Follow RudiVP on Twitter

maandag 31 augustus 2015

Galgenwaard

Hij gaf mij de autosleutel met een blik van 'ik ga mij daar niet aan wagen rij jij maar'. Ik nam de uitnodiging met graagte aan en stapte vlot achter het stuur. Ik rij eigenlijk nooit in auto's jonger dan een jaar of acht. Mijn auto's vertonen altijd kuren. De speakers van de autoradio kraken en klinken blikkerig. De tank van de ruitenwisservloeistof is overwegend leeg. Lampjes met afbeeldingen van druppeltjes of accu's lichten geregeld op. Zo niet de auto van mijn vader. Geen kruimeltje op kleed of stoel. EHBO doos binnen handbereik en lifehammer met een klem bevestigd op kniehoogte. Behoedzaam zocht ik de versnelling om de auto in zijn achteruit te kunnen manoeuvreren. De auto gaf piepsignalen af ten teken dat de kust achter ons veilig was. Mijn vader legde mij het piepsysteem feilloos uit.
'Deze piept als je achteruit rijdt.'
Al snel had ik de controle over de auto en besloot ik via de Amsterdamse Straatweg Utrecht in te rijden.
'Kijk uit bij die rotonde hoor! Alles is hier veranderd!'
Ik begreep de zorg van mijn vader wel. Hij zag mij waarschijnlijk nog steeds als zijn kleine jongen. Dat ik inmiddels toch al Abraham was geworden wist hij natuurlijk wel maar drong blijkbaar niet tot hem door.
Ik reed door buurten waar ik was opgegroeid.

Hij had mij in zijn linkerhand en mijn broer in zijn andere. Naarmate we het stadion naderden kneep hij steeds harder. Ik keek dan even omhoog en zag mijn vader schichtig om zich heen kijken. Voorbereid op naderend onheil. Eenmaal binnen in het stadion kalmeerde hij dan en zag hij dat het goed was. Meer en meer liet hij de teugels vieren en kregen mijn broer en ik de vrije hand.

Eenmaal in het centrum van Utrecht vroeg mijn vader zich af of de singel niet al was vol geplempt met water. Ik stelde hem gerust.
'Ik was hier laatst nog. Het is er hectisch maar we kunnen er wel door.'
Eenmaal bij het Vredenburg zag ik dat mijn vader de handgreep boven hem stevig vast hield. Zonder noemenswaardige problemen vervolgde ik mijn weg over de Catharijnesingel. Tot ik tot mijn schrik zag dat de weg bij de Tolsteeg bruut en nogal definitief was afgesloten. Binnen een mum van tijd moest ik een alternatieve route bedenken. Ik passeerde de terrassen en reed de Oudegracht op. Ik keek op de klok en realiseerde mij dat de winkels bijna zouden sluiten. Het was zaterdagnamiddag en zomers warm. Terwijl ik naar een weg zocht waar ik wel rechtsaf mocht wiebelde mijn vader steeds nerveuzer heen en weer op zijn smetteloze stoel. Ik wist op slinkse wijze de Nieuwegracht te bereiken. Mijn vader had geen idee waar we reden.
'Ik was al lang naar huis gereden' hoorde ik hem lacherig melden.

De wedstrijd was begonnen. Grootheden als Leo van Veen, Ries Coté en Hendrik Hendriksen deden de tribunes sidderen, maar mijn broer en ik raakten al snel verveeld. Mijn vader daarentegen leek ons meer en meer uit het oog te verliezen. Wij hadden natuurlijk feilloos door dat hij volledig opging in de wedstrijd die de FC waarschijnlijk toch weer nipt zou verliezen. Mijn broer en ik wachtten het juiste moment af. Een corner. Of nog beter een penalty. Wij klommen dan slinks over het lage muurtje waarna wij gehurkt op onze billen  de wielerbaan afgleden en ons verstopten onder de houten tribunes direct achter het doel. Waarna we onze vader gerust stelden door naar hem te schreeuwen.
'Pap!! We zijn hier hoor!!'
Mijn vader hoorde niets.

Ik wist een parkeerplaats te bemachtigen niet ver van het stadion. Al snel passeerden we wandelend de stadionflat waar bewoners bezorgd keken naar de hordes overigens rustige supporters. Ik gaf mijn vader zijn kaartje en bracht hem op de hoogte van de procedures rondom barcodes en draaihekken. We beklommen meerdere metalen trappen en ik voelde mijn benen verzuren. Ik keek even achterom of mijn vader nog volgde. Zonder mokken of morren klom hij moeiteloos naar boven. Ik zocht het juiste vak en wees mijn vader zijn stoel voor deze avond. We legden onze jassen op onze schoot en slaakten beiden een diepe zucht. We hadden onze bestemming weliswaar met horten en stoten bereikt, het uitzicht was zoals altijd weer fenomenaal. De grasmat oogde als een biljartlaken. Even verderop bereidde Frank Snoeks zijn verslag voor. Koffie zouden we in de rust wel halen.

De menigte boven ons sprong steeds groepsgewijs fanatiek op neer begeleid door gezang en gejoel. Soms waren we een moment bang dat de krakkemikkige tribunes zouden instorten. We renden dan snel naar de wielerbaan terug om te ontsnappen en klommen op handen en voeten snel naar boven. Waar mijn vader ons weer zag en geprikkeld reageerde:
'Kom jongens. Niet naar beneden klimmen. Veel te gevaarlijk en we zijn hier om voetbal te kijken!'
Om mijn vader dan tijdelijk tevreden te stellen klommen we weer over het stenen muurtje terug naar de staantribune waar hij alweer aandacht had voor de wedstrijd. Het was bijna rust. Ik keek mijn broer even aan en hij knikte.
'Pa mogen we ijs halen.'
'Straks. Het is bijna rust.'

We genoten van Haller. Bewonderden Ayoub en klapten voor Ramselaar. De scheidsrechter floot voor de rust.
'Blijf jij maar zitten pa. Ik haal wel koffie.'
Ik sloot aan bij de rijendik die stonden te wachten. Al snel werd ik aan alle kanten omringd door overwegend grote zware zwetende mannen. Supporters die bier hadden weten te bemachtigen droegen deze boven hun hoofd weer terug door de meute. Soms voelde ik een paar druppels bovenop mijn hoofd landen. Ik bedacht tijdens het schuifelen een strategie om straks met de hete koffie veilig weg te komen. Ik slaagde uiteindelijk en zag mijn vader zenuwachtig en voorover gebogen voor zijn stoeltje heen en weer bewegen. Hij wilde klaar staan als ik met de hete koffie zou arriveren. Twee vrouwelijke supporters achter hem hadden zich een kwartier lang zorgen gemaakt om mijn nerveus wachtende vader.
'Pas maar op dat u geen stijve nek krijgt meneer' hadden ze hem gewaarschuwd. Mijn vader vertelde het mij met een minzaam berustend lachje.

Gedurende de tweede helft lukte het ons meermaals om te ontsnappen aan de aandacht van mijn vader. Steeds weer klommen en speelden we op de wielerbaan van de Galgenwaard. Af en toe besloten we flarden van de wedstrijd te kijken. Vooral als de FC dreigde te winnen. We zouden dan net zo hard joelen en schreeuwen als alle andere supporters. We zouden mijn vader nog vragen of we chips mochten halen. Waarna we nog één keer naar beneden zouden klauteren. Om het af te leren.

Tevreden en blij met de overwinning klommen we weer van de metalen trappen af naar beneden.
'Dit gaat toch een stuk makkelijker' liet mijn vader weten. Een supporter voor ons reageerde vriendelijk.
'Er is ook een lift hoor meneer'.
Mijn vader vertelde de man dat hij pas 80 was. Dat het allemaal nog prima ging maar best met de man wilde ruilen. Qua leeftijd dan. We liepen weer terug langs de stadionflat waar een mooie studentikoze blondine tegen de wandelende stroom overwegend mannen in fietste.
'Ik denk dat ze het expres doet. Om complimenten te scoren.' Ik betwijfelde het maar glimlachte slechts.
Ik scheurde via de Rubenslaan richting Tuindorp. Ik sneed de weg af bij Voordorp. Ik nam de juiste afslag op de Ringweg. Vlak voor de haakse bocht remde ik af op de motor. Mijn vader zette met gestrekte arm zijn ferme hand bovenop het dashboard.
'Whohoho! Het is net of ik bij Max Verstappen in de auto zit!' 
Ik paste mijn snelheid aan en parkeerde de auto uiteindelijk voor de deur. Ik overhandigde mijn vader de sleutel met een glimlach.
'Het was mij een genoegen pa.'