Follow RudiVP on Twitter

donderdag 24 december 2015

Bezorgd

Het losmaken van een helm alleen al is bij mij zo'n klusje waar ik mij vooraf al erg zenuwachtig over kan maken. Ik weet nooit het juiste lipje, haakje of knopje te vinden om mij te bevrijden uit de toch netelige situatie. Daarbij heb ik het hoofd gewoonweg niet voor een helm. Te groot misschien of afwijkend model wellicht. Als ik een helm draag en per ongeluk en met alle tegenzin van dien in een spiegelende winkelruit kijk, is het net of ik een nakomeling zie van Willempie en Bob de Rooij. De helm zit niet om mijn hoofd maar staat er pontificaal bovenop. Het wordt een soort verlengstuk van mijn hoofd waardoor ik onderweg op de scooter ook enorme windklappen moet opvangen.

Het moet al minstens 20 jaar geleden zijn dat ik voor het laatst op een brommer of scooter stapte. Het zal ergens op Corfu zijn geweest. Of  Mallorca misschien.Toch bedacht ik mij geen moment. Ik had nu eenmaal toegezegd dat ik mijn broer vandaag uit de brand zou helpen en dat deed ik dan ook plichtsgetrouw. Mijn collega van die dag verhoogde de druk nog enigszins, door te melden dat de eerste bestelling binnen een kwartier moest zijn bezorgd in hartje Utrecht. De rit zou vervolgens eindigen met een bijzonder verzoek. De moeder van een verstandelijk beperkt jongetje had bij haar bestelling ons om een grote gunst gevraagd. Haar kereltje bleek bezeten van scooters maar had nooit eerder de gelegenheid gehad op zo'n monster te zitten. Ik wilde graag een uitzondering voor het ventje maken. Klant is koning uiteindelijk. Daarbij kon ik aanspraak maken op de nodige ervaring met verstandelijk gehandicapten. Ik verheugde mij dan ook op de ontmoeting die er na mijn eerste rit aan zat te komen.

Ik bestudeerde de twee bestellingen eerst nog nauwkeurig alvorens ik deze veilig opborg in mijn scooterbox, waarna ik de helm bovenop mijn hoofd plaatste. Ik sloot de box, een wit-oranje huisje, met een simpel draaislot en bestudeerde de witte scooter uitvoerig. Alsof ik moed aan het verzamelen was. Ik klapte een paar keer stevig mijn handen op elkaar. Ik merkte dat ik ook mijn benen even 'los' schopte, net als ik vroeger deed voor een belangrijke voetbalwedstrijd. Ik geloof dat ik zelfs een yell fulmineerde. Als een ware Maori danste ik mijn zelfbedachte haka. Ik zwaaide nog even naar het publiek en besloot toen toch maar de scooter te starten.

Nadat ik was opgestapt, de scooter nog op de standaard, probeerde ik deze aan de praat te krijgen. Dit bleek eenvoudig. Ik diende de rem ingedrukt te houden en startte de machine door het bedienen van een simpel rood knopje. Een erg indrukwekkend geluid produceerde de scooter niet, maar toch gaf ik een paar keer snel achter elkaar gas. Om het gevoel te krijgen vermoed ik, niet om indruk te maken op omstanders in elk geval. Ik duwde al zittend het apparaat voorzichtig naar voren om van de standaard af te geraken en slaagde cum laude. Ik kon geen enkel excuus meer verzinnen om niet te hoeven gaan rijden, behalve eerst nog de routeplanner op mijn mobiel inschakelen. Want hoewel ik in Utrecht nooit meer zal verdwalen, was mijn stratenkennis al heel mijn leven lang relatief beperkt. Ik zuchtte nog een keer diep en sloeg een figuurlijk kruisje in mijn hoofd. Alsof ik enig recht had op bijstand van bovenaf. Mijn relatie met eventuele hogere machten berust op louter eenrichtingsverkeer van boven naar beneden. Waar ik dan ook het recht vandaan dacht te halen wist ik niet, maar alle hulp en geestelijke bijstand was nu eenmaal welkom onder deze dubieuze omstandigheden. Ik nam de eerste bocht nog wat onwennig, maar eenmaal op een recht stuk fietspad kwam ik enigszins tot rust. Ik gaf op een bepaald moment zelfs maximaal gas.

Al snel zat ik wat meer op mijn gemak. Ik leunde zelfs even ontspannen achteruit tegen mijn scooterbox aan, waarin ik enkele overheerlijke broodjes vervoerde. Hoewel er wat eerste druppels op mijn vizier verschenen, genoot ik van mijn tocht langs enkele Utrechtse highlights. De bochten langs het singel nam ik alsof ik Valentino Rossi was en meer en meer rechtte ik mijn rug. Even legde ik mijn linkerhandpalm op mijn eveneens linker bovenbeen. Ten teken dat er hier geen belegen oude man op een scooter aan het rijden was, maar een zelfverzekerde oudere jongere die maling had aan datgene wat hij uitstraalde. Een wat vadsige man op een bezorgscooter. Gezien de vele blikken die mij werden toegeworpen een bedenkelijk beeld.

Het eerste adres was niet eenvoudig te vinden. Ik merkte ook dat tijdsdruk invloed ging krijgen op mijn rijgedrag. De onzekerheid nam toe. Bovendien wisselden sommige ingewanden van positie bij elke verkeersdrempel, wat de tocht  er ook niet plezanter op maakte. De regen kletterde inmiddels alsmaar harder op het vizier waardoor het zicht mij meer en meer werd ontnomen. Toch wist ik de bewuste straat te vinden. Ik diende de eerste scherpe bocht naar links te nemen waarna ik mijn bestemming zou bereiken. Terwijl ik nog in de bocht reed, keek ik al naar de huisnummeropbouw, waarbij ik vergat te kijken naar de vele gevallen bladeren op de glimmende klinkers. De herfst had mij tuk. De regen had de nog verse bladeren omgetoverd tot een groen-bruine ijsbaan. Ik voelde de scooter onder mij wegglijden en besloot in een tiende van een seconde een koprol de andere kant op te maken. Ik beoefende ooit de nobele judosport. Ik leerde daar hoe een val te breken. Ik wist toen al dat mij dat nog vaak van pas zou komen.

Eerst bleef ik even zitten op de kletsnatte grond. Zuchtend constateerde ik het voldongen feit dat ik plat op mijn bek was gegaan. Het leek er in eerste instantie op dat er geen omstanders getuige waren geweest van dit spektakel. Terwijl ik weer opstond wreef ik mijn verder ongeschonden handen schoon. Ik rekte mijn nek even op. Gewoon om te checken of alles nog in orde was. Bukte even voorover om mijn knieën schoon te vegen. Mijn linker zijkant was weliswaar besmeurd en overwegend nat, de schade viel verder mee. Nu was het zaak om de scooter ook weer op te lappen en de staat van de broodjes te beoordelen, nog altijd bivakkerend achterin de oranje scooterbox. Hulpeloos lag de witte scooter te wachten op assistentie. Het leek even alsof de koplampen mij beschuldigend aankeken maar dat veranderde al snel toen de scooter in elk geval nog wilde starten. Ik zocht rillend van de kou naar de standaard waarna ik tot mijn opluchting constateerde dat zelfs de broodjes ongehavend bleken.

Al snel vond ik nummer 28 bis A. Ik had mijn helm afgezet en hield de zak met broodjes aan de onderkant met platte hand vast. Alsof ik het wilde presenteren en er niets aan de hand was. Met mijn linkerhand fatsoeneerde ik mijn verwarde lichtgrijze coupe. De helm had ook hier zijn uitwerking gehad. Ik blies tot slot nog even mijn kuif in model, waarbij ik mijn onderlip nadrukkelijk naar voren bewoog. Ik hoorde iemand vanaf een houten trap naar benden rennen. Ze deed open en even bleef het stil.
'Gaat het goed met u?'
'Ja hoor. Met jou ook?'
'Ik zag u vallen. Geen letsel hoop ik?'
Dat deze mooie jonge studente mij had zien vallen was tot daar aan toe. Dat zij mij met u aansprak deed mogelijk nog meer pijn.
'Nee joh. Niks aan de hand. Ik ben wel oud maar nog zo fit.'
Ik had zelden zo'n sneue reactie gehoord. Zeker uit mijn mond. Ik moest de schade nu zien te beperken.
'Het was dan met hindernissen maar het is zeker niet voor niets geweest. Alsjeblieft. Een lekkere lunch speciaal voor jou.'
De studente moest nu voorzichtig glimlachen. Ik besloot het erbij te laten.
'Eet smakelijk en bedankt voor je bestelling.'

Ik wist een misplaatste knipoog nog net om te buigen in een vriendelijke, vaderlijke glimlach en vertrok naar mijn volgende adres. Hier zou ik mij vast meer op mijn gemak voelen. Het jongetje stond natuurlijk al in de gang te springen. Wachtend op zijn ritje achterop de bezorgscooter. Ik zou hem de dag van zijn leven gaan bezorgen, naast de broodjes voor zijn moeder natuurlijk.

Het adres was gelegen in een woonwijk niet ver van stadion Galgenwaard. Ik had het dan ook snel gevonden. Gelukkig waren de weersomstandigheden inmiddels ook wat vriendelijker geworden. Er brak zelfs een voorzichtig zonnetje door. Ik toeterde drie keer langdurig om mijn komst al aan te kondigen en parkeerde de scooter recht voor de deur waar het jongetje met zijn moeder zou wonen.
Blijkbaar had de jongen de toch luidruchtige claxon niet gehoord want het duurde lange tijd voordat de deur werd geopend. Ik belde nogmaals maar hoorde tegelijkertijd geroezemoes achter de voordeur. In plaats van een moeder of ventje keek ik in het gezicht van drie breed grijnzende studenten met ontbloot bovenlijf. Verwachtingsvol keken ze mij aan. Blijkbaar hadden ze niet gerekend op deze wat oudere bezorger die er verfomfaaid uitzag.
'Heren. Ik heb een bestelling voor jullie.'
Even leken ze van hun stuk want ik gunde de heren geen leedvermaak.
Geen van de jongens reageerde. Ik vroeg mij af of ze net uit bed waren of juist van plan waren naar bed te gaan.
'Is er iets? Jullie hadden toch broodjes besteld?'
'Ja sorry. Natuurlijk kerel. Kom ik neem die tas van je aan'.
Ik wenste ze een smakelijke lunch en stapte weer op mijn scooter. Ik zette mijn helm bovenop mijn hoofd. De studenten bleven half ontbloot en verwachtingsvol in de deuropening staan grijnzen. Ik gaf voorzichtig gas en keek de drie jongens nog even indringend aan. Ik gaf ze een langdurige zelfverzekerde knipoog en reed de scooter verder probleemloos terug naar de basis.


maandag 31 augustus 2015

Galgenwaard

Hij gaf mij de autosleutel met een blik van 'ik ga mij daar niet aan wagen rij jij maar'. Ik nam de uitnodiging met graagte aan en stapte vlot achter het stuur. Ik rij eigenlijk nooit in auto's jonger dan een jaar of acht. Mijn auto's vertonen altijd kuren. De speakers van de autoradio kraken en klinken blikkerig. De tank van de ruitenwisservloeistof is overwegend leeg. Lampjes met afbeeldingen van druppeltjes of accu's lichten geregeld op. Zo niet de auto van mijn vader. Geen kruimeltje op kleed of stoel. EHBO doos binnen handbereik en lifehammer met een klem bevestigd op kniehoogte. Behoedzaam zocht ik de versnelling om de auto in zijn achteruit te kunnen manoeuvreren. De auto gaf piepsignalen af ten teken dat de kust achter ons veilig was. Mijn vader legde mij het piepsysteem feilloos uit.
'Deze piept als je achteruit rijdt.'
Al snel had ik de controle over de auto en besloot ik via de Amsterdamse Straatweg Utrecht in te rijden.
'Kijk uit bij die rotonde hoor! Alles is hier veranderd!'
Ik begreep de zorg van mijn vader wel. Hij zag mij waarschijnlijk nog steeds als zijn kleine jongen. Dat ik inmiddels toch al Abraham was geworden wist hij natuurlijk wel maar drong blijkbaar niet tot hem door.
Ik reed door buurten waar ik was opgegroeid.

Hij had mij in zijn linkerhand en mijn broer in zijn andere. Naarmate we het stadion naderden kneep hij steeds harder. Ik keek dan even omhoog en zag mijn vader schichtig om zich heen kijken. Voorbereid op naderend onheil. Eenmaal binnen in het stadion kalmeerde hij dan en zag hij dat het goed was. Meer en meer liet hij de teugels vieren en kregen mijn broer en ik de vrije hand.

Eenmaal in het centrum van Utrecht vroeg mijn vader zich af of de singel niet al was vol geplempt met water. Ik stelde hem gerust.
'Ik was hier laatst nog. Het is er hectisch maar we kunnen er wel door.'
Eenmaal bij het Vredenburg zag ik dat mijn vader de handgreep boven hem stevig vast hield. Zonder noemenswaardige problemen vervolgde ik mijn weg over de Catharijnesingel. Tot ik tot mijn schrik zag dat de weg bij de Tolsteeg bruut en nogal definitief was afgesloten. Binnen een mum van tijd moest ik een alternatieve route bedenken. Ik passeerde de terrassen en reed de Oudegracht op. Ik keek op de klok en realiseerde mij dat de winkels bijna zouden sluiten. Het was zaterdagnamiddag en zomers warm. Terwijl ik naar een weg zocht waar ik wel rechtsaf mocht wiebelde mijn vader steeds nerveuzer heen en weer op zijn smetteloze stoel. Ik wist op slinkse wijze de Nieuwegracht te bereiken. Mijn vader had geen idee waar we reden.
'Ik was al lang naar huis gereden' hoorde ik hem lacherig melden.

De wedstrijd was begonnen. Grootheden als Leo van Veen, Ries Coté en Hendrik Hendriksen deden de tribunes sidderen, maar mijn broer en ik raakten al snel verveeld. Mijn vader daarentegen leek ons meer en meer uit het oog te verliezen. Wij hadden natuurlijk feilloos door dat hij volledig opging in de wedstrijd die de FC waarschijnlijk toch weer nipt zou verliezen. Mijn broer en ik wachtten het juiste moment af. Een corner. Of nog beter een penalty. Wij klommen dan slinks over het lage muurtje waarna wij gehurkt op onze billen  de wielerbaan afgleden en ons verstopten onder de houten tribunes direct achter het doel. Waarna we onze vader gerust stelden door naar hem te schreeuwen.
'Pap!! We zijn hier hoor!!'
Mijn vader hoorde niets.

Ik wist een parkeerplaats te bemachtigen niet ver van het stadion. Al snel passeerden we wandelend de stadionflat waar bewoners bezorgd keken naar de hordes overigens rustige supporters. Ik gaf mijn vader zijn kaartje en bracht hem op de hoogte van de procedures rondom barcodes en draaihekken. We beklommen meerdere metalen trappen en ik voelde mijn benen verzuren. Ik keek even achterom of mijn vader nog volgde. Zonder mokken of morren klom hij moeiteloos naar boven. Ik zocht het juiste vak en wees mijn vader zijn stoel voor deze avond. We legden onze jassen op onze schoot en slaakten beiden een diepe zucht. We hadden onze bestemming weliswaar met horten en stoten bereikt, het uitzicht was zoals altijd weer fenomenaal. De grasmat oogde als een biljartlaken. Even verderop bereidde Frank Snoeks zijn verslag voor. Koffie zouden we in de rust wel halen.

De menigte boven ons sprong steeds groepsgewijs fanatiek op neer begeleid door gezang en gejoel. Soms waren we een moment bang dat de krakkemikkige tribunes zouden instorten. We renden dan snel naar de wielerbaan terug om te ontsnappen en klommen op handen en voeten snel naar boven. Waar mijn vader ons weer zag en geprikkeld reageerde:
'Kom jongens. Niet naar beneden klimmen. Veel te gevaarlijk en we zijn hier om voetbal te kijken!'
Om mijn vader dan tijdelijk tevreden te stellen klommen we weer over het stenen muurtje terug naar de staantribune waar hij alweer aandacht had voor de wedstrijd. Het was bijna rust. Ik keek mijn broer even aan en hij knikte.
'Pa mogen we ijs halen.'
'Straks. Het is bijna rust.'

We genoten van Haller. Bewonderden Ayoub en klapten voor Ramselaar. De scheidsrechter floot voor de rust.
'Blijf jij maar zitten pa. Ik haal wel koffie.'
Ik sloot aan bij de rijendik die stonden te wachten. Al snel werd ik aan alle kanten omringd door overwegend grote zware zwetende mannen. Supporters die bier hadden weten te bemachtigen droegen deze boven hun hoofd weer terug door de meute. Soms voelde ik een paar druppels bovenop mijn hoofd landen. Ik bedacht tijdens het schuifelen een strategie om straks met de hete koffie veilig weg te komen. Ik slaagde uiteindelijk en zag mijn vader zenuwachtig en voorover gebogen voor zijn stoeltje heen en weer bewegen. Hij wilde klaar staan als ik met de hete koffie zou arriveren. Twee vrouwelijke supporters achter hem hadden zich een kwartier lang zorgen gemaakt om mijn nerveus wachtende vader.
'Pas maar op dat u geen stijve nek krijgt meneer' hadden ze hem gewaarschuwd. Mijn vader vertelde het mij met een minzaam berustend lachje.

Gedurende de tweede helft lukte het ons meermaals om te ontsnappen aan de aandacht van mijn vader. Steeds weer klommen en speelden we op de wielerbaan van de Galgenwaard. Af en toe besloten we flarden van de wedstrijd te kijken. Vooral als de FC dreigde te winnen. We zouden dan net zo hard joelen en schreeuwen als alle andere supporters. We zouden mijn vader nog vragen of we chips mochten halen. Waarna we nog één keer naar beneden zouden klauteren. Om het af te leren.

Tevreden en blij met de overwinning klommen we weer van de metalen trappen af naar beneden.
'Dit gaat toch een stuk makkelijker' liet mijn vader weten. Een supporter voor ons reageerde vriendelijk.
'Er is ook een lift hoor meneer'.
Mijn vader vertelde de man dat hij pas 80 was. Dat het allemaal nog prima ging maar best met de man wilde ruilen. Qua leeftijd dan. We liepen weer terug langs de stadionflat waar een mooie studentikoze blondine tegen de wandelende stroom overwegend mannen in fietste.
'Ik denk dat ze het expres doet. Om complimenten te scoren.' Ik betwijfelde het maar glimlachte slechts.
Ik scheurde via de Rubenslaan richting Tuindorp. Ik sneed de weg af bij Voordorp. Ik nam de juiste afslag op de Ringweg. Vlak voor de haakse bocht remde ik af op de motor. Mijn vader zette met gestrekte arm zijn ferme hand bovenop het dashboard.
'Whohoho! Het is net of ik bij Max Verstappen in de auto zit!' 
Ik paste mijn snelheid aan en parkeerde de auto uiteindelijk voor de deur. Ik overhandigde mijn vader de sleutel met een glimlach.
'Het was mij een genoegen pa.'

donderdag 7 mei 2015

Kraai Baby

De man was niet alleen weinig aantrekkelijk maar viel vooral op door zijn enorme lengte. Aangezien hij langzaam naderde had ik alle tijd om hem zeer gedetailleerd in mij op te nemen en af te vragen met wie ik van doen had. Zijn sportschoenen oogden goedkoop onder zijn vale lichtblauw gekleurde spijkerbroek. Langzaam keek ik omhoog, er leek geen einde te komen aan zijn enorm lange magere benen. Ik zag zijn spierwitte linkerarm slungelig langs zijn middel heen en weer zwiepen. In zijn rechterhand droeg hij het wapen. De man zag mij pas buiten zitten toen hij mij bijna genaderd was. Hij tilde het geweer iets omhoog ten teken van groet. De hond reageerde alert en op zijn hoede. Ze twijfelde duidelijk over de bedoelingen van de man. Ik kalmeerde haar met een streling waarna ze geen aandacht meer leek te hebben voor deze hoewel magere maar toch imposante verschijning. Met een simpel handgebaar gaf ik aan dat de man plaats mocht nemen recht tegenover mij. Hij legde het geweer op de tafel. De langvormige kolf was van hardhout. Ik hoorde dat de man een blikje uit zijn kontzak haalde wat gepaard ging met een rammelend geluid van metaal op metaal. 'Koffie?'

Het scheelde slechts een paar klinkers maar in de praktijk bleek de haan toch minder sympathiek dan zijn vrouwelijke tegenhangers. Het was ook nooit de bedoeling geweest een haan toe te voegen aan het toch al zo royale particuliere dierenrijk, maar dit feit werd pas weken na de aanschaf van het gevogelte duidelijk door onder andere krakkemikkig gekraai. Het had toentertijd zelfs nog wel iets aandoenlijks, maar naarmate de tijd vorderde nam toch mijn irritatie toe. De haan groeide uit tot een enorm monster van buitengewone proportie. Hij gaf er graag de voorkeur aan zichzelf te profileren als leider van de meute. Om deze boodschap kracht bij te zetten positioneerde hij zich dan meestal pontificaal op grote hoogte. Op deze manier kon hij neerkijken op het merendeel van het gepeupel, al zag hij ook wel dat hij het qua postuur af moest leggen tegen de daadwerkelijke roedelleider. Maar de haan leek te voelen dat ik hem wantrouwde en op een bepaalde manier toch afstandelijk respecteerde. Ik wenste vooralsnog uit te gaan van zijn goede bedoelingen en vermeed elke confrontatie.

Het viel mij op dat de man motorisch wat problemen had. Ook slurpte hij schaamteloos zijn koffie in rap tempo leeg.
'Leg mij eens uit hoe dat ding werkt?' vroeg ik nogal dwingend.
'Simpel. Stelt niks voor.' was zijn weinig verrassende antwoord.
Ik drong nog eens aan om toch nog wat tijd te investeren in de after sales service. Ik overtuigde hem van het feit dat ik een stadse knakker was. Niets wist van dit alles en een wereld betrad die normaal gesproken de mijne niet was. Met een zucht benadrukte hij zijn tegenzin.
'Het is er één met veerdruk.'
Ik knikte alsof ik wist waar hij over sprak. De man vervolgde zijn betoog.
'Hier zie je de knikloop'.
Dit begreep ik. Ook omdat ik het de man al een paar keer had zien doen en het woord voor zich sprak.
'Na elke kogel moet je de spanprocedure herhalen'.
'Er kan dus per keer maar één kogel in?' Weer hoorde ik de man mijn opmerking beamen door middel van zuchtend zwijgen
'Het kaliber is 4,5 mm.' Ik knikte nu slechts en mijn gedachten dwaalden af. Ik probeerde oogcontact te vermijden want de man begon mij te irriteren. Het zal zijn hooghartige houding geweest zijn die maakte dat het niet klikte.
'Mag ik hem eens proberen?'
De man keek mij nu bezorgd aan. Hij had het liefst het wapen neergemieterd en zijn geld meegenomen. Nu moest hij ook nog aanzien hoe deze stadse sukkel voor het eerst van zijn leven ging aanleggen. Ik maakte onbewust haast, voelde mij toch wat opgejaagd door de slungel. De loop knikte gemakkelijk naar beneden. Ik liet het geweer onder mijn linker oksel bungelen terwijl ik het blik met kogeltjes opende. Ik drukte de kogel er al gelijk de eerste keer goed in en knikte de loop weer terug in positie. Ik boog mijn hoofd iets naar links, sloot mijn luie rechteroog en mikte op een willekeurige boom.
'Waarom richt je met links?' vroeg de magere mij verbaasd.
Deze zelfde vraag had een sergeant mij ook ooit gesteld tijdens een schietoefening op baan 5 van de schietbaan. Ik was nog jong en dienstplichtig en mij goed bewust van mijn beperkte zicht in mijn luie rechteroog. De sergeant accepteerde geen weerwoord en dwong mij te richten zoals gebruikelijk met het rechter oog. Niet veel later bleek dat baan 6 naast mij twaalf treffers had genoteerd, daar waar hij toch echt maar tien kogels had afgevuurd. De sergeant begreep er niets van. Ik daarentegen wel maar zweeg in alle toonaarden. Had geen zin uit te leggen dat ik onbewust verantwoordelijk was geweest voor dit misverstand. Ik voelde zelfs nog enige trots dat ik in elk geval twee keer raak had weten te mikken. Dat het de baan van mijn buurman was nam ik op de koop toe.
'Ik neem hem'. Ik overhandigde de dunne het bedrag dat wij vooraf al waren overeengekomen en gaf hem nu een hand.
'Bedankt voor je geduld'.
De man kon een voorzichtige glimlach nu niet onderdrukken.
'Succes ermee.'

Meer en meer werd het gedrag van de haan onacceptabel. Gezinsleden grepen vaak ter zelfverdediging een paraplu of wandelstok, vele jaren geleden meegenomen vanuit Oostenrijk, om zich te wapenen bij het verlaten van de woning. De haan regeerde over wat hij zijn terrein noemde. Soms gedoogde hij wel iemand. Als er met mais werd gestrooid bijvoorbeeld of oud brood. Maar zelfs dan zag hij soms kans om uit onverwachte hoek een aanval in te zetten. Ter meerdere eer en glorie van vooral de haan zelf, al beweerden sommigen dat hij slechts zijn hennen wilde beschermen. Onzinnig want niemand van ons had de intentie deze dames op welke manier dan ook te beschadigen of kwetsen. De hele dag paradeerde hij achter zijn troep met vrouwen aan. Soms verliet hij de groep even om ergens poolshoogte te nemen of weer een stevig signaal af te geven aan toevallige onwetende passanten. Soms om weer eens heel gericht zijn grijpgrage klauwen te strekken en deze te richten op iets of iemand die te dicht naderde. Het aantal incidenten waarbij de haan betrokken was nam zienderogen toe.

Ik begeleidde de man naar het hek en sloot deze, waarbij ik in mijn ooghoek de haan en zijn gevolg zag naderen. Ik zwaaide de lange man nog na en liep vervolgens met een grote boog om de groep kippen  heen. Ik voelde mij laf en schaamde mij voor mijn weinig Spartaanse opstelling. Ik nam mijn plek weer in en bestudeerde het zojuist aangeschafte geweer nog eens aandachtig. Speels als een klein kind richtte ik op willekeurige doelen zonder dat het geweer geladen was. Ik zocht naar een veilige plaats om het geweer te bewaren en besloot dat de schuur de beste optie was. Ik dronk mijn laatste slok koud geworden koffie en schudde mijn hoofd even heen en weer van zoveel viezigheid. Ik nam het geweer in mijn linkerhand en liep op de schuur af. Wederom had de haan mij in zijn blikveld weten te vangen en kwam hij al rennend mijn richting uit. De hennen lieten hem deze keer begaan. Hoewel ik op mijn hoede was ging ik er vooralsnog vanuit dat de actie van de haan slechts een statement was. Maar al snel werd duidelijk dat het hem dit keer menens was. De haan leek zich nog groter te maken dan hij al was. Ik had mijn rechterhand al op de klink van de schuurdeur maar liet deze weer los en greep met twee handen de loop van het geweer vast. Ik probeerde de haan met slaande bewegingen op afstand te houden maar zonder succes. Hij liet zich niet wegjagen. Niet deze keer. Zelfs niet door een hardhouten geweerkolf. Ik moest tijd zien te winnen want ik kon niet naar links of naar rechts. Een confrontatie leek onvermijdelijk. De haan verhoogde nu het volume van zijn gekraai en kwam in slow-motion dichterbij. Ik verbaasde mij over zijn enorme spanwijdte en duwde in een reflex de klink van de schuurdeur naar beneden. Nog voor de haan mij daadwerkelijk had aangevlogen had ik mij weten te verschansen in het houten bijgebouw.

Even wist ik mij geen raad maar al snel kwam ik tot de conclusie dat ik geen keuze had. Ik moest orde op zaken stellen en deze vete voor altijd in mijn voordeel zien te beslechten. Ik opende voorzichtig de schuurdeur en keek door een kier naar de haan die weer op de terugweg was richting zijn harem. Dit gaf mij de gelegenheid een plan te smeden terwijl ik een 4,5 mm kogeltje plaatste in het geweer. Gewapend en vol zelfvertrouwen verliet ik de schuur. Het geweer deed iets met mij al voelde ik mij eerder een lafaard dan Jesse James. Maar iemand moest het doen en ik was de aangewezen persoon. Ik zocht naar de ideale locatie om de haan te grazen te nemen maar de gedachte alleen al deed mij rillen en maakte mij nerveus. Tegelijkertijd maakte ik mij zorgen om een mogelijk doemscenario. Ik wilde in geen geval één van de hennen raken en dat zou lastig worden aangezien de haan zich weer tussen de vrouwtjes had verschalkt. Maar ik moest ook stoppen met zoeken naar excuses dus legde ik aan. Droogschieten om te oefenen was het plan, maar ik had de haan nu perfect in mijn vizier en dacht dan ook geen seconde langer na. Een weinig indrukwekkend knalletje volgde maar zowel de hennen als de haan maalden er niet om en pikten rustig door op het zonovergoten gazon. Nog nerveuzer en meer onzeker dan voorheen propte ik een nieuwe kogel in de knikloop. Ik ging nu door mijn knieën en richtte wederom op de witte haan met rode kam. Een prachtig beest was het maar dat was geen reden voor mij het plan te wijzigen. Ik sloot mijn rechteroog om beter te kunnen mikken en was nu zeker van mijn zaak. De haan bleek niet bestand tegen deze tweede poging al fladderde hij nog een moment door. Ik zag hem uiteindelijk op zijn zij liggen en liep langzaam op het beest af. De hennen leken ook even van slag maar pikten de draad en allerlei ander lekkers weer snel op.

Met het uitende van de loop van het geweer schudde ik het beest even behoedzaam heen en weer. Om zeker te zijn van mijn bedenkelijke zaak. De haan bewoog niet meer. Ik tilde hem op bij beide klauwen en liep op de beerput af. Meer en meer leek het of ik in een aflevering van Miss Marple of Agatha Christie figureerde. Ik opende de deksel en wierp de haan zonder pardon in de put. Ik sloot de put nauwkeurig en zorgvuldig.

Een agressieve haan
Dood op het gazon
Hij moest er echt aan
Want hij begon

donderdag 9 april 2015

Single

Was ik nog jong en single geweest, ik had het wel geweten. Ik was laat en katterig opgestaan en had hoogstens een paar sokken en joggingbroek aangetrokken die ik her en der verspreid in de slaapkamer zou vinden. Daarna zou ik naar beneden zijn gesjokt met een bos verwilderd haar, maar wat zou het. Ik had nog wat kleffe witte weekendbollen over van gisteren. Drie om precies te zijn. Ik sneed ze open met een broodmes en deed in de koelkast een greep naar de doos met eieren. Het was tenslotte Pasen. Ik zocht naar de koekenpan tot ik de steel uit de gootsteen zag steken. Ik haalde een schuursponsje met drie druppels afwasmiddel door de met vet en shoarmaresten besmeurde koekenpan. Ik wist natuurlijk ook dat de teflonlaag niet bestand was tegen de hardnekkige zeep, maar wat deed het ertoe. Ik spoelde de pan goed af met gloeiend heet water. Ik wenste geen zeepsmaak in mijn gebakken eieren. Een mens wil wel een fatsoenlijk ontbijt tijdens Pasen.

Natuurlijk had ik een kop koffie gemaakt en legde ik vast een fles cola in de vriezer voor de rest van de dag. Zenuwachtig keek ik op de klok. Het was even voor half twaalf. De voorbeschouwing  op de wedstrijd kon nu elk moment beginnen. Ik belegde de drie broodjes met een plak ham. Geen boter. Dat kostte teveel tijd en voegde toch niets toe. Als ik het al in huis had. Ik zette de gitzwarte koffie vast op de grenen salontafel, een krijgertje met kringen. Terwijl ik de eieren hoorde sudderen in de pan met teveel boter zocht ik naar de afstandsbediening. Ver weg kon deze nooit zijn. Ik lag hier gisteravond ook maar zoals wel vaker leek het ding onvindbaar. Eenmaal terug in de keuken zag ik de afstandsbediening naast het koffiezetapparaat liggen. Hoe en waarom wist ik niet. Maar het deerde niemand. Ik was alleen. Net als gisteren. Net als vorig jaar.

Ik plaatste het grote bord met de drie broodjes op de leuning van de bank en zocht heel even naar de ideale zithouding. Het was nog te vroeg om alweer te gaan liggen en het zou ook lastig zijn bij het eten en drinken. Ik voelde mij onprettig gehaast terwijl ik natuurlijk alle tijd had. Het eerste zompige broodje proefde ik amper. Stouwde het in drie happen weg en zag op tv dat er werd geschakeld naar de verslaggever op het veld. Terwijl ik overschakelde naar het tweede broodje verhoogde ik het geluidsvolume. Het boeide niemand. Ik was alleen zoals altijd en had het bescheiden rijk voor mijzelf. Ik hoorde dat zowel Utrecht als Ajax niet in de beste vorm staken maar had geen oor voor deze zinloze feitjes. Ik zat heerlijk te genieten van de voorpret en zag de eerste lentestralen brutaal bezit nemen van de huiskamer en de tv. Ik sloot zowel de rol- als de overgordijnen.

De eerste helft vorderde gestaag en de spelers hadden het doel nog niet kunnen vinden. Ik keek waarschijnlijk met mijn chauvinistische bril maar zag toch een beter Utrecht. Terwijl de scheidsrechter floot voor de rust schakelde ik over naar de Belg. Ik zag dat de weersomstandigheden voor deze Ronde van Vlaanderen weliswaar ideaal waren voor de renners, maar niet voor de supporters op de bank die regen, bloed, wind en lekke banden wilden zien. Ik zag dat het peloton nog bijeen was en schakelde weer terug naar het voetbal. In de studio werd nagebabbeld en vooral geklaagd over het niveau en het gebrek aan kansen. Toch leken de kenners het met mij eens te zijn en was er een licht overwicht voor mijn club uit de Domstad.

Buitenshuis leefde iedereen zijn leven en leek alles geel en zonnig. Het contrast was schrijnend. Soms spiekte ik even tussen de gordijnen door maar dat bleek telkens te confronterend en ontregelde mijn vrije gevoel van de alleenstaande maar heus niet eenzame kluizenaar. Terwijl dat toch juist hetgeen moest zijn waar ik mijn voldoening en ultieme geluk uit moest halen. Ik sloot de gordijnen dan ook weer snel en verhoogde wederom het volume van de televisie om een einde te maken aan al dat van buiten komend onheil.

Even leunde ik achterover en rekte ik mij uit met een schreeuw. Het boeide niemand, ik mocht doen en laten wat ik zelf wilde. Met een schrik sprong ik ineens overeind en spoedde ik mij richting vriezer. Ik haalde snel de diepgevroren fles cola eruit, liet deze vervolgens even ontdooien en nam de rest van de middag en avond weer plaats. Ik zag fc Utrecht gelijk spelen. Nam meer en meer een liggende positie aan naarmate de dag vorderde. Hoorde de voetbalanalisten klagen over de teleurstellende wedstrijd. At een zak chips leeg. Paprika. Nam nog een cola-rum en voelde de spanning eigenlijk alleen in de laatste meters van de Ronde waar ik een anonieme Noor zag winnen. Zakte soms heel even weg maar vermande mij dan toch weer. Nam nog een greep uit een zakje met chocolade eitjes. Lichtblauw. Melk. Sloeg de avondmaaltijd over en toog vroeg in de avond weer naar boven waar ik mij ontdeed van mijn joggingbroek en sokken. Ik draaide mij al snel op mijn rechterzij. Tot zover eerste Paasdag. One down. One to go.

Ik maakte voor de gelegenheid, het was niet voor niets Pasen, advocaat uit eigen keuken. Het idee kwam van mijn vrouw en ik noemde het dan ook gekscherend 'advocaat van de Duivel.' Ik roerde mij drie kwartier suf met een mixer die geen onderscheid in toeren maakte in danwel een lage danwel hoge stand. Zoals gebruikelijk maakte ik er weer een flinke bende van in de keuken. De spetters hadden in het rond gevlogen maar het eindresultaat oogde in elk geval geel en behalve de brandewijn had ik mij exact aan het recept gehouden. De oudste puber was al wakker en nam de verantwoordelijkheid over de slagroom. Ik zag haar moeizaam kijken en hoorde het gesteun bij elk klopje wat zij met de garde produceerde. Ze zat daar al minstens dertig minuten, het hoofd met haar linkerhand ondersteunend terwijl ze met rechts draaibewegingen produceerde. Even had ik haar wel willen uitleggen hoe boter tot stand kwam maar ik liet haar toch begaan, tot moeder zich ermee bemoeide. Ze spoelde de dikke massa door de gootsteen en opende de koelkast om een nieuwe beker te pakken. Waarschijnlijk te snel maar in elk geval ongecontroleerd liet ze de beker uit haar handen vallen. Een wereldkaart aan slagroom vloeide over de plavuizen in de keuken. De kittens profiteerden en lieten er geen gras over groeien. We besloten het hierbij te laten en te vertrekken richting onze brunchafspraak. Waarschijnlijk had het rumoer van het continue mixen en kloppen in elk geval nog een puber tijdig op de been gebracht. Dat bracht de teller op twee. De derde en laatste had geslapen bij een vriendin en nog geen teken van leven gegeven. Twee uit drie. Toch geen beroerde score voor een eerste Paasdag.

We betraden de woning van de gastheer, gastvrouw en gastpubers via een achterom, waar de openslaande deuren fel werden verlicht door een fanatieke voorjaarszon. De tafel stond rijkelijk gedekt te wachten op de aanval van hongerige ouders en pubers. Mijn maag verwoorde grommend wat mijn ogen zagen. We namen direct plaats aan tafel en ik wist niet te kiezen. Naarmate de minuten verstreken kwam ik in mijn ritme en propte ik mij vol met eieren, mosterdsoep, croissants, paasbrood, chocolade eieren en koffie. Tussen een donkerbruin broodje ei en croissant met kaas door probeerde ik ongezien op mijn mobiel de stand van het voetbal in de gaten te houden. Utrecht speelde tegen Ajax vandaag. En later vandaag ook nog de Ronde van Vlaanderen. Was ik nog single geweest dan had ik het wel geweten.


Het riante gezelschap verplaatste zich propvol naar buiten waar ik in de volle lentezon een sigaret rookte. Over akkers keek. Een balletje trapte. Kittens aaide. Een vijver bestudeerde. Jeu de boules speelde. Een goed gesprek voerde en een laatste nog vermiste puber met minuscule ogen alsnog zag arriveren. Buiten was alles geel en groen. Binnen zitten leek geen optie. Mijn mobiel gaf de melding dat Utrecht op een 0-1 achterstand was gekomen. We togen erop uit en speelden onderweg een partij klootschieten, de mannen tegen de vrouwen. We namen in groepen bezit van de gevaarlijke Groningse boerenwegen en het nog kale maar overweldigende platte lenteland. Hoewel de spelregels eerst nog onduidelijk bleven werd er naar hartenlust met kloten geschoten en nam het fanatisme in de strijd tussen de seksen alsmaar toe. Meerdere keren verdwenen er ballen in sloten of op onmogelijke plekken, maar elke keer weer wisten we ze uit het water te hengelen of tussen struiken uit te grijpen. Tot er ineens een stilte viel. De groep hield even stand maar van paniek leek eerst nog geen sprake. Ik keek uiteindelijk recht in het gezicht van de gastvrouw, terwijl ze zich vast had weten te klampen aan resten gras en ander groen. Pas na enkele seconden realiseerde ik mij dat de positie die zij had ingenomen een zeer ongebruikelijke en zeker ongelukkige was. Haar laarzen liepen nog net niet vol met water maar de gastvrouw bleek niet in staat om zelfstandig de sloot weer te verlaten, daar waar zij zo gemakkelijk en zonder enige hulp van buitenaf was ingegleden om alweer een bal uit de sloot te vissen. Al snel wisten we de gastvrouw weer op het Groningse droge te krijgen en de wandeling en het spel te vervolgen. De mannen legden het af.

Genoegzaam nam ik een likje van de zelfgemaakte advocaat, die meer weg leek te hebben van een luchtige vanillevla met alcohol maar dan zonder vanille. Er kwamen een eveneens luchtige cake en verse aardbeien op de picknicktafel. De zon nam in kracht af. We dronken een afsluitend rood wijntje en ik voelde mij al snel prettig draaierig. Ontspannen en nauwelijks geïnteresseerd keek ik op mijn telefoon. Utrecht had gelijk gespeeld. Een Noor had de Ronde gewonnen.