Follow RudiVP on Twitter

woensdag 23 november 2022

Oogdruk

We hadden afgesproken bij een opticien. De vraag was nu even welke. Ik stond verstijfd van de kou stil  in de Landstraat in Delfzijl en probeerde de omgeving in mij op te nemen. Ik deed dit door middel van een matig soepele draai van 360°. Ik zag er drie. Hans Anders en Eyewish. Ik probeerde de Pearle.
'Kan ik u helpen?'
'Ik hoop het niet'.
De dame liet er geen twijfel over bestaan dat ze onderdeel was van de brillenketen. Ze zag er verzorgd uit en haar bril was modieus maar toch tuttig bovendien. Te perfect. Bovendien stond het bedrijfslogo op haar Pearle vest geborduurd.
'Ik zoek mijn vrouw. Zij heeft voor ons samen een afspraak gemaakt maar ik weet niet meer bij welke opticien. Jullie zijn met erg veel.'
Mijn steun en toeverlaat bleek al gearriveerd en direct afgevoerd naar een separate kamer. Ik werd aan een tafel gezet met een kop koffie en 24-Kitchen op de TV. Rudolf kwakte een lading suiker en boter door elkaar heen en had een minuut later 12 brownies van 500 Kcal p.s. De slagroom niet meegerekend.
 
Ik had mijn koffie nog niet op of ik moest van weer een andre bebrilde dame plaats nemen achter een oogdrukmeter. Er werd iets in mijn ogen gespoten. Hoewel ik werd gewaarschuwd schrok ik toch.
'Uw vrouw reageerde heftiger!'
Dat was wel fijn om te horen. Weer eens wat anders.
Ik keerde terug naar mijn koffietafel. Al snel verscheen mijn lief vanuit het niets.
Terwijl dame 1 de zorg voor haar overnam, werd ik door een derde, dit keer mannelijke Pearle medewerker meegenomen. Naar een duister kamertje achterin de zaak.
Ook deze mannelijke collega was bebrild. En zo liepen er nog drie rond. Zes in totaal. Allemaal een bril. Zou je ook bij Pearle mogen werken als je perfecte ogen had vroeg ik mij af? Of hebben ze ook showbrillen zonder sterkte? Voor het geval dat.
 
Ik zat op zich wel lekker. De oogmeetstoel was goed. Ik meldde dit tevreden  aan de man die wel erg dicht tegenover mij zat. Hij had meer weg van een dominee dan van een brillendokter. Zijn Pearle outfit, bestaande uit pantalon en colbert, zou ik shabby noemen als het mij werd gevraagd. Maar dat vroeg hij niet. Hij vertelde over de bureaustoel waar hij op zat. Hij had hem 15 jaar geleden op kosten van de baas aangeschaft. Want de stoel hiervoor, dat was geen zitten. De test viel mij niet tegen.
'Uw ogen vertonen veel overeenkomsten met die van uw vrouw' zei de dominee.
Wat onzin was. Die van haar zijn veel mooier.
 
Tevreden verliet ik de duistere kamer. Ik zag mijn lief als in een Pearle commercial allerlei monturen passen voor een Pearle spiegel. Vrolijk stapte ik op haar af. Ze was er wel uit. Het moest net zo'n montuur worden, als die leesbrillen van de Action die ze steeds koopt. Maar dan multifocaal. Ze vroeg dame 1 naar de kosten van zo'n arrangement. Deze begon een onsamenhangend verhaal. Over zilver, goud en diamant. En dat je, wilde je een beetje zicht hebben, moest kiezen voor diamant. Dat kwam neer op zo'n € 750,-. Per bril.
'Montuur natuurlijk niet meegerekend' schamperde dame 1. Alsof het logisch was.
 
Dame 1 nodigde ons uit weer plaats te nemen aan een laag tafeltje met daarop de computer. Haar glimlach wist van geen wijken. Ze vatte het verhaal nog eens samen. Over tweede brillen gratis en cadeaubonnen die we mochten weggeven.
'Maar niet aan elkaar natuurlijk'’ schamperde ze voor de tweede keer.
We keken elkaar aan. Mijn vrouw en ik. We zagen elkaar prima. En begrepen elkaar nog beter.
 
'Mag ik u iets vragen?'
Dame 1 reageerde uitnodigend.
'Natuurlijk mag dat!'
'Hebben wij eigenlijk wel een bril nodig?'
Ik stelde deze vraag niet voor niets. Mijn ogen waren weliswaar gemeten, de uitslag vernam ik nooit.
Serieus wierp ze een bebrilde blik op haar computerscherm. De glimlach op het gezicht van dame 1 verdween.  
Het viel eigenlijk wel mee. Met die ogen van ons. Dus die brillen. Daar zagen we vanaf.

zondag 14 augustus 2022

Nieuwe familie



 


Soms zou ik wel praktiserend willen zijn. Het heeft gewoon bepaalde voordelen. Ik zou dan willen geloven dat mijn opa en oma, Joods en daarom omgebracht in de oorlog, boven op een wolk zouden meekijken naar wat er gaande was op dat moment. Zomaar ergens in Zeist.

We hadden afgesproken in het huis van mijn zus. Ik parkeerde ruim op tijd mijn auto voor haar deur en stapte moeizaam uit de oude Volvo. Mijn rugklachten speelden weer op. Niet gek ook. Ik denk als late vijftiger nog net zoveel te kunnen als twintig jaar geleden. In eenzelfde tempo bovendien. Mesjogge. Die idioterie breekt me nog eens op. Ik vermande. Deze middag wilde ik niet missen.

Er liep net voor mij nog een man richting voordeur. Hij droeg een grote schaal met twee armen gestrekt uiterst behoedzaam voor zich uit. Ik was te ver weg om te zien wat er op de schaal lag. Ook had ik geen idee wie hij was. Het zou een nieuw familielid kunnen zijn. Eén van de velen die ik vanmiddag zou gaan ontmoeten. Hij kon, doordat hij zijn handen vol had niet aanbellen. Dus keek hij mij vrolijk aan als een schreeuw om hulp. Hij zong er een liedje bij. ' Waar is dat feestje?' hoorde ik hem wat ongemakkelijk maar goed bedoeld zingen. Ik besloot de situatie nog ongemakkelijk te maken door zijn liedje af te maken. 'Hier is dat feestje!'

Het bleek de kaasboer. Hij bezorgde net een royale schaal met tientallen soorten kazen, toen ik de woning van mijn zus binnentrad. Ik zag dat de kaasboer zijn schaal graag uit handen wilde geven aan mijn zus. Maar ik was hem net voor en begroette haar eerst met een zoen en een omhelzing.

Mijn moeder zag me binnenkomen en sprong opvallend snel en soepel uit de toch diepe driezitsbank. Zeker voor een meisje geboren in september 1940. De oorlog was nog jong. Ik gaf mijn moeder eenzelfde begroeting als even daarvoor haar dochter, gaf mijn vader een mannelijke high-five en liep via de tuindeur naar buiten. Het was de vijfde dag van een hittegolf.

Buiten stond mijn oudere broer. Gabber. Borst vooruit en een grote glimlach op zijn gezicht. Dat laatste werd niet alleen veroorzaakt door zijn opgeruimde karakter, maar ook door een ijskoud biertje aan zijn lippen onder zijn Joodse neus. Qua uiterlijk was hij het meest Joods van ons drie. De zwarte krulletjes zijn alleen wat van kleur veranderd en minder in aantal. Maar zijn donkere ogen liegen niet.

Nadat ik ook mijn schoonzus en zwager had begroet, zocht ik mijn zus weer op in de keuken. Zij was, zoals altijd, de aanstichter en spil van de komende bijeenkomst. Ik vroeg haar een koffie voor me te maken. 'Flat white alsjeblieft'. Ze reageerde opvallend vrolijk en verrast. Eindelijk eens iemand die geen cappuccino vroeg. Ik tilde mijn overheerlijke koffie even later de lucht in. 'Lechajiem zus'.

'Ben je nerveus?' Dat was ik niet. Wel voelde ik een gezonde spanning, Alsof ik in de finale stond van één of ander sportief evenement. Gezien mijn rugklachten had ik overigens weinig fiducie in een goede afloop. Maar ik vermande wederom toen ik de deurbel hoorde. 

Mijn zus deed open. Ik bleef eerst nog even om een hoekje staan, maar besloot toch al snel naar voren te treden. Ik schudde de handen van de mannen. Vier in totaal. Eén van de vier moest mijn halve neef zijn. Maar daar kwam ik later vandaag vast nog wel achter. Nu was het vooral zaak om de namen van de mannen te onthouden. Al bij man nummer twee was ik het kwijt. 'Sores voor later bijgoochem' hoorde ik mijzelf denken.

Ik twijfelde over hoe de vier vrouwen te begroeten. Drie kussen op de wang? Misschien ongepast en onprettig voor de dames. Ik was weliswaar geparfumeerd maar droeg een flinke baard op mijn porem. Niet alle vrouwen zijn hiervan gediend weet ik uit ervaring. Ik besloot de overigens zeer charmante dames één voor één de hand te schudden. Ik merkte dat ik de namen van de vier vrouwen wel kon onthouden. Astrid, Sonja, Mirjam en Karin. Drie van hen waren halfnicht.

Mijn moeder werd overladen met bloemen en stond al gelijk in het middelpunt. Haar vader had het gepresteerd om voor en tijdens de oorlog twee gezinnen te stichten. Na een echtscheiding en grotendeels in harmonie voor zover ik weet. Maar deed dat ertoe? Men had wel iets anders aan het hoofd in die tijd. Overleven bijvoorbeeld. Dat lukte verdomme niet. Hoewel de Duitsers Amsterdam al 'Judenfrei' hadden verklaard, werden onze gezamenlijke opa en mijn oma alsnog op 24 augustus uiteindelijk vanuit Westerbork naar Auschwitz getransporteerd. Verraden waarschijnlijk. Gewoon geen mazzel misschien.

De sfeer werd al snel ontspannen. Verhalen werden verteld. Vragen over en weer gesteld. Ordners met foto's kwamen tevoorschijn. Net als ansichtkaarten. Geschreven door mijn opa in een goederentrein op weg naar Westerbork of Auschwitz. Vervolgens door hem uit het raam van de rijdende trein gesmeten. In de hoop dat ze zouden worden gevonden en tevens bezorgd op het gewenste adres. Zijn plan slaagde wonderwel en mijn neven en nichten waren zuinig geweest op het bewijs. Net als op de foto's.

Hoewel het gesprek met mijn nieuwe Amsterdamse familie even naar Ajax versus fc Utrecht neigde, wist ik dat onderwerp gelukkig tactvol en hopelijk ook soepeltjes te ontwijken. Die discussie moesten we maar voor een volgende afspraak bewaren bedacht ik mij. Diezelfde avond zou ik op uitnodiging van mijn broer fc Utrecht bezoeken. Ik had er zin in.

'Tegen wie moeten ze?' hoorde ik in onvervalst Mokums achter mij. Het was Karin. Aangetrouwd en trots op haar roots. En waarom niet.

'Cambuur thuis?' 'Altijd lastig.'

Van Karin kon ik het hebben. En achteraf bleek ze verstand van voetbal te hebben bovendien. Utrecht kwam die avond niet verder dan een teleurstellend gelijkspel.

Ik eindigde de middag aan een grote buitentafel, al zittend tegenover nieuwe neef Eric. Ik keek in het gezicht van een olijke jofele gast. Weliswaar Amsterdams, maar het was ook hem vergeven. Vooral toen hij mij confronteerde met de inhoud van zijn blauwe ordner. Of beter nog, de manier waarop hij de gevoelige inhoud liet zien. Hij was gretig, stond op en legde de ordner behoedzaam onder mijn gok.

Terwijl Eric half over mijn schouder meekeek, las ik de goed bewaarde briefjes en ansichtkaarten. Hoewel de inhoud nog niet echt wist door te dringen, begreep ik natuurlijk wel de impact van wat Eric mij liet zien. Het was verbijsterend om te lezen en keihard confronterend. De angst. De zorg. De onwetendheid. De liefde. De moed. 

Eric bewoog zijn wijsvinger losjes op borsthoogte heen en weer tussen mij en hemzelf. 'Onze opa' hoorde ik hem zeggen. Hij leek te stralen. Ik straalde terug.

Ik gaf de mannen wederom een hand bij vertrek. Nu fermer en soms legde ik mijn andere hand er nog even bij. Hoewel het afscheid verder soepel verliep, koos ik dit keer voor een omhelzing van mijn halfnichten. Foutieve keuze. Aan hun reactie was te merken dat ze op drie gebruikelijke kussen hadden gerekend. Het deerde niet. Maar bij de volgende ontmoeting geef ik gewoon drie kussen. Dan weten ze dat vast.