Follow RudiVP on Twitter

dinsdag 31 december 2013

Drinkebroers

De nacht was al even in volle gang en nog voor we één stap hadden gezet in deze typisch Utrechtse kroeg priemden meerdere ogen in onze richting. Over het algemeen was de blik van het clientèle weinig gastvrij. Soms zelfs licht vijandig zo leek het. Een donker ogende jongen zat in het midden van de bar. Zijn nadrukkelijke oogcontact deed mij sidderen en maakte dat ik mijn schouders rechtte. Om nog meer indruk te maken draaide ik mijn relatief brede rug naar de man toe en hing ik mijn jas nonchalant over de barkruk. Hoewel niet in grote getale leek iedereen ons toch zeer nauwlettend in de gaten te houden. Mijn drinkebroer had al zo'n vermoeden voor we überhaupt waren vertrokken. 'Als ze maar niet denken dat we twee "stillen" zijn.' Zijn opmerkelijke vergelijking leek hout te snijden. Allebei midden veertig. De een wellicht iets meer midden dan de ander. Beiden zelfverzekerd, belegen en ervaren. De eerste tekenen van vergrijzing al zichtbaar. Beiden droegen we een sportieve spijkerbroek. Hij daarop een stoer halflang leren jack. Ik mijn nette zwarte overjas. Ook halflang maar zonder knopen. Die bleken vorig winterseizoen al niet meer bestand tegen al teveel druk.We negeerden de negatieve blikken en namen plaats aan de bar, direct naast de ingang. Als ik naar buiten keek zag ik uit de bouwval een nieuw muziekcentrum oprijzen. Maar ik keek niet naar buiten en zag zodoende mijn drinkebroer onrustig heen en weer bewegen op zijn conservatieve barkruk. Al snel begreep ik zijn rusteloosheid. 'Hoi! Wat brengt deze twee bijzondere heren hier in dit zo markante dranklokaal op dit tijdstip?'

Ik kon mij de guilty pleasure van Dikke Dries wel voorstellen. Op Twitter maakte hij er geen geheim van soms luid en letterlijk mee te zingen met 'Love on the Rocks'. Ik begreep hem, het was zelfs heel herkenbaar. Het was een dag voor mijn vertrek naar Utrecht. De tweet van Dikke Dries was voor mij aanleiding geweest onze dag- en nachttocht door Utrecht te beginnen op het Oudkerkhof. Ik maakte met de eigenaar via Twitter de afspraak dat hij Neil Diamond voor mij zou draaien als ik de volgende dag het een en ander aan bier bij hem zou afnemen. Drinkebroer en ik betraden de sfeervolle kroeg. Een gemêleerd zaterdagmiddagpubliek keuvelde wat. We bestelden een bittergarnituur en ik zag de eigenaar het overzicht bewaren. Ik herkende hem aan zijn ava maar hij zag er in werkelijkheid jonger uit, waardoor ik heel even twijfelde. Ik bestelde een Bacardi Cola tussendoor, for all times sake en ter afwisseling, maar hield mij nog voor even anoniem. We bestelden een tweede identieke bittergarnituur. De bitterballen waren wel degelijk van van Dobben en er gaat niets boven een frikandel met mayonaise. Zolang het maar de echte mayonaise is. We waren het erover eens. Meer en meer wordt er een surrogaat voorgezet, soms zelfs op basis van yoghurt. Waanzin. Maar dit was uitstekende volle mayonaise en . Ik zag de eigenaar druk in de weer maar hield hem toch staande. 'Hoi. Ik ben het Utregse joggie uit Grunn'. 'Dikke Dries reageerde amicaal en enthousiast en wilde al snel zijn belofte inlossen. Ik had spijt van mijn eerdere virtuele verzoek en bedankte vriendelijk. Dikke Dries was onze eerste kroeg van die dag. Te vroeg voor Neil Diamond.

Ze had haar armen over elkaar op de bar gelegd. Ze plaatste haar kin licht voorover gebogen nonchalant op haar handen. Alsof ze voor ons de tijd wilde nemen of in elk geval interesse wilde tonen. Met deze openingszin had zij direct onze harten gestolen. Al constateerde ik al snel dat haar aandacht vooral uitging naar mijn kompaan van deze avond. Rap verlegde ik dan ook zichtbaar mijn interesse, maar bleef het gesprek tussen mijn drinkebroer en het barmeisje volgen voor zover mogelijk. 'Wij zijn gewoon twee kerels met dorst en wij willen jullie allemaal wat beter leren kennen' riep mijn drinkebroer overdreven luid en preventief uitdagend. Een sterke openingszin. De gasten begrepen het signaal en leken nu eerder nieuwsgierig dan kwaadwillend. Zelfs de donkere jongen leek meer te ontspannen, al bleef zijn opvallende blik voortdurend op mij gericht.

Vanaf het Oudkerkhof liepen wij via de Oudegracht richting Twijnstraat. Mijn drinkebroer had de pas er goed in. Ik was dan ook blij dat we besloten een café binnen te gaan. Al realiseerde ik mij ook dat ik baat had bij een ferme wandeling tussen de kroegen door. Al snel werd de aandacht op ons gevestigd door het summier aanwezige publiek, maar de sfeer leek ontspannen en muziek was amper hoorbaar. Overwegend in zwart geklede mannen drentelden heen en weer. Van biljart of dartbord naar de bar en met gevulde glazen weer terug. De meeste mannen keken onzeker en bijna nederig naar een blondine op leeftijd. Een van de weinige aanwezige vrouwen. Zij had controle over de keu en vlijde met regelmaat haar goed gevormde lichaam over het verwarmde biljart. Ik had meer oog voor mijn drinkebroer. We speelden een partij die eigenlijk geen partij was. Dronken nog een biertje en vertrokken snel richting het Ledig Erf. Een summier geklede brunette bracht ons twee witbier op een verwarmd buitenterras.

Een klein gedrongen mannetje zat naast mij  met één bil half op zijn barkruk. Hij kon nog maar net met de punt van zijn schoen steunen op de houten vloer. Het weinige haar dat hij nog had was aan beide zijden evenredig verdeeld. Ik keek hem eens aan maar de man leek in een andere wereld. Met zijn wijsvinger zette hij telkens zijn bril weer resoluut bovenop de neus. 'Ik heet Gerard' riep hij uit het niets. Ik heb een huis in Lunetten en ik ben gek van treinen. Geen gewone treinen. Duitse treinen.' Gerard hield een monoloog en leek niet gebaat bij interactie. Ik knikte ten teken dat ik Gerard begreep. 'Zeg Gerard, waarom drink jij een beugelfles terwijl je hier ook van de tap kan drinken?' hoorde ik mijn drinkebroer bijna intimiderend vragen. Blijkbaar volgde hij mijn eenzijdige conversatie ook, terwijl hij toch nog altijd  in gesprek was met Annemarie. Ze studeerde Spaans en werkte al drie jaar achter deze bar. Annemarie dartelde door het leven en hij dartelde graag een paar uurtjes met haar mee' Ik vind ik ze gewoon het aller lekkerst. Beugelflessen.' Gerard leek nu alle schroom van zich af te gooien. Annemarie wenkte naar haar minstens zo mooie en eveneens blonde collega. Zij leek nog wat onzeker en vermeed elk oogcontact terwijl zij twee bier tapte. Niet de eerste van vandaag. Eerder de laatste.

De voortdurende hausse aan Nederlandstalige smartlappen irriteerde mij al na twee biertjes in het stampvolle café aan de Steenweg. Menigeen kwam op mij af en wist te melden dat we vroeger toch vrienden waren geweest? Gabbers. Kornuiten. Maatjes. Toch? Hoewel ik sommige gezichten best vaag herkende had ik maar één doel. Ik moest mij door de menigte zien te wurmen om achterin het etablissement ruimte te zoeken, waardoor ik ook strategisch stond opgesteld voor regelmatig toiletbezoek. Ik faalde jammerlijk en werd met regelmaat van de bar weg geduwd richting uitgang.

De collega van Annemarie kwam dichterbij om onze twee bier te serveren. Haar strakke spijkerbroek zat als gegoten. Verder droeg zij korte stoere laarsjes en een wit bijna mannelijk overhemd. Ze was slank en had mooie witte tanden. 'Kijk eens heren. Twee bier'. Ik nam een slok en keek mijn drinkebroer glimlachend aan. Eerder zelfvoldaan misschien. Ik zag dat de vermoeidheid hem parten begon te spelen maar hij draaide toch weer enthousiast richting Annemarie. Ik vestigde mijn aandacht weer op haar collega maar kreeg nog altijd geen grip op de situatie. Nog voor ik een scherpzinnige openingszin kon bedenken, spoelde de collega van Annemarie alweer de glazen met een glimlach, bewoog zij lichtjes heen en weer op de muziek, glimlachte zij naar iedereen en leek zij niet van haar stuk te krijgen. Ik zag de donkere jongen een sigaret roken en verbaasde mij hierover, terwijl hij al drinkend van zijn bier alsmaar bleef staren. Toch leek het of zijn blik steeds vriendelijker werd. Terwijl Gerard opstond om af te rekenen zag ik de donkere jongen eveneens opstaan. Even was ik opgelucht. Ik had zijn aanwezigheid als storend en bedreigend ervaren. Maar de jongen nam naast mij plaats op de barkruk van Gerard. Ik wilde nog even protesteren en Gerard smeken terug te komen. Ik had alles willen horen over Duitse treinen en beugelflessen Maar Gerard verliet onverstoorbaar het pand en de jongen stelde zich voor. 'Ik ben Abdullah'. Ik gaf hem een hand en moest toegeven dat hij mooie handen had. Abdullah was sowieso een mooie jongen om te zien. Zijn norse uitstraling van veraf bleek een prettig sympathieke van dichtbij. 'Mag jij wel drinken? Jij bent toch Moslim of niet?' Mijn drinkebroer liet zich weer van zijn directe kant zien. Hoewel Abdullah even leek te schrikken kalmeerde hij weer snel en vertelde hij zijn levensverhaal in een notendop. Ik wilde hem niet schofferen maar kon het niet laten om geregeld mijn aandacht te verleggen naar Annemarie en haar collega. Al was het om misverstanden te voorkomen. Ik had zelfs de collega van Annemarie al naar haar naam durven vragen, maar was deze in alle euforie weer vergeten.

Eigenlijk wilden we haar alleen maar even groeten in het café aan de Mariastraat. Kijken of ze aan het werk was en haar gedag zeggen. Een biertje drinken misschien. Vrij eenvoudig veroverden we twee barkrukken en raakten wij al snel in een geanimeerd gesprek met de sportief ogende barkeeper. Zij was er ook maar druk in de weer met het serveren van voor-, hoofd- en nagerechten. We stelden ons bescheiden op maar ze reageerde enthousiast toen zij ons zag. Ik gaf haar een compliment over haar uiterlijk. En dat na al die jaren. 'Leuk om jullie weer te zien' en ze vervolgde haar weg na drie kussen op de wang, al kwam die laatste zoen toch verdacht dichtbij. De sportieve barkeeper droeg een strak T-shirt en wees ons op het riante aanbod aan bittergarnituurtjes. We besloten dat het saté moest worden. De lekkerste van de stad. Aldus de barkeeper.

De barmeisjes bleven ongestoord doorgaan met hun klantgericht dartelen. Annemarie meldde zich herhaaldelijk met onze laatste consumpties en vertoonde naar onze mening toch wel degelijk bovenmatige interesse. Terwijl Abdullah probeerde mij de zin van het leven, de liefde en religie duidelijk te maken merkte ik ook dat hij alsmaar dichterbij kwam. Er was niets meer over van de stuurse donkere jongen die ik aantrof bij binnenkomst. De collega van Annemarie zag het schouwspel aan van achter haar veilige bar. Ik zag haar conclusies trekken en raakte meer en meer ontstemd. Abdullah vertelde onophoudelijk en leek nu niet meer gehinderd door wat dan ook. Ik luisterde maar was op mijn hoede. Daar waar de toch al minimale aandacht van Annemarie's collega eigenlijk alleen maar verslapte, leek Abdullah zich meer en meer op te dringen. 'Vrienden! Ga met mij dansen! Ga met mij feest vieren! Het is nog zo vroeg!' Ik keek nog eens rustig om mij heen, keek mijn drinkmaat veelzeggend aan en nam nog een laatste slok.

Abdullah bleef aandringen maar ik negeerde hem nu compleet. Nog voor ik hem duidelijk kon maken hoe ik over de situatie dacht, zag ik mijn drinkebroer opstaan van zijn barkruk op zoek naar het toilet. Bij het passeren legde hij zijn hand op de schouder van Abdullah. De donkere jongen leek even te schrikken maar mijn drinkebroer ontfermde zich vaderlijk over Abdullah. 'Drink jij maar lekker je biertje hoor Abdullah. Dat vinden wij niet erg'. Hij wees naar mij en vervolgde. 'Hij is een Jood en hij eet ook niet kosher'. De donkere jongen leek beduusd. 'Maar wij gaan niet dansen vriend. Het is mooi geweest. Wij gaan naar huis.'

Annemarie belde een taxi. Haar collega zwaaide ons vriendelijk lachend uit.



zondag 22 december 2013

Afgelast

Ik was terdege op de wedstrijd van vanmiddag voorbereid. Het was per slot van rekening de laatste voor de winterstop en ik had er zin in. Nog één keer dit jaar met een microfoon in de hand bibberend van de kou langs de kalklijn van een voetbalveld. Een lap groen midden tussen de mooie robuuste Groningse brokken klei. Wel eerder had ik deze club bezocht en altijd was het droevig weer geweest. Hoewel niet altijd regen toch op zijn minst donkere wolken, die dan met een enorme vaart vanuit Delfzijl het land over werden gejaagd. Mijn stoeltje, mee gegrist uit de gemoedelijke kantine, zakte dan geregeld weg in het zompige gras. De lokale radio langs de lijn. Een filmset waar de makers van All Stars hun vingers bij zouden aflikken. Doorgelopen inkt op mijn blocnote. Een koptelefoon op een doorweekt kapsel.

De winter kondigde zich aan. Ik reed de A7 op bij Winschoten op de weg terug naar huis. Regelmatig stuurde mijn vrouw mij op pad om een Marktplaats deal af te ronden. De rolverdeling liet hierover geen twijfel bestaan. Dit keer had ik een Perzisch tapijt af te halen. Tegen een luttel bedrag. Een paardenmeisje van midden twintig deed open en glimlachte mij vriendelijk toe. Ze oogde relatief klein, natuurlijk blond, Gronings fris en verlegen maar toch stoer. Zo jong nog. Ik rekende met haar af en gooide het kleed over mijn schouder. Ze had nog wel een tapijt in de aanbieding. Ik hield de boot af maar zij kende geen pardon. 'Ik pak het wel even ja'. Ik kon haar niet weerstaan. Ze liep weg in haar strakke donkerblauwe jeans en gewatteerde laarzen. Ze droeg een eveneens blauwe trui. Het leek van badstof en had een reuze capuchon waar haar strakke blonde paardenstaart overheen was gedrapeerd. Ik maakte een foto van het kleed en zei dat ik erop terug zou komen. Het zou bespreken en het dan misschien wel weer op kwam halen. In Winschoten. Waar ik had mij bij elk huis had afgevraagd waar Jan Mulder toch zou wonen? Ik had dan even aangebeld. 'Hoi Jan. Mag ik een kop koffie met je drinken?' Ik zou wat kletsen over Groningen, voetbal en het leven. 'Kom eens bakkie terug doen Jan! Neem je Johanna ook mee'. Zou ik gezegd hebben. Maar ik kon Jan zijn huis niet vinden. Ik stelde mij een fraai rietgedekt huis voor. Keurig verzorgd en sfeervol ingericht door Johanna.

Mijn telefoon gaf een berichtensignaal. Ik keek al rijdend, schuldbewust en overdreven behoedzaam naar de afzender. Het bericht was duidelijk en niet geheel onverwacht. Mijn laatste wedstrijd voor de winterstop bleek afgelast. Hoewel ik het feit betreurde wist ik snel om te schakelen. Ik had graag verslag gedaan maar vandaag geen doelpunten of interviews. Geen falende grensrechters of teleurgestelde trainers. Geen hondstrouwe supporters of nerveuze voorzitters. Vandaag geen radio.

Ik reed het erf op en zag tot mijn schrik en blijdschap tegelijk dat de beloofde twee kuub haardhout daadwerkelijk was afgeleverd. Natuurlijk wist ik dat deze klus als noodzakelijk alternatief zou dienen. Maar ik had het genegeerd. Ik stapte uit en bukte om de zwiepende takken van de appelboom te omzeilen. Licht wanhopig realiseerde ik mij ineens hoeveel twee kuub in de praktijk was. Wel vaker lag ik in de clinch met vierkante en kubieke meters. Ik ben nu eenmaal beter in mijn talen. Maar deze twee immense kratten, tot de nok toe gevuld met inmiddels grotendeels nat geregend haardhout, lieten er geen twijfel over bestaan. De kratten stonden op een dieplader van eveneens enorme afmeting en waren strak vastgeketend met aanzienlijke spanbanden. Een elastisch veiligheidsnet completeerde het imposante geheel. Ik nam de situatie rustig in mij op en besloot mijn kleding aan te passen aan de omstandigheden. Het was guur en de wind sloeg hard om zich heen. De ijzige regen waaide met de wind mee. De Groningse winter leek begonnen.

De transistor was een erfstuk en ik had mij deze stilletjes toegeëigend. De radio viel in het niet op de grote dieplader maar het volume was imposant. Tot in de verre Groningse plattelandsomgeving moet het hoorbaar zijn geweest. Ik draaide de antenne richting Delfzijl en veegde de radio meermaals droog met mijn smerige handschoenen. Ik voelde mij schuldig dat ik zo onvoorzichtig omging met dit erfstuk, maar het was nu eenmaal verworden tot een klusradio. Mijn klusradio.

Ik zag er sjofel uit in mijn kluskleding. Ik toverde nog wat zand en aarde uit mijn broekzakken. Restanten van een nog te vervolmaken terras en een overwoekerde moestuin. Ik trok mijn stevige multifunctionele profielschoenen en een uiterst smerige legerjas aan. Alles kon ik zonder schuldgevoel afsmeren aan deze ranzige jas. Hij ging al een half leven lang mee en was verworden tot de laagste in de rang der winterjassen. Toch voelde ik mij goed in deze jas. Hij gaf mij nog altijd een gewenst imago en was voor meerdere doeleinden buitenshuis inzetbaar. Ik trok mijn favoriete handschoenen aan en kneep met mijn ogen om de regenkou te kunnen weerstaan. Ik spoot de kruiwagen schoon en stoeide wat met onmogelijke spanbanden. Stapelde blok voor blok. Tak voor tak. Vulde kruiwagen na kruiwagen en keek soms tevergeefs hoopvol naar de kratten. Vulde bij en creëerde ruimte waar nodig. Ik sleepte. Sjokte soms. Bukte steeds moeizamer naarmate de tijd verstreek en de duisternis zich begon aan te kondigen.

Ik was gestopt met stapelen en gooide de laatste haardblokken op een hoop. Ik had mij deze middag anders voorgesteld maar de regen was niet meer voelbaar. De kou had ik weerstaan en Elvis schalde uit de radio. Natuurlijk zong ik mee. Dit is Groningen, waar je ongegeneerd kan schreeuwen zonder dat je iemand stoort. Ik stoeide nog wat met spanbanden en plaatste de kruiwagen terug op een willekeurige plaats. Ik pakte de radio op en zette deze terug in de schuur waarna ik richting voordeur slofte. Onder een warme douche zong ik Elvis.