Follow RudiVP on Twitter

zaterdag 1 februari 2020

Geland


Omdat het nog minstens 10 uur zou duren voor de terugvlucht zou aanvangen, besloten we nog één keer de oude binnenstad van Jaffa te bezoeken. De thermometer gaf 17 aan, reden voor veel meer mensen hier wat rond te zwalken, zich te vergapen aan al het moois dat deze voorstad van Tel Aviv te bieden had. Nonnen met een kruis aan hun lange ketting, vlotte mannen met een keppeltje, Arabische mannen met een paar meter daarachter vrouwen in boerka, nikab en zelfs een Hollands bejaard echtpaar met achter hen twee kinderen. Beiden op belegen leeftijd dat wel. Het krioelde hier in Israël moeiteloos door elkaar heen alsof vrede een vanzelfsprekendheid was. We namen nog wat laatste foto’s. Liepen wat ongedwongen heen en weer en keken uit over de Middellandse Zee. Geen zorgen aan mijn hoofd. Dat kwam later wel.

Ik was dit keer tot de tanden toe bewapend. Tijdens de heenreis was ik eigenwijs geweest en zonder enig behoedmiddel het vliegtuig ingestapt. De piloot liet mij dit tijdens de daling in Israël hardhandig merken. Dat mocht niet nog een keer gebeuren. Oordopjes via mijn moeder. Paracetamol van mijn vader. Neusspray van mijn zus en zelf meegebrachte Stimorol moesten de oor- en hoofdpijn tijdens de daling op Schiphol zien te voorkomen. Meer kon ik niet doen. We hadden nog drie uur te gaan tot het inchecken, toen ik al begon met een preventief paracetamolletje. Je weet maar nooit. Voor de oordopjes was het nog te vroeg maar een snuifje Otrivin vooraf kon geen toch geen kwaad?

We merkten dat de luchthaven in Tel Aviv uitgestrekt was toen wij onze tijdelijke Suzuki S-Cross inleverden. Een shuttlebus bracht uitkomst.
‘Finish?’ riep een kerel ons streng toe.
Ik nam het de chagrijnige man niet kwalijk dat hij beschikte over een beperkt vocabulaire. Het enige wat ik van deze rakker verlangde, was dat hij ons snel en solide naar de terminal zou rijden. Onze terugreis was pas net begonnen en ik had geen zin in gedoe.
Ik liet mijn ouders en zus eerst instappen en trok, nadat ik ook binnen was, de grote schuifdeur dicht van de Mercedes bus. Deze ging echter snel weer open toen een Afrikaanse man en Oosterse vrouw ook een plekje kwamen zoeken. De donkere man droeg een pet op zijn hoofd en baby op zijn buik. Of hij een gordel droeg is mij ontgaan. Het gesprek met dit bonte gezelschap was amicaal. Het gezin reisde de hele wereld over.
‘He is a Minister’ zei de Oosterse vrouw. In plaats van naar hem te wijzen wapperde ze wat met haar hand zijn kant op.
Ik moest eerst even de tijd nemen om mij te realiseren wat dit precies betekende. ‘Minister’. Wilde geen flater slaan en over politiek beginnen.
‘I spread the word’ voegde de donkere man er gelukkig aan toe.
Ze waren op doorreis naar Cyprus. Israël was haar tegengevallen.
‘Much too cold’.
Ik had geen tijd mij af te vragen of ik verbaasd moest zijn over dit weinig inhoudelijke antwoord.
De chagrijnige Israëlische chauffeur reed met hoge snelheid de route die hij die dag misschien al 12 keer had gereden. Ik was te laat om hem te waarschuwen. De auto schudde door de hardhandige aanraking met een te hoge stoep zorgwekkend hard heen en weer. Ik kon niet anders dan mij focussen op de man met de baby op zijn buik. Maar hoe moest het dan met mijn ouders? En zus!
De auto dreigde om te vallen. Ik weet niet wie er wel of niet gilden. ‘The Minister’ zat nog altijd op zijn stoel. Net als de overige inzittenden. Heel even zag ik ons al glijdend een naderende rotonde opschuiven. Maar die gedachte ebde snel weg toen de lompe hufter weer controle leek te krijgen over het stuur. De auto kwam tot stilstand op de rotonde. Heel even was de stilte begrijpelijk en zelfs prettig. Boosheid en opluchting vochten om spreektijd. Onverstaanbaar verontschuldigend deed de Israëlische snuiter alsnog wat van hem werd verlangd. Begeleid door een diepe zucht stapte ik uit de Mercedes. Ik gaf de Oosterse vrouw een vriendelijk knikje en de donkere man een hand en knipoog. ‘Thanks Minister’.

We werden bovengemiddeld vriendelijk ontvangen.
‘Een hele goedenavond meneer!’
De al wat oudere stewardess gehuld in Transavia groen leek blij mij te zien.
‘Ik wens u hetzelfde jongedame’.
Charmeren zit de Jood in het bloed.
Schaamteloos ging ik door met mijn charmeoffensief.
'U heeft er zin in vanavond? Of gaan we de rest van de reis tutoyeren?’ De stewardess vond het een prima voorstel. Ik was blij dat ik haar had ingepalmd. Ik kon haar nog wel eens nodig hebben later deze vlucht. Als mijn hoofd weer dreigde te ontploffen bijvoorbeeld. Zij leek een rot in het vak. Wist wel van wanten. Was de baas over haar cabine en liet dit blijken. Een waarschijnlijk Israëlische man moest het ontgelden.
‘Yes of course you may use the toilet. Keep it clean please!’
Ik vroeg haar of ze zojuist zei wat ze zei.
‘Je moest eens weten. Na twee uur ziet het er daar niet meer uit. Zo smerig. Doe je toch thuis ook niet? “Jawel hoor!” zeggen ze dan ook nog doodleuk!’
Ik liet haar even uitrazen en zocht mijn stoel op waar ik mijn voorbereiding begon als een waar ritueel. Ik had tijdens de wilde rit in de shuttlebus mijn neus al voor een tweede keer volgegoten met zout, maar ik vond dat ik recht had op nog een shot. Ik voelde mij niet fijn. Voelde een heftige keelpijn opkomen. Het slikken ging moeizaam. Steeds moeizamer. Het geluid en klimaat in de 737 was onprettig. Ik nam ter voorkoming nog paracetamol en voor de eerste keer ook kauwgom. Ik was niet angstig maar bezorgd. Ik moest kalmeren! Het niet willen toegeven aan een alom bekend vooroordeel viel mij heel zwaar.

De start, vlucht en zelfs de landing verliepen voorspoedig. Soms keken mijn zus en ouders even bezorgd mijn kant op tijdens het dalen. Ik beantwoordde hun gewaardeerde bezorgdheid met een ferme duim omhoog. ‘Appeltje eitje’ voegde ik er nog aan toe. Ik kreeg het bijna niet meer uit mijn pijnlijke strot. Israël had me vooral geestelijk afgemat. Geraakt. Gefascineerd. Verwonderd. Leren genieten. Aan het denken gezet. Antwoorden gegeven op vragen die ik had. Maar nog meer vragen opgeroepen door antwoorden die ik kreeg. Het toestel was geland. Nu ik nog.


















donderdag 30 januari 2020

Thuis komen


Het was een ferme wandeling en de trap omhoog een steile, naar het Grieks restaurant in het oude centrum van Jaffa. Toch was het de moeite waard omdat zowel mijn ouders, zus als ik na zes dagen Israël een dringende, bijna Calvinistische behoefte voelden naar herkenbaar voedsel. En hoewel er in dit hooggelegen restaurant met royaal zeezicht geen typisch Nederlandse Mixed-Grill of Suzuki op het menu stond, kwam de gyros met zure tzatziki toch nog best aardig in de buurt. De vraag naar een Irish Coffee daarentegen zorgde voor enige paniek en verwarring bij de drie toch niet wereldvreemde mannen die dit restaurant bestierden.

‘I am sorry Sir, so I mix the Jameson with the espresso?’
I prefer American coffee please’.
And how much whisky you prefer sir?’
Make it fifty/fifty’.
 ‘I’m sorry sir. We don’t have whipped cream.’
‘I can live without it’.

Ik besloot mijn slagroomloze en beresterke koffie mee te nemen naar buiten, waar één van de drie vriendelijke hosts mij wees op een rookstoeltje naast de ingang bovenaan de hoge trap. Vanaf mijn stoeltje keek ik enerzijds de diepte in over een eeuwenoud plein. Als ik even de andere kant op draaide, keek ik door de geopende authentieke deur naar de kleine maar knusse bar. Een jonge man poleerde op zijn gemakje het bestek. Het was niet druk vanavond.

Het was mij al eerder opgevallen dat de Israëliërs in het algemeen een bovengemiddelde nieuwsgierigheid vertoonden naar mijn herkomst. Alsof het een instrument was om op die manier ook achter mijn afkomst te komen. Het was nu niet anders. Ik vertelde dat ik uit Nederland kwam. De jonge man achter de bar, het meest spraakzame van de drie, reageerde enthousiast.
‘I was in Amsterdam once!’
Ik oreerde vervolgens luidruchtig wat over 020, nostalgisch over 030 en enthousiast over 050.
‘Groningen beat Ajax today’ zei de oudste van de drie mannen uit het niets. Hij dipte aan de bar grote stukken pitabrood door de Hummus. Ik sloeg van verbazing bijna steil achterover van de hoge trap met enorme goudgele stenen. Blijkbaar werd de Nederlandse voetbalcompetitie hier in Israël nauwlettend gevolgd.
‘Why are you here in Israël’ vroeg een derde jongeman. Hij droeg een wat wollige ringbaard.
Ik vertelde hen over ons reisdoel. Dat mijn moeder Joods was. We graag daarom één keer met het gezin het beloofde land wilden bezoeken. Om vragen te kunnen stellen maar vooral ook antwoorden te krijgen. Wat het nu precies betekende. Of ik er iets mee kon. En wat ik ermee moest.
‘So your mother is Jewish?’ vroeg de man met baard. Ik vroeg mij af of zijn baard een betekenis had. Misschien een uiting was van welke religie dan ook. Maar de vraag stellen vond ik ongepast. Hij oogde op zijn hoede en leek mij continue in zich op te nemen. Te scannen.
Ik knikte en voegde een bescheiden ‘yes I guess’ toe aan mijn bevestiging dat ik blijkbaar Joods bloed bezit. Dat ik verre van kosjer at en nog beschikte over een topgave voorhuid bovendien, verzweeg ik maar bewust. De blikken van de mannen veranderden stante pede. Alsof ze mij met alle zes hun armen omhelsden. De man achter de bar zwaaide vrolijk met zijn theedoek door de lucht. De oudere, eerder nog wat stugge man aan de bar, vertoonde vanuit het niets een ontspannen glimlach terwijl hij nog wat brood dipte in de verre van Griekse Hummus. De jongen met baard sloeg even onhandig maar vriendschappelijk op mijn schouder en hervatte zijn werk.  Ik had er binnen een mum van tijd drie nieuwe familieleden bij. Mijn naam deed er blijkbaar niet toe. Ik was thuis gekomen.

Het was op een koud, leeg en winderig perron in Zwolle. Mijn oren zaten nog dicht van de vlucht in de benauwde 737 van Transavia. De terugvlucht had erin gehakt. Ik voelde me fysiek ellendig, labiel van vermoeidheid en in de war van te veel indrukken. Dat ik 20 minuten moest wachten op de trein naar Groningen omdat ik een aansluiting had gemist was ik weliswaar gewend, maar bleek verre van bevorderlijk.

Ik wachtte met uitstappen tot de coupé leeg was. Ik moest mijn koffer nog uit het bagagerek tillen en wilde niemand ophouden. Het pleasen zit ons in het bloed. Zij had mij al laten weten dat ze op me stond te wachten. Terwijl ik de auto naderde stapte zij uit. Ik liet mijn koffer en rugzak vallen en greep haar even stevig vast. We waren nog niet ingestapt of we bespraken het weer. Het was guur geweest in Jeruzalem en Groningen, de lente was al voelbaar in Tel Aviv.

We draaiden rechtsaf de stationsweg op.
‘Heb je het leuk gehad?’
Ik had op de vraag gewacht en maakte gebruik van de situatie, door mijn ervaringen opgedaan in Israël als een stortvloed over haar heen te draperen. Overenthousiast ging mijn onsamenhangende verhaal van links naar rechts en van her naar der. Het voelde goed om weer naast haar te zitten. Ze zag er goed uit. Ik had haar gemist, maar het had lekker gevoeld want het was te overzien geweest. We reden via het Sontplein richting Damsterdiep. Ik maakte de veters van mijn schoenen los en voelde mijn lichaam nu al herstellen.

Het was vlakbij Garmerwolde voordat ik erachter kwam dat ik al 10 minuten aan het woord was geweest. Ik realiseerde mij dit, toen ik haar een poging zag doen haar gapen te verdoezelen.
‘Hoe is het eigenlijk met jou?’
Ik vond het wel lekker om even naar haar verhaal te luisteren. We zijn zelden van elkaar gescheiden en lijken dan ook maar voor de helft te kunnen functioneren. Ik had er behoefte aan even afstand te nemen van Israël. Het verwerken van indrukken kun je maar beter bewaren voor geschikte momenten.

We passeerden ten Boer en ik legde mijn linkerhand even op haar rechterbovenbeen waarmee ze gas gaf. Ik duwde haar been iets naar beneden, wilde snel naar huis. Ze gaf geen krimp. Even hing er een zaligmakende serene rust. Doordat het gonsde in mijn hoofd merkte ik dat mijn labiliteit nog op de loer lag. Ik moest op mijn hoede zijn, wilde niet breken omdat ik wist waar het gevoel vandaan kwam. Een momentopname was.

Ze draaide behendig de auto het erf op. Ik stapte uit, pakte voor de laatste keer vandaag mijn koffer en rugzak en zag de Hollandse herder al kwispelend met zijn natte neus de ramen zemen.
Ik was nog niet binnen of ze dreigde tegen mij op te springen. Ik deinsde terug, bang voor haar kracht, aaide haar langdurig en besloot met twee ferme klappen op haar kont.
Zij had inmiddels een wijntje voor ons ingeschonken. Het neerploffen naast haar op de bank ging gepaard met een diepe zucht gevolgd door een oerkreet. Ik zakte onderuit op mijn eigen heerlijke bank. Nam een slokje van mijn Merlot en keek haar langdurig aan. Even leek de labiliteit met mij aan de haal te gaan maar ik kon mij beheersen. Ik greep weer haar bovenbeen, nu haar linker, en gaf haar een kus. Ik was thuisgekomen.

dinsdag 28 januari 2020

Yad Vashem


Het gebeurde een dag eerder bij de klaagmuur en hij had reden tot mopperen. Of het nu de hectiek was bij deze heilige plek of gewoonweg een moment van onoplettendheid, ik hoorde achter mij in elk geval een paniekerige schreeuw. Ik herkende het stemgeluid en draaide mij in een reflex om. Daar lag hij op een hoge stoep in Jeruzalem in een ongemakkelijke kreukel. We hielpen hem weer voorzichtig overeind. Hoewel de schade beperkt bleef tot flink musculair ongemak was de impact en schrik groot.

De man achter de servicebalie van Yad Vashem leek een mengeling van een orthodoxe en meer vrijzinnige Jood. De combinatie van slaaplokken en moderne kleding brachten mij op het verkeerde been. De vriendelijke medewerker van het Holocaust museum in Jeruzalem, leende ons in ruil voor mijn paspoort als onderpand een rolstoel voor de rest van de middag.

Mijn vader sputterde eerst nog wat tegen.
'Joh dat hoeft toch niet ik kan heus wel lopen'.
Ik reageerde dwingend en liet hem geen keus.
'Hup zitten en je waffel houden'.
Hij kon er wel om glimlachen maar zelfs dat deed hem pijn.
Terwijl hij met een grimas plaats nam klapte ik de voetenbeugels uit en naar binnen. Mijn moeder en zus bekeken het tafereel en probeerden een pesterig lachje te onderdrukken. Ik rolde mijn vader de lift in.
'ZIT JE LEKKER PA?'
Waarom ik schreeuwde weet ik nog niet, maar zodra ik communiceer met een minder valide gaat dat als vanzelf.
'Ja hoor eigenlijk best wel. Rije maar'.

Ik was blij dat de sfeer luchtig was, want hoewel het voorstel om het museum te bezoeken van mijzelf kwam, zag ik er tegenop als de Tempelberg. Ik was er al eerder geweest en de indruk die het museum toen op mij maakte, was mij de rest van mijn leven bijgebleven. Ik was nog jong toen en onvoldoende voorbereid op wat ik te zien zou krijgen. 'Dat zal nu wel anders zijn' had ik mijzelf wijsgemaakt.

Het was druk in het museum, maar de meeste overige  bezoekers bleken begripvol en behulpzaam als ik met mijn vader in de buurt kwam. Soms spleten ze uiteen, alsof ik Mozes zelf duwde. Soms werden we wel even opgehouden door grote drommen Israëlische soldaten, overwegend erg jonge militairen die als een soort van verplicht schoolreisje wat verveeld in hun eigen saaie wereld leken te leven. Toch was er altijd wel een vriendelijke militair die wel oog had voor zijn of haar omgeving, en zijn of haar collega's dan in onverstaanbaar Hebreeuws wees op mijn vader in zijn rolstoel.

Het museum confronteerde ons met een bizarre hoeveelheid huiveringwekkende foto's, teksten en verhalen. Zo veel dat het onmogelijk was alles te zien of lezen. Elke keer weer als ik besloot mijn vader verder te duwen vanwege de tijd of drukte, voelde het als een gebrek aan respect voor datgene wat werd getoond. Maar we hadden geen keus en moesten door. Voor emotie was wat mij betreft geen ruimte. Ik had afleiding. Moest mijn vader door de menigte zien te manoeuvreren. Tot we aan het einde van het imposante gebouw geraakten. Ik duwde mijn vader een ruimte in waar een angstaanjagende maar ook serene stilte hing. Ik keek eerst om mij heen en zag duizenden archieven in boekvorm. Vervolgens keek ik naar boven, waar ik in een hoge trechtervorm honderden foto's zag hangen. Het was overduidelijk waar we hier naar keken. Tot slot keek ik in een diepe put met nog meer archief en leek het alsof ik toch werd overmand. Gelukkig wist ik mij weer snel te herpakken en rolde ik mijn vader in de richting van mijn moeder. Zij was resoluut achter één van de vele computers gaan zitten en ik zag hoe zij onverstoorbaar, doelbewust en behendig de muis heen en weer bewoog door het kille digitale dossier.




zondag 26 januari 2020

Jaffa

Omdat ik even geen sjekel op zak had, besloot ik de chauffeur een fooi in euro's te geven. Hij reageerde min of meer beledigd. Alsof het Monopoly geld was en ik bij hem op Brink (Ons Dorp) terecht was gekomen.

Toen we uit de taxi stapten voelde ik het al direct. Het was misschien maar drie kwartier rijden geweest naar Jaffa, de thermometer gaf hier toch minstens 10 graden meer aan als in Jeruzalem.
Maar Jaffa bleek niet alleen in temperatuur een wereld van verschil met Jeruzalem. Waar Jeruzalem het centrum was van religies, bleek Jaffa het middelpunt van levensgenot. Daar waar vooral jonge mensen intens leken te genieten van zon, muziek, lekker eten en samen zijn. Waar het leven werd gevierd en de vrijheid  gekoesterd.

Ik besloot met mijn zus te voet  de stad te gaan verkennen. Zij had dat al tig keer eerder gedaan, dus wist mij feilloos door het centrum van Jaffa naar de boulevard richting Tel Aviv te gidsen.

Ik zag de gebouwen steeds hoger worden en het strand alsmaar breder. Ik zag ouders met peuters flaneren en joggers af en aan. Ik hoorde straatmuzikanten versterkt akoestisch gitaar spelen en zag elektrische steps in opvallend grote getale met enorme snelheid voorbij zoeven.

Af en toe keek ik om en zag ik Jaffa steeds verder weg geraken. Meter voor meter werd ik meer en meer gegrepen door de ontspannen sfeer in de stad en langs het strand. Tot ik mij realiseerde dat ik later het zelfde traject ook weer te voet terug moest.

'Laten we met de electrische step terug gaan' opperde ik.
Ik kende mijn zus. Die was altijd wel in voor avontuur.
'Euh ja is goed!'
Nu was het zaak door te pakken en een elektrische step te bemachtigen. Ik wilde niet dat ze zich bedacht en zou terugkrabbelen.

Tel Aviv beschikte over een groot netwerk aan steps kris kras door de hele stad. Een soort witte fietsenplan maar dan in een modern betaald jasje met onvermijdelijke app.
Al snel vonden we een beschikbare step en activeerden we deze via de app. Ik stelde voor eerst even alleen een proefrondje te rijden alvorens mijn zus bij mij achterop stapte. Hoewel ik wat onzeker aan de proefrit begon had ik het electrisch steppen relatief snel onder de knie.
'Stap maar op zus komt allemaal goed!'
Wat onwennig stapte ze bij mij achterop. Ze hield zich vast aan mijn gelukkig brede schouders.
Ik hielp de step even op gang en gaf vervolgens elektrisch gas. Al snel zoefden we met meer dan 20 km/h over het fietspad langs de boulevard van levendig Tel Aviv.

Even nam ik een verkeerde afslag en dreigde ik op de grote weg terecht te komen. Hoewel de rem niet optimaal functioneerde, wist ik de step toch snel tot stilstand te krijgen en konden we veilig terugkeren richting fietspad. Mijn zus besloot op dat moment van positie te wisselen. In plaat van achter mij stond ze nu voor mij op het veel te smalle plankje van metaal. Ik sloeg mijn armen om haar heen en greep weer naar het stuur en gashendel.

Al snel weer op volle snelheid zag ik verderop een steil bruggetje naderen. Ik had geen tijd voor paniek want moest onderweg kinderen, aangelijnde honden en diverse andere obstakels zien te vermijden, maar realiseerde mij wel dat alleen al mijn 94 kg een uitdaging moest zijn voor dit lichtgewicht transportmiddel ten opzichte van het bruggetje. Mijn zus had er geen vertouwen in en etaleerde dit door op hoge toon iets onverstaanbaars te roepen.
Ik probeerde haar eerst nog al manoeuvrerend gerust te stellen, maar ze hield voet bij stuk.
'DIT HALEN WE NIET!'
Haar nogal overtuigende manier van protesteren deed mij besluiten de gashendel vlak voor de steile brug los te laten. Mijn zelfoverschatting had mij wel eens eerder in de problemen gebracht. Zo ver van huis wilde ik geen risico nemen. Relatief soepel sprongen we van de step.

We besloten het laatste stukje richting hotel verder te voet af te leggen. Terwijl de adrenaline mijn lijf nog gegijzeld leek te hebben, bleek mijn zus al een fase verder.
'Was leuk broer. Morgen weer?'

zaterdag 25 januari 2020

Jeruzalem

Tijdens het ontbijt, een overvloed aan hummus, baba ganoush, olijven en nog veel meer overwegend vegetarische vondsten, keek ik ietwat zorgelijk naar buiten. Dat het momenteel kouder was in Jeruzalem dan in het hoge land van Groningen wist ik al. Maar met die fikse regen- en hagelbuien had ik geen rekening gehouden. Reden voor ons de plannen te wijzigen en een bezoek te brengen aan het Israël museum. Dichtbij de Knesset.
Ik spijkerde mijn kennis bij over de Joodse volkeren, huwelijken, feestdagen en gebruiken. Onze gids, een aantrekkelijke, vrouwelijke, roodharige Nederlands Joodse wereldburger, wist mij zo te boeien, dat ik aan het eind van de museumroute pardoes een venijnig laag hekje over het hoofd zag. Het scheelde niet veel, of ik had een eeuwenoude bedoeïenentent gesloopt. Gelukkig wist ik mijn val in elk geval nog enigszins te breken en erger te voorkomen. Ik negeerde mijn gevoel van schaamte. Had in mijn leven wel vaker ongewild in het centrum van de belangstelling gestaan.

Terwijl onze gids de auto haalde, had ik eindelijk even tijd voor een sigaretje. Maar nog voor ik mijn behoefte volledig had bevredigd, kon ik alweer plaats nemen naast haar in een comfortabele VW transporter. Ik nam een walm van Javaanse Jongens mee naar binnen en geneerde mij. Het leek ongepast maar ze liet niets merken.

'Ik stuur in Israël altijd met één hand. Dan kan ik met die ander mijn hart vasthouden'.
Onze gids bleek ook nog over humor te beschikken en ze had een punt. In het verkeer geldt in Jeruzalem het recht van de brutaalste. Toch bereikten we schadevrij de Mahane Yehuda. Een imponerende half overdekte markt waar het er niet toe doet waar je vandaan komt of welke overtuiging je hebt.
Het was nog maar een paar uur tot de start van de wekelijkse sjabbat. De sfeer was er ook naar. Er hing een soort van 'hè hè eindelijk weekend nog snel even wat lekkers in huis halen' gevoel.
Wij hadden ons huis thuis gelaten dus besloten we een hapje te eten op de markt. Hoewel ik gemengde gevoelens had bij de bietensoep en gevulde wijnbladeren, genoten we van het moment dat we even deel mochten zijn van het typisch dagelijkse Israëlische leven. Onze gids kwam hier wel vaker. 'Omdat het eten zo heerlijk is'. Terwijl ik uit respect voor haar dit punt niet wilde beargumenteren, zag ik haar naar haar jas grijpen.
'Excuseer. Hebben jullie er bezwaar tegen als ik een sigaret opsteek?'
Ik zei niets. Moest lachen. En draaide een Javaanse Jongen.

De oude binnenstad van Jeruzalem werd onze laatste bestemming voor deze dag.
De overgang van een lokale kroeg naar dit stukje werelderfgoed bleek groot. Een mens kan nu eenmaal maar een beperkte hoeveelheid imposante indrukken verwerken op één dag. Het eindstation was de klaagmuur. Ik trok de stoute schoenen aan en naderde de muur.
'Are you Jewish sir?'
Hoewel ik hier bevestigend op kon antwoorden voelde ik mij betrapt.
Het was een orthodoxe Jood die mij de vraag stelde.
'Is your mother Jewish?'
Ik begreep inmiddels waar het gesprek heen zou gaan en besloot mijn gebruikelijke argwaan los te laten.
'Yes she is. Why you wanna know?' Loslaten blijkt soms moeilijker dan je denkt.
'Where you come from sir?'
Ik vertelde hem dat ik een nuchtere Hollander was en geen idee had wat hij nu precies van mij wilde.
'Amei meneer dat meent u niet. Nederland!?'
De jongeman met zwarte hoed en pijpekrullen bleek over een onvervalst Vlaams accent te beschikken. De Hollander liet zich overhalen en stond voor hij het wist tegenover de klaagmuur.
Bewapend met keppeltje en gebedsriemen op arm en hoofd, herhaalde ik fonetisch het Hebreeuws van de Belgische fanaticus. Hoewel het wat ongepast en ongemakkelijk had gevoeld, bedankte ik de Belg.
'Dit moet een mooi moment voor u zijn' sprak de Belg en hij keek mij hoopvol aan. Ik knikte beleefd. Rolde de tefilien los van arm en hoofd en mocht het keppeltje houden.
'Dank voor je moeite. En keppeltje. Fijne sjabbat.'

zaterdag 11 januari 2020

Kuthond


Ik noem haar steevast hem. Omdat ik van mening ben dat elke hond overwegend mannelijk gedrag vertoont. Dit in tegenstelling tot de kat. De hond laat in zijn algemeenheid maar zelden schimpen zien van enig meisjesachtig optreden. Ik betrap die kwijlende viervoeters soms zelfs openlijk likkend aan hun kruis. Need I say more? Welke meisje doet zoiets?

Ik was haar, euh hem, na weer een intensieve dag vol puppy-avonturen al spuugzat. Ik zat op de rand van mijn bed en nam de dag nog even met mijzelf door in relatie tot de pup. Ik heb daar een handje van. Om regelmatig de balans op te maken. Het biedt mij structuur en schept duidelijkheid. Ik evalueer dit dan en trek vervolgens mijn conclusie. Die bleek in dit geval bikkelhard. De pup had deze dag drie keer urinaal mijn keukenvloer verziekt en éénmaal mijn plavuizen in de woonkamer
(met vloerverwarming!) onder gekotst. Wat resulteerde in een groengeel sliertenspoor dat zich via de voegen dwars door de plavuizen heen een weg baande naar de serre. Ik stond dat gestroomlijnde proces eerst nog secondenlang bijna gefascineerd te volgen, tot ik eindelijk tot het besef kwam dat ik de aangewezen persoon was om dit verloop te stoppen. Dit bleek geen sinecure maar vooral het kwijt raken van die penetrante zoetzure lucht was vrijwel onmogelijk.

Zittend op de rand van mijn bed boog ik lichtjes voorover, maakte ik van mijn handen een kommetje en liet ik mijn hoofd erin vallen. Zo bleef ik minutenlang zitten. Ik heb daar een handje van. Om net te doen alsof mijn leven heel zwaar is. Dat ik neig naar een depressie. Ik zucht dan veel en probeer mijn omgeving duidelijk te maken, dat het zo echt niet langer kan maar dat ik het ook niet meer weet.

'Godverdomme!'
Ik schrok direct schuldbewust wakker uit mijn zogenaamde crisis. Ik weet ook wel dat als ik mij even vermande, dat ik in staat moest worden geacht tot enige relativering. Maar ik wilde het moment voor zijn dat zij mij daarop wees.
'Wat is er schat?'
'Ik glij verdomme uit over een hoop stront van dat tering mormel! Wie heeft dat bedacht in hemelsnaam? Honden in huis gadverdamme!!!'

Ik kon mij vooral goed vinden in die laatste opmerking. Op haar eerdere vraag kon ik niet anders dan antwoorden dat het nooit mijn voorstel was geweest. Maar gezien de nijpende situatie besloot ik deze troef nog even niet te spelen. Ik bekeek de situatie en schoot haar te hulp. Liefde maakt blind maar de neus bleek nog dik in orde, toen ik met een overvloed aan keukenrol de uitgesmeerde hoop vakkundig probeerde te verwijderen.

De pup in kwestie was tijdens dit spektakel onzichtbaar gebleven. Of hij ook maar enigszins schuldbewust was bleef daardoor onduidelijk. Ik zocht en vond hem. Blijkbaar kwam ik dreigend over want hij verschuilde zich onder de salontafel.
'Kom onder die tafel vandaan! Nu!'
Ik heb daar een handje van. Driftig worden. Niet bovengemiddeld maar toch. Het zit ergens. Ik vind het op zo'n moment niet meer dan terecht dat ik het voel, tegelijkertijd geneer ik mij dood dat ik het voel.

Ik had geen keus en tegen al mijn negatieve gevoelens in veranderde ik mijn spreektoon tot bijna een lokroep.
'Kom dan... kijk eens... kom dan!'

Ik moest hem in de val lokken. Hij trapte erin en ik greep hem ferm in zijn royaal overtollige babynekvel. Het voelde als een lekker warme bontjas. Ik tilde haar op onder de oksels van haar voorpoten. Ze hing wat dommig in de lucht en deed vooral moeite oogcontact te vermijden. Ik bevrijdde haar uit de netelige positie en bond haar vast aan de riem.

'Kom. We gaan uit. Kuthond.'