Follow RudiVP on Twitter

woensdag 7 juni 2023

Aan den lijve


De dag begon nog vrolijk. Ik wist mijn Mechelse herder al snel duidelijk te maken dat ze even thuis moest blijven. Kalm en begripvol zocht ze haar riante plaats op. Ik hoorde haar nog even diep zuchten zelfs. Blij dat ze even van mij af was waarschijnlijk. Ik sloot de voordeur en liep opgewekt richting mijn auto. 

De zon scheen. Mereltjes floten. Lentekriebels. Dat soort dingen. De wereld was voor heel even mooi. Ik had er zowaar zin in. De oude VW Caddy helaas niet. Hoewel de eerlijkheid gebied te zeggen: het lag niet aan de Caddy. Omdat ik geen reactie had gekregen terwijl ik de contactsleutel omdraaide, zag mijn linkeroog vrijwel tegelijkertijd de schakelaar van de verlichting nog aan staan. Ik baalde van mijn immer terugkerende hardnekkige slordigheid. Over iets meer dan een uur werd er op mij gerekend, Een grote bestelling moest worden bezorgd bij een enorm kantorencomplex aan de rand van de stad. Via een handige app had ik al snel de knalgele hulpdienst ingeschakeld. Haast was geboden.

Tijdens het wachten hoorde ik de Mechelse herder binnenshuis onrustig worden. Het gestommel van mijn kant voor haar deur maakt haar onrustig. 'Waarom was ik nog niet weg?' vroeg zij zich terecht af. Hoewel we hadden afgesproken dat zij thuis zou blijven, besloot ik haar toch weer tijdelijk los te laten. Om nog wat met haar te spelen, in afwachting van de gele hulpdienst. Ondanks de door haar zo verfoeide onduidelijkheid en gebrek aan structuur greep ze haar kans als een koe die voor het eerst de wei in mocht.

De jongeman stapte vrolijk uit zijn opvallend gele hulpauto. Bij het openen van zijn deur kwam er een zweem Q-Music mee naar buiten. Ik was nederig terwijl ik mijn probleem kort wist samen te vatten. 'Ik heb de lampen laten branden.' Zijn glimlach werd alsmaar groter. Alsof hij er stiekem van genoot. 'Is niet handig hè.' Een rare mix was dat van een retorische vraag en onnodige opmerking. 'Je bent de derde al vandaag' voegde hij nog even terloops en smalend toe.

Tijdens het laden van de accu zocht mijn Mechelse herder contact met mij. Ze had geen oog voor de blonde jongeman. Het forse zilveren sieraad om de nek van de jongen had wel iets weg van een hondenketting.
'Mijn buurman heeft ook zo'n Mechelse herder.'
Dat was fijn om te horen, maar ik wilde nu graag mijn auto starten. Helaas gebood de jongeman mij nog even wat meer geduld te hebben. Hij vertelde gretig verder.
'Maar die is niet zo vriendelijk. Al helemaal niet tegen gekleurde mensen.'
Even fronste ik mijn wenkbrauwen. Wat zei hij nou precies? Moest ik hierop reageren? De hulpjongen greep dat moment van tijdelijke verstijving aan om meer duiding te geven. Mooi vond hij dat. Een racistische herder. Want zelf was hij ook niet zo gesteld op mensen van een andere kleur dan de zijne. Spierwit. Rossig.
'Nee ik ben geen racist hoor maar ik vind gekleurde mensen gewoon niet te vertrouwen.'
 
Natuurlijk had ik hem op dat moment tot de orde moeten roepen. Maar ik was zwak en vermeed de zinloze discussie. En had geen tijd bovendien. Hemeltergend egoïsme nam dan ook bezit van mij. Eigenbelang overheerste. Dat ik daarna kortaf was tegen de beroepsmatig behulpzame racist deed daar niets aan af.

De Caddy draaide weer als nooit tevoren. Het gevoel van onbehagen en schaamte overheersten tijdens de rit naar de stad. Ik deelde mijn ervaringen met mijn collega's. Ik merkte dat ik mijn passieve rol gemakshalve achterwege liet. Precies op tijd arriveerde ik met 8 dozen gevuld met broodjes bij het kantorencomplex ergens aan de rand van Groningen.

Het was een flinke bestelling. Ik moest twee keer lopen om alles binnen te krijgen. De dame achter de receptie bleek een mengeling van een charmante receptioniste en potige beveiliger tegelijkertijd. De stapel dozen die ik op haar balie plaatste zorgde bij haar voor verwarring.
'Oh ik had doorgekregen dat er een lunchpakket zou worden bezorgd. Maar dit is wel iets meer dan dat. U brengt het zelf even naar boven heb ik begrepen?'
Dat klonk mij iets te manipulatief. Dus reageerde ik oprecht verbaasd.
'Oh ik weet van niets. Maar voor u doe ik het graag hoor.'
Nu had ik haar voor mij gewonnen. Binnen een zucht had ze een restauratiekarretje voor me gefikst, waarmee ik met gemak alle dozen op de zesde verdieping kon bezorgen.
'Ik doe de deur van de lift even voor je open! Daar heb je een pasje voor nodig.'
Nu begon ze mij zelfs te tutoyeren. Het moest niet gekker worden.

Terwijl ik haar bedankte voor het openen van de liftdeuren drukte ik op de knop voor de 6e verdieping. Op de derde stopte de lift al. Een zwarte man duwde een schoonmaaktrolley de lift in. Dat was vooral opvallend en ongemakkelijk, gezien het feit dat ik tot dat moment alleen nog maar witte mensen had gezien. Het enorme contrast zorgde ervoor dat ik compensatiegedrag ging vertonen. Alsof ik hem direct duidelijk wilde maken, dat ik anders was dan die blonde jongen van de knalgele hulpdienst deze ochtend. De man sprak een paar woorden Nederlands. Kwam niet verder dan een nederige dankuwel'' en beleefd 'alstublieft'. Maar daar trok ik mij niets van aan. Ik bleef maar onnodig oreren voor zover dat mogelijk was tussen de derde en vierde verdieping, daar waar de man weer wilde uitstappen.
De schoonmaker wees naar boven terwijl hij uitstapte en keek mij vragend aan.
'Ja ik moet verder naar de zesde en dan snel weg uit deze gevangenis.'
De man probeeerde mij te herhalen.
'Gevangenies? Nee meneer. Dankuwel'.
 
De zwarte man zag mij nu felrood worden. Schaamte en besef namen bezit van mij. Waarom had ik deze man bejegend alsof het een klein kind was? Blijkbaar voelde ik nog spijt dat ik de jongen met de gele hulpauto niet van repliek had gediend. Dit was niet meer dan een poging om eigen falen eerder die dag weg te moffelen. Het moest nu direct stoppen voor ik het deze man nog moeilijker maakte. Ik had mij voor de tweede keer vandaag volslagen idioot gedragen. Misschien nog wel idioter dan de witte jongen van de knalgele auto.