Follow RudiVP on Twitter

donderdag 27 oktober 2011

Lul

Mijn onderbuikgevoel gaf al vanaf onze eerste ontmoeting het sein groen. Verliefdheid van het schoonste soort. Er was mij dan ook veel aan gelegen om indruk op haar te maken. Ik probeerde haar te overtuigen van mijn mannelijkheid zonder daarbij mijn vrouwelijke kanten te negeren. Na een middag samen, de tweede in een lange rij, bood ik haar aan ons naar huis te rijden. Het was de eerste keer dat ik haar bolide, haar bak, haar Peugeot op leeftijd bestuurde. Nonchalant legde ik onder het rijden mijn rechterhand op haar linkerknie. Met een schuin en gediagnosticeerd lui oog hield ik het verkeer in mijn beperkte vizier. Ik stuurde haar auto door het ons onbekende Woerden. Terwijl ik mijn beide handen weer op het stuur plaatste week ik behoedzaam naar rechts om een tegenligger ruimte te bieden. Hoewel ik overtuigd was van het feit dat ik de situatie onder controle had, deed haar "Oooooh. Wat was dat!?" onbetwistbaar anders vermoeden.


 Het gefladder in mijn buik sloeg om als een containerschip in Nieuw-Zeeland. Licht misselijk stapte ik uit de auto om de schade op te nemen. Om deze vervolgens te verwerken. Waarna eventueel nog een calculatie zou volgen. Hoewel dat laatste van ondergeschikt belang was. Deze relatie was veelbelovend terwijl ik een wellicht irreëel beeld van perfectie wilde scheppen. Maar al na enkele dagen lag dat beeld aan diggelen. Evenals de rechter zijspiegel. Deze hing troosteloos aan een tweetal elektrische draden. Geel een groen van kleur. Waarschijnlijk spiegelverwarming.


Jaren later was er nog regelmatig sprake van een luchtige strijd om de bestuurdersstoel. Ik hield de autosleutels op dergelijke momenten altijd nadrukkelijk in de aanslag. Ten teken dat er geen discussie mogelijk was. Dit keer liep zij een halve meter achter mij richting auto. Wel vaker had zij aangegeven dat ik vaart moest minderen als wij samen liepen. "Jij heen ik terug?" hoorde ik als openingsbod over mijn rechterschouder. Ik negeerde het voorstel in eerste instantie maar stemde even later in. Bedreven en zelfverzekerd stuurde ik de enorme Volvo, afgeladen met emballage en boodschappentassen,  richting winkelcentrum.


De parkeerplaats bood maar weinig ruimte en moest achterwaarts worden benaderd. Ik liet haar vast uitstappen. Terwijl ik stapvoets achteruit reed hield ik vooral de riant uitstekende neus van mijn slee in de gaten. Centimeter voor centimeter parkeerde ik in. Tot een doffe plof mij deed verstijven. Als door een insect gestoken stapte ik uit, op zoek naar de oorzaak van de gedempte knal. Zij keek op afstand toe. Ik gaf haar een onterecht geruststellend en opgelaten glimlach retour. Kijk haar daar nou staan. Ik hield van haar. Haar rode laarzen tot net onder de knieën. Haar vlotte jurk met vest. De plof bleek een breuk. Een achterruit liep averij op. Lag aan gruzelementen. Een akelig betonnen afscheiding op ruithoogte had ik blijkbaar even uit het oog verloren. Niet geheel toevallig net het werkschuwe oog. Ik wenkte haar. Met ferme stappen naderde zij de auto. Zij kon een glimlach begeleid door een tergend " Lul!" niet onderdrukken.


Het voordeel van een Gronings erf is dat je echt thuis komt. Of zoals in dit geval echt vertrekt. De zon liet zich nog niet zien. De ramen beslagen. Zij trotseerde de ochtendkou en opende het hek. Om mij uit te zwaaien. Ik kwam pas een dag later thuis. Een zeldzaamheid. Wij waren altijd samen. Nog steeds, na al die jaren. Ik draaide mijn bestuurdersraam open. Om haar al rollend "tot gauw" te kussen. "Doe voorzichtig!?" voegde zij er nog aan toe.


Ik draaide mijn bus het erf af. De duisternis verhinderde een vrij uitzicht. Een gebrek aan stabiele buitenverlichting brak mij op. Een metalen slot van het tuinhek priemde door mijn achterlicht.

donderdag 20 oktober 2011

Vet

We hadden voor de Kantonees kunnen  kiezen. Alwaar de geroosterde pekingeend pontificaal en zonder enige gene wordt geëtaleerd. Waar het restaurant niet meer is als een volle huiskamer. Je schuift als het ware aan bij de familie Hing Kee. Maar de laatste keer viel vooral het gebrek aan kruiden ons tegen. Dus we besloten anders.


Roti kipfilet van Joyce was een nog beter idee geweest. Hadden we gelijk onze voorraad Faja Lobi kunnen aanvullen. Of anders shampoo's of gel in bulkvoorraad. Want dat gaat prima samen naast de verkoop van gedroogde krom gebogen makreel. Tentoon gesteld naast de potten komkommer in het zuur. Maar de volgende dag zou het overtollig Madam Jeanet gehalte van de roti ons opbreken. Dus we zagen er van af.


Lief stapte als eerste naar binnen. Ik volgde. Een kortstondig gebrek aan mannelijke hoffelijkheid. Het viel mij direct op dat de grote stenen plavuizen net werden gesopt. Ik heb daar een handje van. Daar zijn waar net wordt gedweild. En er dan vervolgens voor kiest om er doorheen te banjeren. Waarna mijn overduidelijk schoenprofiel zichtbaar zijn sporen nalaat op de spiegelende stenen. Terwijl ik er met een beschaamd 'sorry' en minzaam lachje mee weg denk te komen. Een tijdelijk defect aan menselijk respect.

De medewerker zat gehurkt naast zijn emmer sop. Terwijl hij zijn dweil verschoonde in het vuile water, keek hij ons recht in het gezicht aan. Na een tel lachte hij zijn tanden bloot en snerpte hij op verwijfde toon: "Nee kom maar hoor. Loop maar door joh". Een tweetal jonge tuttige studentes bevolkten een van de in totaal vier tafels. Ze hadden blijkbaar al gegeten want de tafel was leeg en resten kruimels waren duidelijk zichtbaar. Ze kletsten dus blijkbaar nog wat na. Tijdens hun lunch. In een snackbar bij de watertoren.


De medewerker koos er ondanks onze entree voor om door te gaan met zijn schoonmaakwerkzaamheden. "Moet ook gebeuren he!? Ik sop het nog even na ja?!" Ik werd achtervolgd door zijn dweil. Als een begenadigd danser sprong ik van plavuis tot plavuis zodat elke tegel aan de (schoonmaak)beurt kwam. Terwijl hij zijn handjes liet bungelen aan zijn vooruitstekende onderarmen keek hij mij indringend aan. "Ik was nog even mijn handen ja?! We willen niet dat die naar de chloor ruiken. Toch"!? Zijn bezweet voorhoofd veegde hij af aan de mouw van zijn kleurloze overhemd. Hij droeg er geen shirt onder en aan de bovenkant lieten teveel knopen verstek gaan.


Ik nam de rijkelijk gevulde vitrine in mij op. Voor bijna de helft gevuld met huzarensalades. Blijkbaar een specialiteit. Nasiballen en bamistaven. Gepaneerde kruidloze speklappen. Tekort gekookte eieren. De medewerker hield een notitieblok en pen in de aanslag. "Zeg het maar hoor" klonk het weer nichterig. Terwijl ik mijn bestelling overdacht kneep ik met mijn duim en wijsvinger mijn bovenlip dubbel. Denkend. Peinzend. Snacks tegen elkaar afwegend. Nog voor ik mijn keuze aan de medewerker duidelijk kon maken, gebaarde hij met zijn hand richting mond. Ik begreep hem niet en liet dat ook blijken. "Je moet je hand even voor je mond weg houden. Ik hoor niet zo goed zie je!" Ik bekeek zijn oren en zag daarachter twee ouderwetse joekels van gehoorapparaten. Blijkbaar had hij er geen probleem mee op te vallen. Gezien zijn verschijning maar beter ook.


Terwijl ons eten gaarde in het vet vroeg ik de man naar zijn geschiedenis. Ik herinnerde mij zijn soortgelijke broer. "Mijn broer? Die werkt niet meer" siste hij ons toe. Utrechts voor dood of hommeles in de familie. Maar binnenkort werd alles anders. "Ik neem de zaak over van mijn ouders. Na 22 jaar. Maar ik laat alles zoals het is hoor. Nee, mijn ouders kunnen het niet meer aan. Mijn moeder en haar knieën. Dat gaat echt niet meer." We schreeuwden nog wat vriendelijkheden naar elkaar en ik rekende af. Ik gaf de man een kleine fooi en wenste hem zakelijk succes. Met zijn toekomstig en toch jarenoude snackbar bij de watertoren.


Voor een nacht bivakkeerden wij in een stereotype studentenhuis aan de overkant van de straat. Gezien het riante aanbod aan wereldse restaurants was onze keuze voor de vette hap een verrassende. Ik nam de tas met inhoud aan van de toekomstig eigenaar. Met een weinig smetteloze theedoek veegde hij zijn counter schoon. "Mensen komen hier altijd terug. Eet smakelijk en bedankt he!" hoorde ik nog net, terwijl ik de deur naar de Ansterdamse Straatweg opende.




maandag 17 oktober 2011

Vroeg

' Het is mij nog altijd een raadsel hoe ik in deze benarde positie terecht ben gekomen. Waar is hier de uitgang? Als ik mij niet vergis lig ik hier al de hele nacht. Wat is dit voor leven? Dat fluwelen deken mag dan het beste doen vermoeden, die dichtgetimmerde tralies zijn toch vooral bepalend voor mijn huidig lot. Ik moet kalm blijven! Elk raadsel is oplosbaar. Al heb ik in mijn weliswaar nog maar korte leven zelden voor hetere vuren gestaan. Ik kan dit niet alleen. Ik schakel over op de hulptroepenoptie! Ik moet aandacht zien te trekken. Schreeuwen! Piepen! Kermen! Ik moet inspelen op het gemoed van een willekeurig aanwezige!!'

Ik lag er bewust vroeg in gisteravond. De laatste nachten verliepen dan wel relatief rustig, ik hield nog altijd rekening met haar pittig en onstuimig karakter. Ze had zich meer en meer bij haar nachtelijke gevangenschap neergelegd, zij het onder soms hevig, bijna meelijwekkend protest. Zo ook deze nacht. Het steeds maar weer terugkerende gejank maakte mij bijkans wanhopig en radeloos. Tijdens stiltes tussendoor hield ik verkrampt mijn adem in. Mijn constante hoop op definitieve overgave bleek keer op keer ijdel. Niet zij maar ik capituleerde uiteindelijk. Ik opende de uitgang en maakte hiermee een eind aan een turbulente nacht. De wekker loog er niet om. Zondag. 06.22.

' Yes! Yes! Het werd tijd! Ik wachtte niet tot het deurtje volledig was geopend maar ontsnapte direct. Niet meer dan terecht werd ik in vrijheid gesteld. Ik zat hier dan ook opgesloten onder valse voorwendselen. Maar nu lag de wereld weer aan mijn voeten. Of in mijn bek. Want ik ben er nu wel achter dat daar vooral mijn kwaliteiten liggen. Hé!? Dikke wandelende stokken! En er hangt iets van textiel om heen! Ik ga ze volgen! Oh nee! Daar ligt iets ronds! Als ik daar met mijn neus tegenaan duw dan beweegt het verder! Booooring... Ik moet door die opening zien te komen! Daar lopen van die knakkers rond die niets met mij te maken willen hebben. Alsof ik een of andere melaatse vandaal ben. Die krijg ik wel op de kast! Gewoon even geluid maken en hoppa... Lachen man!! Hé!? Hé!? Wat doet hij daar in mijn nek? Blijf van me af! Ik zit vast. Maak me los! Ik moet met mijn hoofd schudden. Dan kom ik wel los. Het lukt niet! Het sleept me mee...!

Haar enthousiaste reactie deed mij de vermoeiende nacht vrijwel vergeten. Ik sjokte in joggingbroek richting keuken. Net een maatje te groot. Op jacht naar koffie. Zwart zonder suiker. Het ontwaken behoorde nog altijd niet tot mijn meest aansprekende competentie. Zeker niet na een rumoerige nacht als deze. Zij liep al hangend aan mijn broekspijp met mij mee, maar al snel leidde een bal de aandacht af. Enthousiast en onbehouwen reageerde zij op elke aanwezige prikkel van buitenaf. Alles ook maar enigszins hapklaar werd getest. Andere, over het algemeen miauwende, viervoeters werden geprovoceerd en getart. Zij bleek te beschikken over een onuitputtelijke bron van energie. Stoom moest worden afgeblazen. Ik maakte haar vast aan de riem met rollijn. Het gaf haar weliswaar vijf meter bewegingsruimte, maar een simpele duimdruk op de zwarte knop zou het eventuele weglopen tegengaan. Hoewel zij mijn plan om naar buiten te gaan niet steunde liet ik haar geen keus. Enigszins naïef stapte ik blootsvoets in mijn Zweedse klompen.

Ik opende het tuinhek en sleepte de pup met mij mee. Zij zette zich schrap maar beschikte over onvoldoende kracht. Een ongelijke strijd. De weg waarop wij wandelden was leeg en verlaten. Niet vreemd op een dergelijk honds tijdstip. Bevroren dauw sierde de kanten van de weg. Bood de pup in eerste instantie nog weerstand, al snel was zij overstag. Het dartelde en zwalkte over Groningse wegen en zelfbedieningsbruggen. Een haan werd door de hond gewekt. Een lege plastic fles terloops tussen de nog prille kaken geklemd. Onder de brug rustende eenden al taterend uit elkaar gejaagd. Odeur van soortgenoten voor eeuwig opgeslagen. Energie verbruikt.

De weg terug was nog even uitgestorven als voorheen. Het weidse Groningse platteland werd overgoten door een net opkomende zon. Weliswaar minder in kracht dan voorheen maar wel machtig en overweldigend. De mist hing decimeters hoog boven het Damsterdiep. Mijn broekspijpen nat en ijzig. Mijn blote voeten in de terloops aangetrokken Zweedse klompen idem dito. Ruimschoots voor we weer thuis arriveerden zette de pup haar nu al gespierde kont op het ijskoude asfalt. Vragend en met de door de kou betraande ogen keek ze mij aan. Haar kop iets naar rechts gebogen.

' Wat ben je met mij van plan. Ik ben misselijk. Moet denk ik kotsen. Ik kan niet meer. Ben bekaf. Help. Alsjeblieft...?!?

woensdag 12 oktober 2011

Herfst

De herfst had al enkele dagen ferm van zich doen spreken. Zo ook nu. Ik rende vast vooruit om de autodeuren te openen. Dit zou het relatief droog en ongeschonden instappen vergemakkelijken. Jonge puberdames moeten nu eenmaal worden gekoesterd en bij tijd en wijle in de watten gelegd. Al is het om de lieve vrede te bewaren. Anders wel om de zorgvuldige gestileerde haardos in tact te houden. Of de bootschoenen vernoemd naar een populair merk hagelslag te vrijwaren van modder of een ander smerig goedje. Terwijl ook regen en dus natte Adidas jasjes niet behoren tot het favoriete scenario van deze pubermeisjes. Laat staan dat zij hun Pingmachine bloot zouden stellen aan welk risico dan ook. Ondenkbaar. Onbestaanbaar.

Terwijl de dames giechelend en relatief ongeschonden hun zitplaats op de achterbank bereikten, bleef ik de rust zelve. De regendruppels, gedragen door een stormachtige bries, kletterden in mijn gezicht. Mijn pas gecoiffeerde kapsel wist met een dergelijke hoeveelheid nattigheid ook geen raad. Haast bijna masochistisch genoot ik van een complete doorweektheid. Met de regen als mijn verleidelijke partner opende ik het erfhek. Ik nam plaats achter het stuur en drukte mijn zompige linkerschoen op het koppelingspedaal. Ik startte de inmiddels compleet beslagen bolide, om deze door weer en wind richting Groningen Centraal te sturen. Er diende afscheid te worden genomen. Van een beste vriendin nog wel. Al was het voor slechts twee weken.

Terwijl de regen onophoudelijk op de voorruit kletterde maakte de ruitenwisser overuren. Overtollig water deed de Rijksweg richting Groningen angstaanjagend spiegelen. Weilanden en akkers hadden moeite alle liters water weg te laten vloeien. De duisternis paste niet bij dit dagdeel. Jason Derulo bezong luidruchtig zijn It Girl. Baby you're the shhh girl. Soms keek ik quasi toevallig door mijn achteruitkijkspiegel. Ik zag de meisjes al pingend tekstvast met Jason mee playbacken. Crazy how we fit girl. This is it girl. Gelaten. Stilzwijgend. Afwachtend. Nog net niet verdrietig. Dat kon altijd nog. Straks op het perron.

We passeerden dorpen als ten Post en ten Boer. Garrelsweer en Garmerwolde. De sfeer werd meer en meer beladen naarmate de afstand tot de Martinitoren slonk. Ik zweeg. In diverse toonaarden. Gunde de dames hun moment en positioneerde mij ondergeschikt aan het vriendinnenlot. Trommelde wat mee op mijn stuur met Jason. Let me play it loud. Let me play it loud like... Oh Oh Oh Oh Oh...

We naderden het druilerige Groningse stationsgebied. Ik probeerde met een luchtige grap het ijs te breken. Kille ogen lieten mij nadrukkelijk via de achteruitkijkspiegel weten dat mijn geestigheid niets toevoegde. Ik richtte mijn vizier weer op het verkeer. De regen viel nog altijd onophoudelijk. Het parkeren bij het Centraal Station was als altijd wonderbaarlijk eenvoudig en verbazingwekkend dicht op het spoor. Vergeleken bij steden als Amsterdam en Utrecht een weldaad. Ik gaf de dames wat euro's om  te hamsteren bij een grootgrutter op perron 1 terwijl ik een parkeermeter vulde. Ik sjokte naar het perron. Gunde de meisjes nog wat laatste tijd samen.

Kort daarna hoorde ik een snerpend " Ruuuuuuuuud " mijn richting op waaien. Blij verrast dat ik blijkbaar toch werd gemist zocht ik naar de meiden. Ik trof ze aan bij de uitgang van de stationssuper. Handen gevuld met verantwoorde smoothie en een belegd broodje. Met magere kipfilet. Een gevulde koek ter compensatie completeerde het survival pakket. " Draag jij de tassen even" zette mij weer met de voeten op de grond. Het draaide even niet om mij vanmiddag. De meisjes namen afscheid. Geen groter leed dan dat.

Het was koud op het Gronings station en we waren zoals wel vaker veel te vroeg van huis vertrokken. De trein nog niet in aantocht en de wind was gemeen. Snerpend. Passend bij de omgeving. We zochten warmte in de stationshal en doodden de tijd. Ik werd gedoogd terwijl de meisjes ervaringen uitwisselden over welk type ' oortjes' het lekkerst zitten. Als ze naar Jason Derulo willen luisteren. Of Bruno Mars. Of een andere willekeurige artiest. Waarschijnlijk met een MTV crib.

De trein bleek gelukkig nog voldoende zitplaats te bieden. De meisjes namen afscheid en bleven stoer. Terwijl de één zich nestelde voor een lange rit, stond de ander te klappertanden. Veel te dun gekleed. Ik wachtte geduldig tot de trein vertrok. We zwaaiden en draaiden ons vervolgens snel om richting parkeerplaats. De warme auto lonkte. Om de aandacht af te leiden adviseerde ik haar.  "Je kan nu niet meer in een vest naar buiten". "Het is herfst".

donderdag 6 oktober 2011

Dierendag

Moederdag. Vaderdag. Secretaressedag. Dierendag... Een pot nat. De middenstand wrijft bij dit soort gelegenheden de handen warm. De consument consumeert naar hartenlust. Toch roept die laatste gedenkdag bij mij liefdevolle herinneringen op. Ik ontmoette mijn duif  ooit op deze dag. Ik sprak tot haar destijds voor het eerst waarschijnlijk legendarische woorden. Al weet ik niet meer welke. Ik ben dan ook bij tijd en wijle een verstrooide vogel. Maar na een serie succesvolle jaren samen toch vooral zo trots als een pauw. Of als een hond met zeven pielekes. Of een aap met zeven lullen. En hoewel ik niet bekend sta als feestvarken, ook dit jaar besteedde ik graag aandacht aan dit heuglijk jubileum.

Vandaar dat ik het aanbod van mijn lief voor een diner buitenshuis met genoegen accepteerde. A dinner for two. Just me and you. On the bicycle. To ten Post. In Groningen zijn de luchten dreigend en nadrukkelijk aanwezig. De wind lijkt vrij spel te hebben. Af en toe slechts onderbroken door een groepje windwerende bomen. Zo ook deze avond. Het deerde ons niet. Druistig stapten we op de tweewielers, zwaaiden nog even terloops wat gezinsleden uit, en wisten niet waar wij aan begonnen. Als vreemde eenden in Groningse bijten pedaalden wij door dorpen als Garrelsweer. Een openluchtmuseum met gratis toegang. Hollandsche taferelen met bruggen, bootjes en de allerliefste huisjes als toepasselijk decor. We slingerden mee met het Damsterdiep. Tot een imposante molen in zicht kwam. Het aangrenzende restaurant werd uitverkoren.

Nog nahijgend en licht bezweet zocht ik een vrije tafel in het modieus gestyleerde grandcafe annex restaurant. Een frisse jonge Grunningse stapte kordaat op mij af. "Gaat het een beetje meneer?" vroeg zij baldadig. "Mannen hebben de neiging nogal te overdrijven schijnt het" voegde zij er nog gehaaid aan toe. De toon was gezet. Nederig en bijna schuldbewust bestelde ik een bier en bestudeerde de gevarieerde kaart. Nog voor ik een keuze had gemaakt snakte ik als een dorstig paard naar een tweede glas gerstenat. Toch hield ik mij nog even gedeisd. Wenste niet nog een keer te worden gedist door een bijdehante Groningse tante.

Mijn tompouce met Hollandse garnalen en gerookte zalm was fraai gedecoreerd. Dikke lagen bladerdeeg verhinderden dat de smaak van vis overheerste. Het tweede biertje kwam al snel. Lief besloot zich kandidaat te stellen voor een ´proeverij´. Een zoveelste poging geitenkaas te lusten mislukte jammerlijk. Ook haar krabburger, tevens onderdeel van het palet aan voorgerechten, bleef deels onaangeroerd. Zij liet mij de kervelsoep proeven. Ik vergeleek het met champignonsaus. Eendenborstfilet completeerde het gevarieerde aanbod aan voorspijzen.

Tussen de gerechten door besloten wij tot een rookpauze buiten, aan de voet van de molen. Terwijl de kok mijn rundvlees medium probeerde te bakken, rolde zijn collega een boerenvarkensschnitzel door de paneermeel. De olijke serveerster bleek een perfecte gastvrouw. Evenals haar mannelijke, meer terughoudende collega. Meer een koele kikker. De tournedos bleek welldone. Ik maalde erop en niet om. Spruitjes oogden klein en aantrekkelijk. Toch durfde ik het niet aan. De Irish Coffees werden tot slot tevens buiten genuttigd.

De sfeer bleef nog lang gemoedelijk. We kletsten nog wat met onze favoriete bediende. Haar openheid en toekomstige dromen klonken aandoenlijk. Waar bij de een de Randstad lonkte, genoten anderen intens van een een nieuw leven. Een leven in Groningen. Als een vis in het water...

woensdag 5 oktober 2011

Ontmoeting

Hij had het zich niet voorgenomen om al voor zonsopgang wakker te zijn. Maar eenmaal uit bed lonkte het vroege, nog mistige platteland. Hij zocht in het donker naar makkelijke kleding. Van de onderste plank uit zijn kledingkast griste hij een merkloze trainingsbroek. Lelijk glimmend en geen toonbeeld van sportkleding om een afgetraind lijf. Net iets te grote lengtemaat waardoor de ritsen aan de onderkant over de plavuizen sleepten. Zijn naakte torso bedekte hij met een vest. Niet veel later was hij onderweg naar de schuur. Zijn domein. Gretig greep hij zijn werphengel. Een dag eerder in de wacht gesleept op een winkelcentrum in Delfzijl. Het gebrek aan zaterdagse klandizie gaf de havenstad die dag zoals wel vaker een desolaat karakter.

Een vitale jonge Daamse vader had het scenario voor deze warme nazomerse dag al uitgestippeld.  Hij zou voor dag en dauw opstaan om zijn pronkjewail op te halen bij een aanlegsteiger, even verderop richting Garrelsweer. Enkele maanden geleden was hij vader geworden. Hoewel trots, zijn leefwijze was onder druk komen te staan. Maar ondanks alle waarschuwingen vooraf was zijn paradepaardje nog altijd in zijn bezit. Hij erkende de dreiging van eventuele vroegtijdige verkoop. "Een jong gezin kost handen vol klauwen" sprak zijn moeder hem al eerder vermanend toe. Moederlief had goede bedoelingen gehad, maar was nu eenmaal niet erg sterk in spreekwoorden. Slechts gekleed in korte broek en teenslippers stapte hij achter het roer van zijn speedboot. Vandaag zou hij genieten van aanzien, snelheid en adrenaline. Alsof hij Sonny Crockett was en de hoofdrol speelde in Wirdum Vice.

De vissteiger lag beschut onder een knotwilg. Vele kleine boomblaadjes leken boven de steiger en het aangrenzende water te zweven. In werkelijkheid hingen zij aan onzichtbare restdraden spinnenweb. Het Damsterdiep ademde serene rust. Het water onbeweeglijk, de eenden en ander Gronings gevogelte nog verscholen in het riet. Met een vaatdoekje veegde hij het plastic viskrukje droog. Onhandig knoopte hij de haak aan het tuig. Hoewel een liefhebber was hij nooit een begenadigd visser geweest. Hij wist niet van diepte, aas, vistechnieken en vissoorten. De vangst deed ook minder ter zake. Het niets doen had prioriteit. Dolce far niente. Hij nam plaats op het inmiddels gedroogde krukje. Zijn dobber torende hoog boven het kabbelende water uit.

Hij startte zijn 4takt 5pk buitenboordmotor. De motor en schroef pruttelden eerst nog wat tegen. Maar na een flinke dot gas verscheen er een grote grijns op het gezicht van de jonggetrouwde vader. Alle ingrediënten waren aanwezig om er een magnifieke dag van te maken. Terwijl hij over zijn linkerschouder keek gaf hij meer gas bij en vertrok. De reis zou niet lang in beslag nemen. Van Garrelsweer naar Appingedam was een fluitje van een cent. Zeker op een tijdstip als deze, waarop het merendeel van de Groningse Ommelanders nog op een oor bivakkeerden. Zijn dolgelukkige vrouw, sinds kort toegewijd moeder, stond al gewapend met kinderwagen, babyparasol en ruim voldoende voeding op hem te wachten. Het gezin verkoos deze stralende dag de Groningse wateren met als vertrekpunt het Damsterdiep.

Erg bijtgraag bleken de vissen niet maar de hengelaar was in zijn element. De zon had zich al nadrukkelijk gemeld en de dauw verdreven. Het was aangenaam toeven langs de plantenrijke oever van het Damsterdiep. Ekensteiner kraaien vlogen af en aan. Een enkele vroege jogger passeerde hijgend aan de overkant van het water. Rust en stilte heersten tijdens deze zondagochtend. Slechts een zacht gebrom klonk vanuit de verte. Nadat hij zijn gebrekkig geknoopte vishaak had voorzien van nieuwe mais, wierp hij deze richting het hoge riet aan de overkant. Het gebrom vanuit de verte werd alsmaar luider. In eerste instantie leek het nog op een trekker. De boeren in de omgeving doen op de meest onmogelijke tijden hun noeste arbeid. Tot het moment dat het kabbelende water onrust aankondigde.

Niet veel later naderde een jonge vader met een vorstelijke grijns op zijn tronie. Hij had zijn kans geroken en gegrepen. Vol gas en met de punt van de boot steil naar boven wijzend, scheerde hij door het meanderig kanaal. Eenden en vogels namen hoe vreemd ook de benen. De volwassen visser zag het schouwspel aan en schatte snel de risico's in. Hij zag dat jeugdige onbezonnenheid aan het roer stond van de raceboot. Snel en behendig haalde hij zijn lijn binnen. Het water werd door de krachtige motor in tweeën verdeeld. Een langgerekte V-vorm werd zichtbaar achter de boot. Golven naderden en de vissteiger kwam voor het merendeel onder water te staan. Bij het passeren groette de jonge vader zijn provinciegenoot op de steiger met een olijk "Moi!". De visser kon een glimlach niet onderdrukken, ruimde zijn hengel op in de schuur. De vroege ochtend was voorbij.