lift gegeven. De pech van de één is de mazzel van de ander. Hij scoorde en kan voorlopig niet meer stuk.

Niet veel later deed de Volvo toch weer datgene wat hem zo kostbaar maakt. Terwijl de regen verdween reed de Volvo weer als een zonnetje. Doorweekt, opgewonden en giechelend naderden we ons thuis. 'Hier pa, heb je weer iets om te schrijven'. 'Dank je grijns. Lekker dat je mee was'. "Is goed pap".


dinsdag 7 mei 2013

Vriendin

Ze drentelt zo sierlijk. Gracieus bijna. Als een merrie. Ze glimt van het ene hangende oor tot het andere. Blakend gezond. Zet haar een gewei op het hoofd en ze is gelijk een ree, vooral afgemeten aan de donkerbruine ogen. Een zwarte snoet met snorharen en een zwierige staart. Gespierd. Jong nog. Aanhankelijk en leergierig. Enthousiast en speels. Ze zoekt mij de hele dag. Kan zich geen leven voorstellen zonder mij. En echt niet alleen omdat ik toevallig de meeste voorname leverancier ben van haar menubrokken. Haar genegenheid lijkt oprecht. Een echte vriendin...

Ik gaf haar het commando zit. Mijn vriendin beheerste dit element tot en met. Ze keek mij trots, vragend en afhankelijk aan. Er stond blijkbaar iets te gebeuren. Ik verraste mijn vriendin graag met onverwachte uitjes. De liefde kan niet altijd van één kant komen en een relatie moet je spannend houden. Mijn vriendin heeft voorafgaand aan dergelijke excursies altijd de neiging om te gaan kwijlen. Soms slingert ze overenthousiast hele slierten in het rond. Ik heb haar daar ooit op aangesproken maar ze reageerde nors, wendde haar kop af en negeerde mij compleet. Waar ik het lef vandaan haalde om op alle slakken zout te leggen.

We reisden per auto in gescheiden compartimenten. Mijn vriendin zat ooit naast mij op de bijrijdersstoel maar gedoogde geen autogordel. Daarnaast kon ze maar niet van me afblijven. Via mijn achteruitkijkspiegel observeerde ik haar dan ook in de achterbak. Ze oogde verre van charmant en weinig ontspannen. Haar bek wijd open. De tong eindeloos lang naar beneden hangend. Een hijgend hert. Soms ondernam ze verwoede pogingen om het goedgevormde lijf slinks richting achterbank te manoeuvreren. Ik sprak haar dan dwingend toe waarna zij onderdanig en gedwee afdroop. Een enkele keer herhaalde dit feit zich. In de tussentijd hield zij zich voornamelijk bezig met stuipen die zij mij vakkundig op het lijf joeg. Dit gebeurde meestal als zij buiten een passerende soortgenoot ontwaarde. Haar overdreven luidruchtige reactie op dergelijke ontmoetingen hadden op mij een schrikbarend effect. Mijn nekspieren spanden dan binnen een tel stevig samen, mijn beenspieren verslapten en mijn hart werd ongewild danig op de proef gesteld door de geluidsterreur van mijn vriendin. Ik reageerde altijd begripvol nadat ik eerst een vloek had geslaakt. In de hoop dat zij begreep dat ik nooit voor een andere vriendin zou kiezen en zij dus feitelijk niets te vrezen had.

Ik parkeerde op een ruim terrein dat plaats bood aan wel twintig voertuigen. Terwijl ik de auto verliet zag ik mijn vriendin paniekerig worden. Met haar royale neus duwde zij nerveus piepend tegen het raam van de achterklep. Gewapend met riem gebood ik haar te blijven zitten. Ze gehoorzaamde met tegenzin maar popelde als een peuter voor de ingang van de speelgoedwinkel. Terwijl ik de lus van de riem om haar hals wilde aanbrengen bewoog zij haar kop steeds heftiger van links naar rechts. De spetters vlogen van opwinding in het rond. Ik stond licht voorover gebogen onder de achterklep en probeerde mijn overwicht te tonen. Helaas ontbeerde ik de natuurlijke vanzelfsprekendheid. Eenmaal buiten sleepte ze mij in willekeurige richting. Ik gaf haar meerdere commando's tegelijk wat weer leidde tot complete chaos en wanorde in het brein van mijn vriendin. We keken elkaar af en toe aan. Op elkaar aangewezen. Ik deed vervolgens een stapje terug en haalde even diep adem. Ze keek mij zittend en vragend aan terwijl haar staart enthousiast een klein deel van het grindpad heen en weer veegde. Om mij vervolgens weer genadeloos enkele meters mee te sleuren richting voordeur.

Vlak voor de ingang hield mijn vriendin ineens halt. Hakken in het zand. Haar rugharen borstelden zich overeind. Haar indrukwekkende gebit werd meer en meer zichtbaar, waarbij vooral de hoektanden indruk maakten. Haar staart verdween tussen haar beide achterpoten door onder haar buik. Ze schreeuwde en tierde dat het een lieve lust was. Ik sleepte haar genadeloos mee richting voordeur waar een kleine gezette man de deur voor ons opende. Mijn vriendin gunde de man eerst geen blik waardig en volgde met tegenzin richting spreekkamer. Ik nam plaats tegenover de man en liet haar aangelijnd her en der snuffelen. Ze rolde zichzelf over de grond waarbij de riem haar bijna keelde. Schrok hevig van een spiegel uit onverwachte hoek en gromde naar een knuffel. De man nam het tafereel zwijgend gade. Af en toe schreef hij iets in zijn blocnote. Mijn vriendin eiste alle aandacht op en ik wist mij geen raad. Bekaf. Moe van machteloosheid.

We oefenden wat in de schuur van de man. Ik liep van links naar rechts en van hot naar her met haar. Soms beloonde ik haar voor goed gedrag en propte ik een stinkend stuk brok tussen haar imposante kaakpartij. Mijn hand was doorweekt. De fluisteraar annex therapeut corrigeerde mijn gedrag continue in onvervalst Gronings dialect. Ik begreep mijn vriendin niet meer was de conclusie. Daarnaast  bleek ik de trotse eigenaar van een nerveuze, angstige en weinig amicale vriendin. We beëindigden de sessie en evalueerden in de spreekkamer waar wij het experiment ook begonnen. De man nam plaats achter zijn bureau. Ik tegenover hem, mijn vriendin zittend naast mij. Terwijl ik naar haar keek zag ik haar blik onafgebroken gericht op de man. Bewegingloos starend, het lijf strak gespannen en alert. Meer en meer voelde ik de riem door mijn handen glijden. Het zorgde voor een brandend gevoel aan de binnenzijde. Ik voelde weer nattigheid maar dit keer van een andere soort. Vluchtig bekeek ik de man. Ik zag hem meer en meer achterover leunen. Hij had grote ogen en keek schichtig. Tegelijkertijd deed hij verwoede pogingen de strakke blik van mijn vriendin te negeren. Hij slaagde niet. Nog voor mijn vriendin de man echt naderde wist ik haar met een ruk terug te krijgen naast mij. De man bleef op zijn hoede. "Ik ben ooit gebeten door dat soort. Dat wil je niet'. Ik geloofde hem.

De man nam contact op met de arts van mijn vriendin en plaatste een bestelling. Ik nam afscheid van de man nadat ik een volgende afspraak had vastgelegd. Zowel mijn vriendin als ik namen weer de zelfde posities in als tijdens de heenreis. Vanuit de achterklep keek zij om zich heen. Kilometers zicht deerden haar niet. Prachtige luchten en akkers vol klei wisten haar ook niet te kalmeren. Evenals de idyllische dorpen waar ik mij in een museum waande. De Groningse lente moest nog ontluiken. We maakten een tussenstop in Appingedam. Samen betraden wij het vrijwel lege gebouw. Wij werden begroet door een vriendelijke assistente achter de balie. Achter haar was een spreekkamer gesitueerd. Er klonk weinig rumoer, wij leken de enige bezoekers, maar mijn vriendin wist de serene rust danig en in rap tempo te verstoren. Tegelijkertijd stelde ze mijn kracht weer grondig op de proef. Onafgebroken grommend en dreigend. De assistente keek mijn vriendin minachtend aan. We verlieten het pand zodra dat kon in rap tempo. Ze stribbelde niet tegen. Leek het te begrijpen en was er zelf ook wel een beetje zat van. Het uitstapje had haar uitgeput. Mij niet minder.

Eenmaal thuis slurpte ze liters water naar binnen. Vergezeld door een half tabletje antidepressivum.