Follow RudiVP on Twitter

dinsdag 31 december 2013

Drinkebroers

De nacht was al even in volle gang en nog voor we één stap hadden gezet in deze typisch Utrechtse kroeg priemden meerdere ogen in onze richting. Over het algemeen was de blik van het clientèle weinig gastvrij. Soms zelfs licht vijandig zo leek het. Een donker ogende jongen zat in het midden van de bar. Zijn nadrukkelijke oogcontact deed mij sidderen en maakte dat ik mijn schouders rechtte. Om nog meer indruk te maken draaide ik mijn relatief brede rug naar de man toe en hing ik mijn jas nonchalant over de barkruk. Hoewel niet in grote getale leek iedereen ons toch zeer nauwlettend in de gaten te houden. Mijn drinkebroer had al zo'n vermoeden voor we überhaupt waren vertrokken. 'Als ze maar niet denken dat we twee "stillen" zijn.' Zijn opmerkelijke vergelijking leek hout te snijden. Allebei midden veertig. De een wellicht iets meer midden dan de ander. Beiden zelfverzekerd, belegen en ervaren. De eerste tekenen van vergrijzing al zichtbaar. Beiden droegen we een sportieve spijkerbroek. Hij daarop een stoer halflang leren jack. Ik mijn nette zwarte overjas. Ook halflang maar zonder knopen. Die bleken vorig winterseizoen al niet meer bestand tegen al teveel druk.We negeerden de negatieve blikken en namen plaats aan de bar, direct naast de ingang. Als ik naar buiten keek zag ik uit de bouwval een nieuw muziekcentrum oprijzen. Maar ik keek niet naar buiten en zag zodoende mijn drinkebroer onrustig heen en weer bewegen op zijn conservatieve barkruk. Al snel begreep ik zijn rusteloosheid. 'Hoi! Wat brengt deze twee bijzondere heren hier in dit zo markante dranklokaal op dit tijdstip?'

Ik kon mij de guilty pleasure van Dikke Dries wel voorstellen. Op Twitter maakte hij er geen geheim van soms luid en letterlijk mee te zingen met 'Love on the Rocks'. Ik begreep hem, het was zelfs heel herkenbaar. Het was een dag voor mijn vertrek naar Utrecht. De tweet van Dikke Dries was voor mij aanleiding geweest onze dag- en nachttocht door Utrecht te beginnen op het Oudkerkhof. Ik maakte met de eigenaar via Twitter de afspraak dat hij Neil Diamond voor mij zou draaien als ik de volgende dag het een en ander aan bier bij hem zou afnemen. Drinkebroer en ik betraden de sfeervolle kroeg. Een gemêleerd zaterdagmiddagpubliek keuvelde wat. We bestelden een bittergarnituur en ik zag de eigenaar het overzicht bewaren. Ik herkende hem aan zijn ava maar hij zag er in werkelijkheid jonger uit, waardoor ik heel even twijfelde. Ik bestelde een Bacardi Cola tussendoor, for all times sake en ter afwisseling, maar hield mij nog voor even anoniem. We bestelden een tweede identieke bittergarnituur. De bitterballen waren wel degelijk van van Dobben en er gaat niets boven een frikandel met mayonaise. Zolang het maar de echte mayonaise is. We waren het erover eens. Meer en meer wordt er een surrogaat voorgezet, soms zelfs op basis van yoghurt. Waanzin. Maar dit was uitstekende volle mayonaise en . Ik zag de eigenaar druk in de weer maar hield hem toch staande. 'Hoi. Ik ben het Utregse joggie uit Grunn'. 'Dikke Dries reageerde amicaal en enthousiast en wilde al snel zijn belofte inlossen. Ik had spijt van mijn eerdere virtuele verzoek en bedankte vriendelijk. Dikke Dries was onze eerste kroeg van die dag. Te vroeg voor Neil Diamond.

Ze had haar armen over elkaar op de bar gelegd. Ze plaatste haar kin licht voorover gebogen nonchalant op haar handen. Alsof ze voor ons de tijd wilde nemen of in elk geval interesse wilde tonen. Met deze openingszin had zij direct onze harten gestolen. Al constateerde ik al snel dat haar aandacht vooral uitging naar mijn kompaan van deze avond. Rap verlegde ik dan ook zichtbaar mijn interesse, maar bleef het gesprek tussen mijn drinkebroer en het barmeisje volgen voor zover mogelijk. 'Wij zijn gewoon twee kerels met dorst en wij willen jullie allemaal wat beter leren kennen' riep mijn drinkebroer overdreven luid en preventief uitdagend. Een sterke openingszin. De gasten begrepen het signaal en leken nu eerder nieuwsgierig dan kwaadwillend. Zelfs de donkere jongen leek meer te ontspannen, al bleef zijn opvallende blik voortdurend op mij gericht.

Vanaf het Oudkerkhof liepen wij via de Oudegracht richting Twijnstraat. Mijn drinkebroer had de pas er goed in. Ik was dan ook blij dat we besloten een café binnen te gaan. Al realiseerde ik mij ook dat ik baat had bij een ferme wandeling tussen de kroegen door. Al snel werd de aandacht op ons gevestigd door het summier aanwezige publiek, maar de sfeer leek ontspannen en muziek was amper hoorbaar. Overwegend in zwart geklede mannen drentelden heen en weer. Van biljart of dartbord naar de bar en met gevulde glazen weer terug. De meeste mannen keken onzeker en bijna nederig naar een blondine op leeftijd. Een van de weinige aanwezige vrouwen. Zij had controle over de keu en vlijde met regelmaat haar goed gevormde lichaam over het verwarmde biljart. Ik had meer oog voor mijn drinkebroer. We speelden een partij die eigenlijk geen partij was. Dronken nog een biertje en vertrokken snel richting het Ledig Erf. Een summier geklede brunette bracht ons twee witbier op een verwarmd buitenterras.

Een klein gedrongen mannetje zat naast mij  met één bil half op zijn barkruk. Hij kon nog maar net met de punt van zijn schoen steunen op de houten vloer. Het weinige haar dat hij nog had was aan beide zijden evenredig verdeeld. Ik keek hem eens aan maar de man leek in een andere wereld. Met zijn wijsvinger zette hij telkens zijn bril weer resoluut bovenop de neus. 'Ik heet Gerard' riep hij uit het niets. Ik heb een huis in Lunetten en ik ben gek van treinen. Geen gewone treinen. Duitse treinen.' Gerard hield een monoloog en leek niet gebaat bij interactie. Ik knikte ten teken dat ik Gerard begreep. 'Zeg Gerard, waarom drink jij een beugelfles terwijl je hier ook van de tap kan drinken?' hoorde ik mijn drinkebroer bijna intimiderend vragen. Blijkbaar volgde hij mijn eenzijdige conversatie ook, terwijl hij toch nog altijd  in gesprek was met Annemarie. Ze studeerde Spaans en werkte al drie jaar achter deze bar. Annemarie dartelde door het leven en hij dartelde graag een paar uurtjes met haar mee' Ik vind ik ze gewoon het aller lekkerst. Beugelflessen.' Gerard leek nu alle schroom van zich af te gooien. Annemarie wenkte naar haar minstens zo mooie en eveneens blonde collega. Zij leek nog wat onzeker en vermeed elk oogcontact terwijl zij twee bier tapte. Niet de eerste van vandaag. Eerder de laatste.

De voortdurende hausse aan Nederlandstalige smartlappen irriteerde mij al na twee biertjes in het stampvolle café aan de Steenweg. Menigeen kwam op mij af en wist te melden dat we vroeger toch vrienden waren geweest? Gabbers. Kornuiten. Maatjes. Toch? Hoewel ik sommige gezichten best vaag herkende had ik maar één doel. Ik moest mij door de menigte zien te wurmen om achterin het etablissement ruimte te zoeken, waardoor ik ook strategisch stond opgesteld voor regelmatig toiletbezoek. Ik faalde jammerlijk en werd met regelmaat van de bar weg geduwd richting uitgang.

De collega van Annemarie kwam dichterbij om onze twee bier te serveren. Haar strakke spijkerbroek zat als gegoten. Verder droeg zij korte stoere laarsjes en een wit bijna mannelijk overhemd. Ze was slank en had mooie witte tanden. 'Kijk eens heren. Twee bier'. Ik nam een slok en keek mijn drinkebroer glimlachend aan. Eerder zelfvoldaan misschien. Ik zag dat de vermoeidheid hem parten begon te spelen maar hij draaide toch weer enthousiast richting Annemarie. Ik vestigde mijn aandacht weer op haar collega maar kreeg nog altijd geen grip op de situatie. Nog voor ik een scherpzinnige openingszin kon bedenken, spoelde de collega van Annemarie alweer de glazen met een glimlach, bewoog zij lichtjes heen en weer op de muziek, glimlachte zij naar iedereen en leek zij niet van haar stuk te krijgen. Ik zag de donkere jongen een sigaret roken en verbaasde mij hierover, terwijl hij al drinkend van zijn bier alsmaar bleef staren. Toch leek het of zijn blik steeds vriendelijker werd. Terwijl Gerard opstond om af te rekenen zag ik de donkere jongen eveneens opstaan. Even was ik opgelucht. Ik had zijn aanwezigheid als storend en bedreigend ervaren. Maar de jongen nam naast mij plaats op de barkruk van Gerard. Ik wilde nog even protesteren en Gerard smeken terug te komen. Ik had alles willen horen over Duitse treinen en beugelflessen Maar Gerard verliet onverstoorbaar het pand en de jongen stelde zich voor. 'Ik ben Abdullah'. Ik gaf hem een hand en moest toegeven dat hij mooie handen had. Abdullah was sowieso een mooie jongen om te zien. Zijn norse uitstraling van veraf bleek een prettig sympathieke van dichtbij. 'Mag jij wel drinken? Jij bent toch Moslim of niet?' Mijn drinkebroer liet zich weer van zijn directe kant zien. Hoewel Abdullah even leek te schrikken kalmeerde hij weer snel en vertelde hij zijn levensverhaal in een notendop. Ik wilde hem niet schofferen maar kon het niet laten om geregeld mijn aandacht te verleggen naar Annemarie en haar collega. Al was het om misverstanden te voorkomen. Ik had zelfs de collega van Annemarie al naar haar naam durven vragen, maar was deze in alle euforie weer vergeten.

Eigenlijk wilden we haar alleen maar even groeten in het café aan de Mariastraat. Kijken of ze aan het werk was en haar gedag zeggen. Een biertje drinken misschien. Vrij eenvoudig veroverden we twee barkrukken en raakten wij al snel in een geanimeerd gesprek met de sportief ogende barkeeper. Zij was er ook maar druk in de weer met het serveren van voor-, hoofd- en nagerechten. We stelden ons bescheiden op maar ze reageerde enthousiast toen zij ons zag. Ik gaf haar een compliment over haar uiterlijk. En dat na al die jaren. 'Leuk om jullie weer te zien' en ze vervolgde haar weg na drie kussen op de wang, al kwam die laatste zoen toch verdacht dichtbij. De sportieve barkeeper droeg een strak T-shirt en wees ons op het riante aanbod aan bittergarnituurtjes. We besloten dat het saté moest worden. De lekkerste van de stad. Aldus de barkeeper.

De barmeisjes bleven ongestoord doorgaan met hun klantgericht dartelen. Annemarie meldde zich herhaaldelijk met onze laatste consumpties en vertoonde naar onze mening toch wel degelijk bovenmatige interesse. Terwijl Abdullah probeerde mij de zin van het leven, de liefde en religie duidelijk te maken merkte ik ook dat hij alsmaar dichterbij kwam. Er was niets meer over van de stuurse donkere jongen die ik aantrof bij binnenkomst. De collega van Annemarie zag het schouwspel aan van achter haar veilige bar. Ik zag haar conclusies trekken en raakte meer en meer ontstemd. Abdullah vertelde onophoudelijk en leek nu niet meer gehinderd door wat dan ook. Ik luisterde maar was op mijn hoede. Daar waar de toch al minimale aandacht van Annemarie's collega eigenlijk alleen maar verslapte, leek Abdullah zich meer en meer op te dringen. 'Vrienden! Ga met mij dansen! Ga met mij feest vieren! Het is nog zo vroeg!' Ik keek nog eens rustig om mij heen, keek mijn drinkmaat veelzeggend aan en nam nog een laatste slok.

Abdullah bleef aandringen maar ik negeerde hem nu compleet. Nog voor ik hem duidelijk kon maken hoe ik over de situatie dacht, zag ik mijn drinkebroer opstaan van zijn barkruk op zoek naar het toilet. Bij het passeren legde hij zijn hand op de schouder van Abdullah. De donkere jongen leek even te schrikken maar mijn drinkebroer ontfermde zich vaderlijk over Abdullah. 'Drink jij maar lekker je biertje hoor Abdullah. Dat vinden wij niet erg'. Hij wees naar mij en vervolgde. 'Hij is een Jood en hij eet ook niet kosher'. De donkere jongen leek beduusd. 'Maar wij gaan niet dansen vriend. Het is mooi geweest. Wij gaan naar huis.'

Annemarie belde een taxi. Haar collega zwaaide ons vriendelijk lachend uit.



zondag 22 december 2013

Afgelast

Ik was terdege op de wedstrijd van vanmiddag voorbereid. Het was per slot van rekening de laatste voor de winterstop en ik had er zin in. Nog één keer dit jaar met een microfoon in de hand bibberend van de kou langs de kalklijn van een voetbalveld. Een lap groen midden tussen de mooie robuuste Groningse brokken klei. Wel eerder had ik deze club bezocht en altijd was het droevig weer geweest. Hoewel niet altijd regen toch op zijn minst donkere wolken, die dan met een enorme vaart vanuit Delfzijl het land over werden gejaagd. Mijn stoeltje, mee gegrist uit de gemoedelijke kantine, zakte dan geregeld weg in het zompige gras. De lokale radio langs de lijn. Een filmset waar de makers van All Stars hun vingers bij zouden aflikken. Doorgelopen inkt op mijn blocnote. Een koptelefoon op een doorweekt kapsel.

De winter kondigde zich aan. Ik reed de A7 op bij Winschoten op de weg terug naar huis. Regelmatig stuurde mijn vrouw mij op pad om een Marktplaats deal af te ronden. De rolverdeling liet hierover geen twijfel bestaan. Dit keer had ik een Perzisch tapijt af te halen. Tegen een luttel bedrag. Een paardenmeisje van midden twintig deed open en glimlachte mij vriendelijk toe. Ze oogde relatief klein, natuurlijk blond, Gronings fris en verlegen maar toch stoer. Zo jong nog. Ik rekende met haar af en gooide het kleed over mijn schouder. Ze had nog wel een tapijt in de aanbieding. Ik hield de boot af maar zij kende geen pardon. 'Ik pak het wel even ja'. Ik kon haar niet weerstaan. Ze liep weg in haar strakke donkerblauwe jeans en gewatteerde laarzen. Ze droeg een eveneens blauwe trui. Het leek van badstof en had een reuze capuchon waar haar strakke blonde paardenstaart overheen was gedrapeerd. Ik maakte een foto van het kleed en zei dat ik erop terug zou komen. Het zou bespreken en het dan misschien wel weer op kwam halen. In Winschoten. Waar ik had mij bij elk huis had afgevraagd waar Jan Mulder toch zou wonen? Ik had dan even aangebeld. 'Hoi Jan. Mag ik een kop koffie met je drinken?' Ik zou wat kletsen over Groningen, voetbal en het leven. 'Kom eens bakkie terug doen Jan! Neem je Johanna ook mee'. Zou ik gezegd hebben. Maar ik kon Jan zijn huis niet vinden. Ik stelde mij een fraai rietgedekt huis voor. Keurig verzorgd en sfeervol ingericht door Johanna.

Mijn telefoon gaf een berichtensignaal. Ik keek al rijdend, schuldbewust en overdreven behoedzaam naar de afzender. Het bericht was duidelijk en niet geheel onverwacht. Mijn laatste wedstrijd voor de winterstop bleek afgelast. Hoewel ik het feit betreurde wist ik snel om te schakelen. Ik had graag verslag gedaan maar vandaag geen doelpunten of interviews. Geen falende grensrechters of teleurgestelde trainers. Geen hondstrouwe supporters of nerveuze voorzitters. Vandaag geen radio.

Ik reed het erf op en zag tot mijn schrik en blijdschap tegelijk dat de beloofde twee kuub haardhout daadwerkelijk was afgeleverd. Natuurlijk wist ik dat deze klus als noodzakelijk alternatief zou dienen. Maar ik had het genegeerd. Ik stapte uit en bukte om de zwiepende takken van de appelboom te omzeilen. Licht wanhopig realiseerde ik mij ineens hoeveel twee kuub in de praktijk was. Wel vaker lag ik in de clinch met vierkante en kubieke meters. Ik ben nu eenmaal beter in mijn talen. Maar deze twee immense kratten, tot de nok toe gevuld met inmiddels grotendeels nat geregend haardhout, lieten er geen twijfel over bestaan. De kratten stonden op een dieplader van eveneens enorme afmeting en waren strak vastgeketend met aanzienlijke spanbanden. Een elastisch veiligheidsnet completeerde het imposante geheel. Ik nam de situatie rustig in mij op en besloot mijn kleding aan te passen aan de omstandigheden. Het was guur en de wind sloeg hard om zich heen. De ijzige regen waaide met de wind mee. De Groningse winter leek begonnen.

De transistor was een erfstuk en ik had mij deze stilletjes toegeëigend. De radio viel in het niet op de grote dieplader maar het volume was imposant. Tot in de verre Groningse plattelandsomgeving moet het hoorbaar zijn geweest. Ik draaide de antenne richting Delfzijl en veegde de radio meermaals droog met mijn smerige handschoenen. Ik voelde mij schuldig dat ik zo onvoorzichtig omging met dit erfstuk, maar het was nu eenmaal verworden tot een klusradio. Mijn klusradio.

Ik zag er sjofel uit in mijn kluskleding. Ik toverde nog wat zand en aarde uit mijn broekzakken. Restanten van een nog te vervolmaken terras en een overwoekerde moestuin. Ik trok mijn stevige multifunctionele profielschoenen en een uiterst smerige legerjas aan. Alles kon ik zonder schuldgevoel afsmeren aan deze ranzige jas. Hij ging al een half leven lang mee en was verworden tot de laagste in de rang der winterjassen. Toch voelde ik mij goed in deze jas. Hij gaf mij nog altijd een gewenst imago en was voor meerdere doeleinden buitenshuis inzetbaar. Ik trok mijn favoriete handschoenen aan en kneep met mijn ogen om de regenkou te kunnen weerstaan. Ik spoot de kruiwagen schoon en stoeide wat met onmogelijke spanbanden. Stapelde blok voor blok. Tak voor tak. Vulde kruiwagen na kruiwagen en keek soms tevergeefs hoopvol naar de kratten. Vulde bij en creëerde ruimte waar nodig. Ik sleepte. Sjokte soms. Bukte steeds moeizamer naarmate de tijd verstreek en de duisternis zich begon aan te kondigen.

Ik was gestopt met stapelen en gooide de laatste haardblokken op een hoop. Ik had mij deze middag anders voorgesteld maar de regen was niet meer voelbaar. De kou had ik weerstaan en Elvis schalde uit de radio. Natuurlijk zong ik mee. Dit is Groningen, waar je ongegeneerd kan schreeuwen zonder dat je iemand stoort. Ik stoeide nog wat met spanbanden en plaatste de kruiwagen terug op een willekeurige plaats. Ik pakte de radio op en zette deze terug in de schuur waarna ik richting voordeur slofte. Onder een warme douche zong ik Elvis.










donderdag 28 november 2013

de Langeleegte

Dat ik de Langeleegte niet direct kon vinden had met de omstandigheden van doen. Maar ik maalde er niet om. Ik kon intens genieten van rijden over de langgerekte wegen door Groningse maisvelden, karakteristieke dorpen en industrieterreinen die zo typerend zijn en stammen uit de jaren 90. De N33 was dan wel een beproeving, het gedrocht van een weg had  ook zeker zijn charmes. De N33. Ze heeft je altijd wel op één of andere manier tuk en in haar greep. Of het nou een trekker is, een lasergun, een aanrijding, een omleiding of wegwerkzaamheden, eenmaal op gang en de wind in de zeilen is de N33 een zalige racebaan. Niet broez'n maar kroez'n. Dit keer was de weg naar Veendam volledig afgesloten en diende ik de omleiding via Slochteren en Hoogezand aan te houden. Omrijden in Groningen. Geen sinecure.

Ik kende deze omgeving nauwelijks en parkeerde licht gepanikeerd en onrustig in een daarvoor bestemde ruime parkeerhaven. Ik was al laat en weinig voorbereid op de wedstrijd van die middag. Juist nu had mijn Tom Tom mij naar een woonhuis in een doodnormale wijk in Veendam gechauffeerd, in plaats van naar het roemruchte stadion. Mijn verouderde navigator liet wel vaker verstek gaan naarmate de jaren verstreken. Ik keek nog eens op de klok. Nog 25 minuten tot de aftrap. Ik zag jeugdig en sportief ogend volk in zwalkende groepjes voorbij fietsen en besloot ze intuïtief en dus succesvol te volgen. Binnen een mum van tijd stond ik geparkeerd aan de achterzijde van de hoofdtribune. Van asfalt was al geen sprake meer en het afgebladderde stadion stond daar fier te staan. Hoewel ik er nog nooit één stap had gezet beschikte ik over voldoende historisch besef. Ik opende mijn deur, greep mijn schoudertas met zendapparatuur en zette mijn linkervoet op gewijde voetbalgrond.

Nog wat onwennig naderde ik de toegang tot het stadion en sportcomplex. Een draaihek op kniehoogte uit vervlogen tijden verschafte mij toegang tot het stadion en voor ik het kon beseffen stond ik er middenin. Ademloos werd ik overvallen door de intieme atmosfeer van de lege tribunes. Ik had de mogelijkheid het veld te betreden maar het lef ontbrak waar het respect won. Dit was de Langeleegte. Spookbeeld en bedevaartsoord in één. Ik maakte nog wat foto's maar deze ambiance verdiende meer dan een 5 megapixel smartphone camera. Ik ademde nog eens diep in en baalde dat de tijd mij ontbrak. Een wedstrijd moest worden verslagen. Veendam 1894 nam het op tegen Neptunia. Een inhaalwedstrijd op het hoofdveld van de amateurvereniging, gelegen pal naast de Langeleegte.

Ik stelde mij voor als de verslaggever van de lokale radio. Het bestuur van de plaatselijke vereniging haalde mij binnen als een vorst. Zoals gebruikelijk overigens bij voetbalverenigingen in het Groningse. De man die mij koffie schonk en spil leek in het web van zaterdagse wedstrijden keek mij licht verbaasd aan. 'Van de radio?' Ik knikte en wilde verder geen toelichting geven. De koffie smaakte mij uitstekend maar haast was geboden. Terwijl ik het hoofdveld van de amateurvereniging naderde, zag ik tot mijn tevredenheid dat het veld beschikte over een weliswaar kleine maar toch knusse en droge tribune. Hoewel de hardhouten bankjes plaats boden aan minstens 50 toeschouwers was er van publieke belangstelling nog geen sprake. Het was op een grijze kille zaterdagmiddag in november en de intocht van de Sint bleek een onverslaanbare concurrent. 

Ik zette mijn koptelefoon daar waar het hoorde, nam contact op met de studio en wierp een laatste voorbereidende blik op de opstellingen van beide elftallen. De wedstrijd verliep naar wens voor de bezoekende ploeg uit Delfzijl. Ik probeerde spelers uit elkaar te houden door alert te zijn op soms onleesbare rugnummers terwijl mijn administratie alsmaar verder verfrommelde. Ik maakte aantekening van hoogtepunten en vroeg nieuwsgierige kinderen vriendelijk doch dwingend even aan de kant te gaan. De verslaggever wil graag zicht. Ik bewoog wat mee op de muziek die op mijn oren klonk vanuit de studio om zo de ijzige Groningse novemberkou te trotseren. Ik pieste in de rust van de wedstrijd ongezien achter de kleine tribune, daar waar een enkele reservespeler mijn voorbeeld volgde. Ik maakte mijn verslag af tijdens een saaie tweede helft maar ik genoot van waar ik was en van wat ik deed. Ik interviewde een tevreden trainer en bedankte voor de gastvrijheid.

Ik wierp nog een laatste blik op het stadion de Langeleegte, daar waar mijn auto stond geparkeerd. Ik fantaseerde nog wat over rijke Russische investeerders en stapte glimlachend in. Ik liet de Tom Tom opgeborgen en reed foutloos richting huis. Over de N33.

maandag 9 september 2013

Verslag van een dag: Janny

Ik zag dat de 'Janny' niet direct aan de kade lag. Cees had zijn vissersschip naar haar vernoemd en dit in sierlijke witte letters op het voorsteven en aan de voorzijde van de stuurhut geschilderd. Ik diende vanaf de kade eerst een ander schip te betreden alvorens ik op de 'Janny' mocht klimmen. Geen sinecure. Ik zette onzeker en zo viriel mogelijk mijn linkervoet op de koude, deels afgebladderde reling van het ene schip, waarna ik met beide handen de 'Janny' kon grijpen. Ik zwaaide gecontroleerd en geconcentreerd eerst mijn rechterbeen over beide relingen, waarna ik met een relatief gemakkelijke sprong op de 'Janny' terecht kwam. Schijnbaar nonchalant maar vooral opgelucht over de toch soepele wijze van betreden groette ik schipper Cees. 'Gaan we vandaag nog wat vangen Cees?' 'We zullen zien. Als er maar stroming is' reageerde hij verstandig. Ik vertrouwde op Cees terwijl ik dat nergens op kon baseren. Het was zeker niet onze eerste reis met Cees, maar zelden bleken de uitjes veel vis op te leveren. We namen het hem niet kwalijk. Hij deed het uiterste om op zoek te gaan naar scholen, stroming en makreel. Soms keek Cees zittend vanuit zijn stuurhut door een kijker de verte in. Gekscherend noemden wij hem dan Cees Sparrow, terwijl de schipper de meeuwen volgde. Soms keek hij op zijn echometer, dan weer op zijn radar. Cees had ook regelmatig radiocontact met collega schippers. 'Wij hebben één makreel. Hoeveel hebben jullie er al?' vroeg Cees dan hoopvol. Het antwoord van de bevriende schipper schalde krakerig over de 'Janny': 'Wij hebben er zeven Cees!' Hij hoorde het gelaten aan, trok zijn rechter mondhoek even richting rechteroog als was het een tic en draaide de 'Janny' nog eens om. Wij vertrouwden op hem. Cees op zoek naar vis.

Wat onhandig en met een grimas brak ik de uiterst jonge en dus kleine nog bevroren haring in drie stukjes. Ik verdeelde het aas over de drie haken. Ik rook even voorzichtig aan mijn vingertoppen. Hoewel het aanhaken van dode babyvisjes een onfrisse bezigheid was, rook ik niets. Op advies van Cees wierp ik niet in, maar liet ik mijn tuig direct naast de boot naar de bodem zakken. 'De makrelen mogen er niet onderdoor zwemmen' leerde hij ons. Ik dacht eerst dat onze gezagvoerder een grap maakte, maar het bleek ernst. Bij Cees wist je het nooit. Terwijl het zware lood zich nestelde op de bodem van de Waddenzee, leunde ik ontspannen achterover op de harde houten bank van de 'Janny'. Cees was de eigenaar van een stoer schip dat plaats bood aan wel minstens twintig vissers. Cees was verknocht en verdiende zo zijn brood. Cees was gastvrij en behulpzaam en soms wel in voor een verzetje. Ooit was het tijdens een trip met Cees zo afschuwelijk warm, dat Cees besloot in de Waddenzee te springen. Dat Cees dit geheel naakt deed bracht een en ander teweeg. Het deerde Cees niet. Hij nodigde iedereen uit zijn voorbeeld te volgen. Maar Cees bleef alleen in het koude water, wat overigens weinig effect leek te hebben op de mannelijkheid van Cees. Cees was nu eenmaal een echte kerel. Een schipper uit het juiste hout gesneden.


Hoewel het leek alsof elke makreel mijn aas compleet negeerde gaf ik niet op en bleef ik geduldig staren naar het topje van mijn hengel. Af en toe hield ik de hengel even met één hand vast en greep ik met de andere hand mijn telefoon, om via de sociale media verslag te doen. Een enkele grappenmaker aan boord waarschuwde mij nadrukkelijk. Zij waarschuwden terecht maar onnodig. Ik was deze keer uiteraard op mijn hoede.

Het was exact een jaar geleden nu. We hadden dit keer gekozen voor de zoete wateren van Loosdrecht. Een kleine sliert aan motorbootjes trok van stek tot stek. Tot het besturen van de boot mij op een zeker moment onmogelijk werd gemaakt. Het gesputter van de motor klonk alsmaar minder overtuigend tot deze uiteindelijk bezweek. Ik tilde de Johnson 2-takt 9.9 PK omhoog, al zittend op mijn rechterknie. Om respect af te dwingen bij mijn mannelijke medevissers nam ik de situatie quasi wetenschappelijk in mij op. Pure bluf en zinloze opschepperij. Het mankement werd mij ondanks mijn beperkt technisch inzicht toch al snel duidelijk. Het touw, normaal gesproken benut om de schuit te bevestigen aan een willekeurige afmeerboei, was tijdens de laatste verplaatsing niet binnenboord gehaald. De tros had zich dan ook straf en overtuigend rond de propeller van de Johnson 2-takt 9.9 PK gewikkeld. Het bleek een hels karwei het touw al dobberend los te krijgen dus werd besloten een steiger te zoeken in het onmetelijk waterrijke gebied van Loosdrecht. Ik was louche gekleed. Vale joggingbroek en dito vest met ritsloze steekzakken. Nonchalante visserskledij. We peddelden richting steiger alwaar ik tamelijk vloeiend de boot verliet om het euvel te verhelpen. Terwijl ik mijn rug rechtte op de steiger zag ik de overige bootjes luidruchtig naderen. Bier vloeide rijkelijk. Staande mannen in wiebelende bootjes. Onze boot werd niet geheel onterecht het mikpunt van hoon en sarcasme. Ik negeerde de spot en zakte door mijn knieën naast de vastgelopen Johnson 2-takt 9.9 PK. Terwijl ik voorover boog om vanaf het steigerhout de Johnson 2-takt 9.9 PK uit het water te tillen, hoorde ik een zorgwekkende ‘plop’ onder mij. Ik richtte mij op, rechtte mijn rug nog steeds geknield, en nam de situatie in mij op. Joelende mannen in bootjes. Flesjes bier in de hand. Tientallen eilandjes om mij heen. Een ferme koude bries. De eerder gehoorde ‘plop’ had mij zorgen gebaard. Ik voelde in de steekzakken van mijn vale vest. Ik greep mis en realiseerde mij direct dat mijn Samsung S2 veroorzaker was geweest van het zorgwekkende geluid. Ik stond op en probeerde fier te blijven. Ik slaagde niet en stamelde wat. ‘Euh jongens. Mijn telefoon…’. ‘Wat is er Ruudje? Ruudje, Ruudje, Ruudje…!!' zongen zij al lallend in koor. Nog altijd in afwachting van mijn verrichtingen met betrekking tot de Johnson 2-takt 9.9 PK. Ik realiseerde mij meer en meer dat ik afstand had moeten doen van mijn trouwe mobiele metgezel. Mijn kunstmatige wat stuntelige glimlach transformeerde meer en meer naar de trieste blik van een onhandige, beetje sneue man. Een enkeling probeerde eerst nog zijn lachten te bedwingen, uit respect en misplaatst mededogen, maar al rap werd ik omgeven door een horde gierende mannen. Tranen biggelden over wangen, sommigen sloegen elkaar hard op de rug. Toch wist ik mij al snel te vermannen en ontdeed ik mij van schoeisel en kleding. Zonder protest sprong ik in de ijskoude plas. Na enkele pogingen haalde ik mijn Samsung S2 naar boven, nadat ik enkele vierkante meters Loosdrechtse boden had afgekamd. De telefoon overleefde het niet.

Urenlang bleef Cees de 'Janny' steeds weer verkassen. Trouw liet het schip zich vervoeren over de bedaarde Waddenzee. Ik raakte meer en meer gedesoriënteerd totdat ik dacht Texel te herkennen. Mijn aandacht voor het vangen van makreel verslapte, maar ik nam het mijzelf kwalijk. Aan Cees kon het niet liggen. Ik plaatste mijn hengel op een veilige plaats op het dek van de 'Janny'. Ik liet het aas nog even aan de haken, in de wetenschap dat ik later nog wel een poging zou gaan wagen. Ik liep voorlangs de stuurhut van Cees waar ik via een klein trapje de kajuit betrad. Behoedzaam bukte ik om niet mijn hoofd te stoten tegen een enorm lederen stootkussen op hoofdhoogte. De ruimte was ouderwets knus. Een kleine eenarmige bandiet werkte nog op guldens. De bar betimmerd met schrootjes en de krukken met originele zitting in bruin harmonicaleer. Cassettedeck. Bacardi cola. Heineken. Uitsmijters met ham en witbrood. Ballen uit de jus. Mosterd natuurlijk. De kajuit was rokerig en goed gevuld. Er hing een ontspannen sfeer. Er werd wat gehangen, gelachen, gezongen en geroepen. 'Hier nog vier biertjes Janny!' Het werd niet gevraagd. Dorst werd medegedeeld. Janny was een vriendelijke bebrilde veertiger. Een strakke beige broek om haar stevige bilpartij. Op het eerste oog geen horecatype. Ik nam het geheel in mij op en besloot plaats te nemen aan de kaarttafel. Ruiten troef. Veertig roem. Euro per potje. 50 cent voor een natte. Euro voor een pit.  'Hier nog wat Janny!'


Ik stond wat wiebelig op het toilet en voelde de kabbelende Waddenzee onder mij door glijden. Terwijl ik staande mijn behoefte deed opende ik het kleine ronde patrijspoortje en keek recht in het gezicht van Cees. Hij bemande de stuurhut en het oogcontact bleek tot mijn opluchting eenrichtingsverkeer. Ik sloot het patrijspoortje snel en trok meerdere keren aan de greep van de waterpomp. Ik draaide mij vervolgens om en bestudeerde het koperen kraantje. Het duurde even voor ik de voetpomp ontdekte waarna ik met natte handen weer bovendeks ging. Ik informeerde nog even naar de stand van zaken bij mijn collega vissers maar de reacties bleven lauw en negatief. Grootspraak veranderde in visserslatijn of realisme. Cees bewoog onrustig in de stuurhut of liep regelmatig om onduidelijke redenen heen en weer over het schip. 'Ik snap er niets van mannen. Bij deze stroming zouden ze toch moeten bijten.' Iedereen hoorde het maar niemand luisterde nog echt naar Cees. Een enkele makreel lag in een grote zwarte plastic cementbak. 'Moet daar geen water in Cees?' 'Nee doe maar niet. Dat spettert zo' antwoordde Cees met een voorzichtige glimlach. 
'Als makrelen niet zwemmen zijn ze binnen een mum van tijd dood' leerde Cees ons. De schipper wist veel van vis maar blijkbaar minder van vissen. Ik schonk mijn overwinning aan de makrelen en zocht de kajuit weer op. Rotterdams. Overtroeven. Duiken. Seinen. 'Hier nog wat Janny".

Vakkundig stuurde Cees de 'Janny' de haven van den Oever binnen. Nog altijd voelde hij zich ongemakkelijk bij de teleurstellende vangst. In de kajuit bleek dit feit al lang en breed verwerkt. Er werd nog een laatste ronde gekaart en besteld. Janny ruimde vast op en maakte haar fornuis schoon. Ik vroeg haar vriendelijk om de rekening en gaf haar een verdiende fooi. Ze keek ons vervolgens even aan en moest glimlachen. 'Ik heet Lilian. Maar toch bedankt. Ik vond het gezellig'.

donderdag 5 september 2013

Gebrek

'Schat. De sproeier van de ruitenwisser doet het niet meer en dat is best lastig. Als er een paar druppels regen vallen worden ze alleen maar smeriger. En volgens mij is er ook een koplamp defect. Misschien moet je even de garage bellen.'

Ik zag het al dagenlang aankomen. Had het natuurlijk zelf ook al gemerkt. Dat wil zeggen van die ruitensproeier. Die rechterkoplamp zag ik niet aankomen en liet ik dan ook nog even links liggen. Al snel dacht ik het euvel van het gebrek aan reinigende toevoer gevonden te hebben. Dagen terug eigenlijk al vulde ik het reservoir met zuiver blauwkleurige ruitenwisservloeistof. De plastic 5 liter fles ruitenwisservloeistof was nog ruim gevuld. Ik had voor de zekerheid nog even geverifieerd of ik niet per abuis koelvloeistof had gegrepen maar ik was zeker van mijn zaak. Ontspannen stapte ik achter het stuur om te testen of het mankement daadwerkelijk verholpen was. Ik zou vervolgens jubelend naar binnen zijn gerend om quasi professioneel mijn vrouw gerust te stellen, maar niet voordat ik opzettelijk mijn handen nog wat had bevuild met zwarte autosmeer. Om indruk te maken en het geheel nog wat aan te zetten. Ik duwde de hendel van de ruitenwisser voorzichtig in mijn richting. Ik hoorde weliswaar een nadrukkelijk brommend geluid, maar de levering van vloeistof bleef minimaal. Noppes. Nada. Nul komma nul.

'Schat. De sproeier van de ruitenwisser doet het niet meer en dat is best lastig. Als er een paar druppels regen vallen worden ze alleen maar smeriger. En volgens mij is er ook een koplamp defect. Misschien moet je even de garage bellen.'

In de rommellade vond ik een speld tussen naalden, lege sigarendoosjes, speelkaarten, leesbrillen en telefoonhoesjes. Aangezien het gebrek aan vloeistof een dag eerder het probleem niet bleek te zijn, ging ik er bijna klakkeloos vanuit dat de twee ruitensproeiers verstopt zaten met vuil of groezeligheid. Ik koos qua dikte voor de speld met de gele knop en hing half over de motorkap. Met de speld peurde ik in de sproeiers, op zoek naar kruimels modder danwel zand. Hoewel het niet leek alsof ik enig resultaat boekte, bleef ik wroeten en krabben en ging ik er vanuit dat de kwestie hiermee was afgedaan. Ik zou vervolgens zelfverzekerd op mijn vrouw afstappen, haar een bemoedigend tikje op haar billen geven en haar geruststellen tegelijkertijd. Ik startte de motor dit keer alvorens de ruitensproeier te testen, maar ook deze rigoureuze actie mocht niet baten. Niks. Geen moer. Zero.

'Schat. De sproeier van de ruitenwisser doet het niet meer en dat is best lastig. Als er een paar druppels regen vallen worden ze alleen maar smeriger. En volgens mij is er ook een koplamp defect. Misschien moet je even de garage bellen.'

Weer een nacht later was het een prachtige dag om de stoute schoenen aan te trekken. Ik opende dan ook vol vertrouwen de motorkap op zoek naar het reservoir van de ruitenwisservloeistof. Het blauwe klepje van het vaatje sprong direct in het toch kleurenblinde oog. Ik zag dat een verder doelloos zwart slangetje bevestigd was aan het reservoir. Ik diende slechts het slangetje elders nog te bevestigen, al wist ik nog niet exact waar. Ik scheen met mijn zaklamp onder de motorkap, trok wat snoeren her en der weg op zoek naar een mogelijk aansluitpunt. Dacht deze even gevonden te hebben in een wit puntig uitsteeksel, tot ik mij realiseerde dat deze ter bevestiging van de koplamp diende. Ik krikte de auto op om ook de onderkant te inspecteren. Kroop er vervolgens voorzichtig weer onder vandaan, in de angst dat de krik het zou begeven. Lichte paniek bekroop mij terwijl ik zocht naar de oplossing. Ik schroefde inmiddels moedeloos en in opperste wanhoop het ruitenwisservloeistofreservoir los. Op zoek naar de ultieme oplossing. Ik vond het niet, plaatste het reservoir behoedzaam weer terug. Terwijl ik deze met het fabrieksschroefje weer probeerde te bevestigen hoorde ik een voorzichtig en zorgwekkend plonsje. Ik vloekte geen eens, zuchtte slechts diep en droop gedesillusioneerd af naar binnen.

'Schat. Ik heb de garage gebeld voor de ruitensproeier. Ik zal hem gelijk even vragen naar de koplamp.'

zaterdag 24 augustus 2013

Tony

Tony was gewoon Tony. From Manchester. Tony maakte daar ook geen geheim van. Een mega-badlaken sierde Tony's veranda. ManUnited. Tony was proud of it. Tony was klein en gezet met een kort gekapte Engelse rode bolle kop. Een geinponem waarschijnlijk. Regelmatig bezoeker van de dartspub. Vrolijk, olijk en een overschot aan Engels pigment. Een meesterlijke kluns met de bbq. Ik zag Tony op een bepaald moment de laatste restjes kolen uit de zak boven op de stapel reeds brandende kolen gooien. De zak vloog in de fik. Tony net niet. Vervolgens wapperde Tony minutenlang met een dienblad. Het brandend houden van de bbq leek een obsessie voor Tony. Ik bekeek het dagelijks ritueel vanaf mijn veranda voor mijn mobilhome met airconditioning, recht tegenover Tony en familie. Ik nipte nog wat van mijn rosé. Frizzante. Sprankelend.

Tony's gezinsleden leken moeite te hebben met de aanpassing op de massale Italiaanse camping. Vooral de extreme hitte leek de overige gezinsleden te isoleren binnen een straal van een meter vanaf de airco. Tony was wel regelmatig zichtbaar. Vooral rond etenstijd. Mevrouw Tony liep ook regelmatig heen en weer richting kampwinkel of de afvalstortplaats. Net als Tony was ook zij niet groot maar zeker niet dik. Iets voller misschien en een kleine onduidelijke tattoo op haar linker bovenarm. Incidenteel verscheen ook één van Tony's kinderen buiten de gehuurde koelkast. Het duurde dan ook enkele dagen voor ik mij realiseerde, dat Tony de toch al krappe mobilhome met airco moest delen met vrouw en vier kinderen van gevarieerde leeftijd. Tony dwong bij mij dan ook respect af. In elk geval meer dan de buurman naast mij. Veel te bruin voor een Duitser. Zoon en dochter. Sportief van lijf en leden. Vlot gekleed. Riante Volkswagen en een opvallend gezond gebit. Samen met vrouw en kroost uit een nagesynchroniseerde reclamespot van Prodent gestapt. Nee dan liever Tony.

Ik zag Tony en zijn vrouw aanstalten maken. Tony zat al achter het stuur terwijl de motor draaide. Eén van de vier kinderen, een beginnend tiener, had achterin plaats genomen. Moeder liep wat zenuwachtig heen en weer tussen mobilhome met airco en de auto. Een stevige boodschappentas droeg zij over haar rechterschouder, waardoor de tattoo op links zichtbaar bleef. Ze foeterde en mopperde op de jongste dochter. De smeekbede van het kleine meisje leek zinloos. 'Pleeeeeeaaase mom. Let me go with ye'. Het valse dreinen van het meisje hield aan in onvervalst Mancunian dialect. Het leek Tony niet te deren. Hij rommelde van achter zijn stuur wat aan de autoradio. Dit keer diende moeder de kolen uit het vuur te halen. 'Don't leave me here mom, pleeeeeeaaaase!' Het meisje leek overstuur. De moeder stapte in naast Tony. Tony reed op zijn beurt behoedzaam weg over de smalle strada's van de snikhete Italiaanse camping. Het meisje bleef achter en bleef huilen. Ik nam nog een slokje van mijn rosé. Die van gisteren leek beter van kwaliteit. Minder zurig.

Het duurde niet lang voor een praktisch volwassen dochter van Tony ingreep. Met een geïrriteerde zwaai opende zij de deur van de mobilhome met airco. Ze zette grote ogen op en schreeuwde fluisterend: 'Get in here now!!!'. Het kleine zusje hoorde het wel maar luisterde niet. De grote zus, opgescheept met een klus waar zij ook niet op zat te wachten, herhaalde nog een keer haar boodschap. Het kleine zusje leek geen keus te hebben maar raakte in paniek. 'Don't hit me please don't hit me!!' Nadat Tony's kleinste telg besloten had toch maar naar binnen te gaan, sloeg haar oudste zus de deur van de mobilhome met airco genadeloos hard dicht. Een schreeuw volgde. En nog één. Om de beurt. Afwisselend in hoge en lage tonen. Even leek het weer stil te worden, maar al vlot klonk er meer en meer geschreeuw van het kleine meisje. Ik speelde wat met mijn telefoon, alsof mijn neus bloedde. Keek even naar mijn vrouw. Zij nipte van haar rosé en keek mij bezorgd aan. Waarschijnlijk was zij het volledig met mij eens. Deze rosé was minder lekker dan die van gisteren. Minder zoet vooral.

Ik klopte voor de tweede keer op de deur van Tony's mobilhome. Al na de eerste keer kloppen werd het geschreeuw gestaakt. Wat dat betreft had ik mijn doel dus al bereikt. De Nederlandse buren direct naast Tony keken af en toe quasi nonchalant over hun krant naar het gebeuren. De Duitsers naast mij bemoeiden zich met eigen zaken. Ik klopte voor een derde keer en zag dat een gordijntje vanuit waarschijnlijk een slaapkamer voorzichtig opzij werd geschoven. Ik had even oogcontact met Tony's enige zoon, maar al snel schoof Tony jr. het gordijn weer dicht. Ook de voordeur bleef gesloten, ondanks mijn toenadering. 'Hello?! Hello?!' Ik verliet Tony's veranda en zag zijn bbq staan. Verbrande resten sausages waren nog duidelijk zichtbaar op het verder overwegend glimmende roestvrijstalen rooster. Terwijl ik terugliep naar mijn mobilhome realiseerde ik mij dat mijn bovenlijf ontbloot was en mijn rosé warm. Aan de overkant bleef het stil totdat Tony zijn auto vakkundig parkeerde voor zijn mobilhome. Nog voor hij helemaal was uitgestapt was hij al op de hoogte van het incident. Tony reageerde gelaten. 'But the neighbour knocked on our door dad!!'. 'Then you really shouted out loud I guess' reageerde Tony nu laconiek en luchtig.

Ik schudde Tony de hand en zag zijn grote guitige grijns nu van dichtbij. Tony was al bezig met de voorbereidingen voor de bbq. Tony begroette mij uitgelaten. 'Bon Giorno!' Tony was blijkbaar in de veronderstelling dat zijn overburen Italiaans waren. Ik legde Tony uit dat ik weliswaar een Alfa Romeo van Italiaanse makelij en overeenkomstig kenteken voor mijn deur had staan, maar dat het hier een huurauto betrof. 'I am Dutch'. Ik verontschuldigde mij. Ik wilde mij zeker niet met zijn zaken bemoeien. Maakte mij slechts zorgen over het kleine meisje. Tony wapperde nog wat met zijn dienblad. De overige gezinsleden van Tony lieten zich zoals gebruikelijk niet zien. Tony stopte even met wapperen en bracht zijn mond naar mijn oor. 'You know. The little one?'. Ik trok mijn gezicht even terug en keek Tony vragend aan, waarbij ik mijn wenkbrauwen omhoog trok. Weer kwam Tony dichterbij. 'The little one' herhaalde Tony. 'Sometimes she's a nightmere'.

donderdag 22 augustus 2013

Peschiera

Op een verder afgestorven klein stationnetje in Italië stonden vier dodelijk vermoeide reizigers. Avonturiers wellicht. De kleding van het gezelschap was ongepast gezien de verzengende hitte. De volle zon scheen agressief op lange spijkerbroeken en overwegend donker gekleurde bovenkleding. Stuk voor stuk zagen zij er verfomfaaid uit. Murw gebeukt na een bijna eindeloze treinreis. Een ieder stond op het perron even stil bij zijn eigen koffer, handbagage nonchalant over de schouders en ze keken elkaar even aan. Een voorzichtige glimlach verscheen op de gezichten. Een mengeling van opluchting en wanhoop. Zij zagen de trein verder rijden. Richting Verona. Venetië. Hoewel de reis nu grotendeels achter de rug was, resteerden nog enkele kilometers richting eindbestemming. Als eindverantwoordelijke van de missie wilde de vader wederom het initiatief nemen. Hij frommelde eerst nog wat aan zijn wanordelijke kapsel op zoek naar zijn laatste restje fatsoen, tot hij zijn voortvarende dochter al vooruit zag snellen. Naarmate de kinderen ouder werden realiseerde hij zich wel vaker dat hij alsmaar trager werd. De dochter vond een taxi. De vader sprak de man aan. Of hij Engels sprak. 'Of corze zeur'. De taxi beschikte over airconditioning en reed het gezelschap dwars door het centrum van Peschiera. Havens, terrassen, speedboten, fraaie architectuur, roomijs en pizza's passeerden de taxirevue. Het gezelschap, afgesloofd en uitgeput, waande zich in een emotionele rollercoaster. Tot teleurstelling van het gezelschap werd de eindbestemming al snel bereikt. Uren hadden ze het nog uit kunnen houden. Dagen wellicht. Airconditioning.

Chiara was haar naam. Haar strakke rok vertoonde fraaie vormen en haar Italiaans decolleté bleef de vader niet onopgemerkt. Vader dacht blijkbaar niet na over zijn eigen voorkomen, want hij vertoonde een bovengemiddelde vriendelijkheid voor Chiara van de receptie. Chiara bleek harteloos en meed elk oogcontact met de vader. In gebrekkig Engels handelde zij deze routineklus af. De vader liet nog even nadrukkelijk blijken dat hij geen Duitser was maar een Hollander. Het deerde Chiara niet. 'I need alle the family here'. Ik keek Chiara nog eens aan. 'All the family' herhaalde Chiara streng en resoluut. Vader riep zijn gezinsleden bij elkaar. Chiara knoopte een bandje om de polsen van het gezelschap. Ter herkenning. Vader las het gezicht van moeder. De weerzin tegen het bandje droop van haar af, maar de vermoeidheid voorkwam dat zij weerstand bood.

Wim haalde het gezin op bij de receptie. Wim zag er ondanks het feit dat hij een 'pensionado' was nog jong, sportief en goed gebruind uit. Wim vertegenwoordigde de reisorganisatie. Hij had een kleine bolderkar meegenomen voor eventuele bagage. Vader sleepte het maximaal gevulde gevaarte moeizaam met zich mee. De straatjes leken vals plat. Wim ontving het gezelschap in zijn permanente verblijf. 'Iets drinken?' vroeg Wim vriendelijk. Vader, inmiddels neergestreken in zijn witte plastic Hartmann stoel zonder kussens, keek hoopvol naar Wim. Wim beantwoordde de bijna smekende blik van de vader. 'Biertje zeker?' Vader knikte slechts en dronk terwijl Wim vertelde, in één teug meer dan de helft op van het blikje Peroni. Wim vertelde verder. Het gezelschap luisterde berustend.

Er dienden nog een flink aantal meters te worden afgelegd alvorens het gezin de gehuurde mobilhome mocht betrekken. Andere campinggasten keken verkneukeld naar de groep verhitte, zojuist aangekomen toeristen. Zij hadden hun zaakjes al lang en breed op orde. Tenten al opgezet. chemische toiletten aangesloten. Luchtbedden opgepompt. Luifels geplaatst. Badlakens opgehangen. Bikini's aan. Water gehaald. De groep liet zich hierdoor niet uit het veld slaan. Ze waren al zo ver gekomen, die laatste meters zouden nu geen belemmering meer worden. Wim opende de deur van de mobilhome en keek ons verwachtingsvol aan. 'Fijne vakantie!' De vader dankte Wim en wierp een blik op de airco. Binnen was het 18 graden. Buiten gemeen heet. Moeder trok het bandje van haar pols.

woensdag 21 augustus 2013

Milano Centrale

Ik besloot wijselijk niet in de ellenlange rij wachtenden aan te sluiten. Ik moest toch wel in staat worden geacht om vier treintickets te kunnen bemachtigen op Milano Centrale, zonder tussenkomst van vleselijk Italiaans advies. Ik koos dan ook één van de vele beschikbare verkoopautomaten. Hoewel het krioelde van de toeristen en Italiaanse druktemakers leek het Centraal Station van Milan er overzichtelijk uit te zien. Het gebouw was enorm. Door de vele imposante Romeinse beelden waande ik mij in een aflevering van Asterix. 'Rare jongens, die Romeinen'. Ik besloot dat ik geen tijd had de vele pracht en praal van het station in mij op te nemen. Ik nam mijn rol als verantwoordelijk vader en hoeder van het gezin uitermate serieus. Ik had het gezelschap dan ook strategisch in het midden van de stationshal gesitueerd. Verveeld leunend op hun koffers. Bekaf van de eindeloze treinreis verzamelden zij nog wat moed voor de laatste etappe. Milan-Peschiera. Reistijd 1 uur en 7 minuten. Temperatuur: ondraaglijk.

Ik bestudeerde de automaat. Mijn keuze voor de Engelse taal was een logische. Ik spreek geen Frans noch Italiaans en schaamde mij wel vaker, als ik moest toegeven dat mijn Duits eigenlijk het meest natuurlijk klinkt. Dat ik zelfs nog de naamvallen beheers tot in de perfectie. Maar uit principe weiger ik in het Duits te communiceren met een ticketautomaat. Zeker één van Italiaanse makelij. Hoewel het selecteren van de juiste tickets mij geen moeite kostte, nam de rij wachtenden achter mij grotere vorm aan. Ook links en rechts van mij bespeurde ik meer drukte en geroezemoes. Ik keek even vluchtig over mijn schouder maar had geen zicht meer op mijn vrouw en wachtende pubers. Lichte paniek bekroop mij. Een studentikoos geklede Afrikaanse jongeman benaderde mij vriendelijk en wees mij op het scherm van het apparaat. Ik reageerde blijkbaar wat apathisch, want de jongeman stond binnen een tel naast mij om mij met raad en daad bij te staan. Hij keek mij met een grote glimlach aan. 'You have to push here sir. You pay cash?'. Hij trok zijn jukbeenderen iets op waardoor zijn grote witte tanden zichtbaar werden. Ik joeg de jongen weg. 'Kssst' Ik maakte hierbij een minderwaardig handgebaar om mijn plots en veel te laat opgekomen achterdocht meer kracht bij te zetten. 'I don't have cash and I don't need help. So go'.

Terwijl de automaat de tickets printte probeerde ik wederom oogcontact te maken met mijn dierbaren. Ik slaagde deels. Ik zag hen. Ze stonden onbewogen en keken nonchalant om zich heen. Moe van Düsseldorf. Zat van Basel. Uitgeteld in Milan. Ik reorganiseerde mijn papierwerk en plastic betaalmiddelen en spoedde mij naar mijn reisgezelschap. Voeten deden pijn. Koffers werden zwaar. Transpiratie dreigde. Een discussie over het vertrekperron kon nog net in de kiem worden gesmoord. Vaderlijk nam ik ook de koffer van mijn dochter voor mijn rekening en maximaal bepakt liep ik richting trein. Ik vertraagde mijn pas tot aan de ingang van onze coupé met gereserveerde zitplaatsen en haalde opgelucht adem. Het meest intensieve deel van de reis leek nu wel achter de rug. Ik zag een charmant glimlachende man, waarschijnlijk van Pakistaanse afkomst, mijn koffer met de nodige inspanning de trein in tillen. Dat lachen zou hem zeker wel vergaan dacht ik nog even, als hij straks de koffer van mijn dochter in handen krijgt. Verbaasd over zoveel service nam ik nog een slokje water en besloot ik de man een handje te helpen. Terwijl hij de laatste koffer in het daarvoor bestemde bagagerek plaatste, zocht ik naar een fooi. De man kwam tegenover mij staan. Ik was minstens 15 cm groter dan de Pakistaan. Of Indiër wellicht. Ik gaf hem twee euro. 'It's 5 euro's sir'. Ik slaakte een diepe naïeve zucht en antwoordde resoluut. 'No it's not. Now go.' Een begeleidend handgebaar bleef overbodig.

vrijdag 28 juni 2013

Gonzales

We slenterden over strada's. Dwangmatig op zoek naar onze eerste puberkus. Bij voorkeur Nederlandstalig maar desnoods spierwitte Engelstalige meisjes of tevens door wanhoop gedreven Duitse Mädel met al te grote billen en dito brillen. Campingbewakers maanden ons bij schemering op het strand tot stilte. 'Silenzio'! We aten kip met patat en appelmoes. Of pizza's. Ladingen pizza's. Mijn ouders genoten van een oorspronkelijke cappuccino terwijl wij ons in de hemel waanden al proevend van het romige Italiaanse ijs. We zwommen. Hingen. Lagen. Gooiden met ballen. Leenden een Suske en Wiske uit de enorme stapel van onze buurman op de camping. Leerden waterskiën. Met vallen en weer opstaan. Zorgen kenden we niet. We genoten tot en met. Maakten vrienden. Namen weer afscheid. We hadden vakantie... vakantie aan het Gardameer.

Nietsvermoedend betrad ik het moderne gemeentehuis. Een puberzoon slofte quasi demonstratief achter mij aan. 'Hoe lang gaat dit duren pa?' vroeg hij al gapend. De gaap leek provocatief en dus negeerde ik het tafereel. Ik keek eens rond. Niet veel wachtenden zo te zien. Veel mensen liepen heen en weer achter een enorme balie. Een vrouw bemande het loket wat geen loket was. 'Goedemiddag waarmee kan ik u helpen.' Een degelijke openingszin voor een dame in haar positie. 'Mijn zoon en ik willen graag een ID kaart aanvragen. Ze zijn verlopen helaas.' Ik glimlachte vriendelijk maar ongemakkelijk. De dame keek mij streng aan. Ze hield haar hoofd iets gebogen om boven haar leesbril uit te kunnen kijken. Hierbij opende ze haar ogen maximaal. 'U heeft de oude reisdocumenten meegenomen?'

'Ja mevrouw. Ik heb alles voor elkaar dit keer. Dit keer wel. Handtekening van de moeder waar u vorige keer om vroeg. Terwijl dit achteraf helemaal niet nodig bleek. Pinpas. En pasfoto's. En niet zomaar foto's! Pas genomen! Geen zwart-wit uiteraard. Het formaat gezicht voldoet aan de eisen. Dat wil zeggen op de foto dan hè  Ik heb van mijzelf nogal een groot hoofd moet u weten. Familiedingetje. Let u vooral ook op de fraaie lichtgrijze achtergrond en mijn neutrale blik. De mond gesloten zoals het hoort. Is maar beter ook niet? U ziet: ik ben volledig zichtbaar. Hoofd onbedekt. Ik draag al jaren geen keppeltje en zie ook geen enkele religieuze reden dat ineens alsnog te gaan doen. Zelfs mijn ooraanzet is zichtbaar mevrouw!! Mevrouw!! Mevrouw!!

'Ik zie dat u het paspoort van uw zoon wel bij u heeft maar er is ook nog een verlopen ID van hem in omloop.' Ze keek mij triomfantelijk aan. Daar had ze mij binnen een mum van tijd toch mooi tuk. Ik keek achter mij en zag een vader en een moeder onrustig heen en weer bewegen. Ze hadden een zoon en dochter meegenomen. Het was blijkbaar spitsuur voor wat betreft reisdocumenten. De dame achter de balie bleef ijzig kalm en zweeg afwachtend. Mijn zoon twitterde er lustig op los, inmiddels hangend aan de balie als een capabel dronkenman aan een toog. Zijn linker onderarm stutte zijn grote hoofd.  Familiedingetje. Mobiel in de rechterhand. Hij slaakte een diepe zucht waarbij hij nadrukkelijk door zijn neus ademde. 'U overvalt mij hiermee. Ik heb werkelijk geen ID mevrouw'. De vrouw had mijn onbedoelde grap ook niet door of had deze al honderden malen voorbij horen komen. 'U dient alle oude reisdocumenten in te leveren anders mag ik geen nieuwe afgeven.' Ik speelde weliswaar heel even alsof ik weerstand toonde, maar wist mij bij voorbaat al verslagen. 'Mocht u de ID kaart niet meer in uw bezit hebben, doet u dan eerst even aangifte bij de politie. U dient dan nog wel 25 euro vermissingskosten te betalen hoor'. Ik nam de informatie gelaten in mij op. Ageren had geen zin. Het systeem straft slordigheid genadeloos af. Samen dropen we af richting huis. Op zoek naar een ID.

Een sportieve, aantrekkelijke donkere jongeman opende de deur. 'Goedemiddag. Gonzales is de naam. Politie Groningen. U wilt aangifte doen van vermissing heb ik begrepen?' Zijn kapsel was kort, snel en hip. Zijn armen gespierd en duidelijk zichtbaar onder zijn strakke shirt met korte mouwen. Gonzales droeg zijn spijkerbroek met verve. Daarnaast was het een zeer vriendelijke jongeman. Zuid-Amerikaans wellicht. Geadopteerd misschien. Een ladykiller in elk geval. Weggelopen uit een Amerikaanse film. Ik was niet jaloers, eerder afgunstig. Hij schudde de nog kleine hand van mijn zoon. "Ga zitten en vertel'. Gonzales nam plaats achter zijn computer. Ik hoopte voor hem dat hij handiger was met een wapen dan met zijn toetsenbord. 'Wat is je naam en geboortedatum' vroeg Gonzales aan mijn zoon. Deze laatste schrok wakker en antwoordde op de stoerst mogelijke toon. 'Ik zal je even opzoeken in het systeem. Als het goed is kom je daar niet in voor'. Eerst dacht ik nog dat Gonzales een grapje maakte, maar hij bleek daadwerkelijk in het systeem op zoek te gaan naar het dossier van junior. Ik was verbaasd over deze gang van zaken maar werd tegelijkertijd nieuwsgierig. Gonzales keek de puberzoon dreigend doch met een geruststellende glimlach aan. 'Je staat er niet in. Hou dat vast!'

De puber was weliswaar onder de indruk van de stoere en aimabele agent in burger, maar na drie kwartier tweevingerig gekluns en geram van Gonzales op het gemeentelijke toetsenbord had hij ook wel door de Zuid-Amerikaanse machoballon heen geprikt. Het geknoei van de spierbundel met de eveneens gemeentelijke printer was bijna aandoenlijk. Ik lachte af en toe nog even vriendelijk naar de agent in burger. Schudde hem uiteindelijk na een dik uur stevig de hand en bedankte hem vriendelijk. 'Altijd tot uw dienst meneer'. Mijn zoon nam de aangifte in ontvangst en vergat zijn stoel aan te schuiven. Als een onberispelijk burger corrigeerde ik het lakse gedrag van junior en schoof keurig beide stoelen aan.

Ik betrad voor de derde keer het gemeentehuis. Wij werden herkend en met een stralende lach begroet. De zon scheen brutaal en onverwacht naar binnen in het gemeentehuis van Loppersum. 'U komt voor de ID kaart neem ik aan?' Ik fronste even. 'Waar gaat u heen meneer? 'Italie mevrouw! Gardameer! Lekker voor de pubers!' reageerde ik spontaan, opgelucht en verrast. Het is geen spoedaanvraag toch meneer? Want dan komen er nog wel kosten bij'. Ik gaf de gemeentebeambte een ferme bevestiging. 'Nee mevrouw. Het is geen spoedaanvraag. Was dat maar waar. Ik ben wel aan vakantie toe.'

donderdag 9 mei 2013

Klompen

Hij was fris gedoucht. Natte haren en een Hollandsche blos op de wangen. Maar verder zag hij er niet uit. Al was met de bovenkant nog wel te leven. Een FC Utrecht shirt van twee jaar geleden sierde zijn torso in ontwikkeling. De naam 'Mertens' in een lichte boog van het ene schouderblad naar het andere. Ooit gekozen omdat hij qua lengte gedetailleerde overeenkomsten vertoonde met de Belgische linkerspits.Dat schept een band. Een pyjamabroek tot net onder de knieën. 'Ik ga wel mee pap'. Ik zou mijn dochter ophalen. Op slinkse wijze had zij het weer voor elkaar gekregen mij in en voor het karretje, een Volvo 940 uit 1991 maar daarover later meer, te spannen. Dochters hebben dat. De blik. Je doel bereiken met slechts kijken. Slechts onder zeer nijpende omstandigheden kiezen ze er nog wel eens voor ook het stemmetje in te zetten. Als ultiem instrument. 'Ik doe wel mijn klompen aan pap. Ik hoef de auto toch niet uit.' Dat wat hij klompen noemde bleken plastic slippers in klompvorm. Prullerij en knulligheid straalden af van het stuk hard gegoten pvc.

Ik keek naar buiten en zag een wolk breken in inktzwart Groningen. We weifelden niet, gristen de autosleutels van het dressoir en trokken een ferme sprint door de duisternis richting Volvo. Ik had voor de gelegenheid zwarte nep Crocs aan mijn voeten gehesen. Minstens drie maten te groot. Bassie en Adriaan op avontuur. Doorweekt en relatief soepel stapte ik achter het stuur. Ik keek naast mij en moest lachen toen ik zijn kletsnatte grijns zag. Mijn grote licht scheen over de donkere Groningse boerenwegen. Ruitenwissers bewogen zenuwachtig en razendsnel heen en weer. Donder en bliksem gaven deze toch al onheilspellende avond nog meer grootsheid. De Volvo vertoonde kuren. We stonden stil. In Appingedam...

Woede wisselde frustratie af en vice versa. Wel vaker stond ik stil, altijd kwam ik thuis. Maar toch bleef het moeilijk te verkroppen. Waarom nu? Waarom ik? Waarom? Naast mij zat de grijns nog altijd recht overeind. 'En nu?' vroeg hij bijna vrolijk. 'Lekker weer. Sta ik dan. Op mijn klompen in Appingedam. Ik moet nog beginnen aan het bouwen van mijn reputatie in Appingedam of hij is al naar de klote'. Weer die grijns. Ik probeerde te ontspannen en moest handelen. Ik was bekend met het euvel. Wel vaker vertoonde de bolide kuren, maar dit keer leek het anders. Meer definitief. Ik besloot nog een paar keer vergeefs te starten. Rookte een sigaret. Startte nog maar een keer. Verloren moeite. De regen viel onafgebroken. Het deerde mij niet dus ik opende het raam. De voorruit was beslagen en ik had frisse lucht nodig.

De wachtrij was niet lang. In de tussentijd vermaakte de ANWB mij met Billy Swan. Ik legde de grijns uit dat 'I can help' bewust gekozen en dus toepasselijk was. Het feit dat ik zonder documenten op pad was gegaan bracht een lichte schok teweeg aan de andere kant van de lijn. 'Excuus. Ik dacht, ik haal even snel mijn dochter op. Zul je net zien....'. 'Ik mag u eigenlijk niet helpen als u zich niet kunt legitimeren' sprak de toch uiterst vriendelijke jongeman tot mij. Mijn telefoon waarschuwde mij inmiddels over het zorgelijke niveau van de batterij. Ik haalde nog eens diep adem en keek op de achterbank of Murphy niet toevallig ook was ingestapt. Dit bleek niet het geval. Zelfs de grijns naast mij leek even een grimas te worden. Maar veerde weer enthousiast op toen ik de sleutel nog maar eens nonchalant rond draaide. De motor sloeg aan. Zij het hortend en stotend. Maar we reden weer. Dwars door Appingedam.

Nog geen 300 meter verder stonden we weer stil. Mijn laatste restje optimisme verdween door het nog altijd geopende raam. Uit frustratie stompte ik het glazen dakraam bijna aan diggelen. De grijns schrok en waarschuwde mij: 'Doe eens normaal! Chill man! Straks doe je nog een Erikje Pieters'. Uiteraard wist ik waar hij op doelde en vertoonde ik inderdaad gedetailleerde overeenkomsten met de linkervleugelverdediger uit Eindhoven. Ik rookte nog een sigaret. De grijns telde het pakje na en wees mij er fijntjes op dat we nog 7 keer stil konden staan. Ik keek nog eens op mijn telefoon. Dochterlief had tijdelijk onderdak gevonden op haar favoriete verblijfadres. Hij was daar ook. Hij had zich bovendien man getoond en haar achter op zijn fietsmobiel een lift gegeven. De pech van de één is de mazzel van de ander. Hij scoorde en kan voorlopig niet meer stuk.

Niet veel later deed de Volvo toch weer datgene wat hem zo kostbaar maakt. Terwijl de regen verdween reed de Volvo weer als een zonnetje. Doorweekt, opgewonden en giechelend naderden we ons thuis. 'Hier pa, heb je weer iets om te schrijven'. 'Dank je grijns. Lekker dat je mee was'. "Is goed pap".


dinsdag 7 mei 2013

Vriendin

Ze drentelt zo sierlijk. Gracieus bijna. Als een merrie. Ze glimt van het ene hangende oor tot het andere. Blakend gezond. Zet haar een gewei op het hoofd en ze is gelijk een ree, vooral afgemeten aan de donkerbruine ogen. Een zwarte snoet met snorharen en een zwierige staart. Gespierd. Jong nog. Aanhankelijk en leergierig. Enthousiast en speels. Ze zoekt mij de hele dag. Kan zich geen leven voorstellen zonder mij. En echt niet alleen omdat ik toevallig de meeste voorname leverancier ben van haar menubrokken. Haar genegenheid lijkt oprecht. Een echte vriendin...

Ik gaf haar het commando zit. Mijn vriendin beheerste dit element tot en met. Ze keek mij trots, vragend en afhankelijk aan. Er stond blijkbaar iets te gebeuren. Ik verraste mijn vriendin graag met onverwachte uitjes. De liefde kan niet altijd van één kant komen en een relatie moet je spannend houden. Mijn vriendin heeft voorafgaand aan dergelijke excursies altijd de neiging om te gaan kwijlen. Soms slingert ze overenthousiast hele slierten in het rond. Ik heb haar daar ooit op aangesproken maar ze reageerde nors, wendde haar kop af en negeerde mij compleet. Waar ik het lef vandaan haalde om op alle slakken zout te leggen.

We reisden per auto in gescheiden compartimenten. Mijn vriendin zat ooit naast mij op de bijrijdersstoel maar gedoogde geen autogordel. Daarnaast kon ze maar niet van me afblijven. Via mijn achteruitkijkspiegel observeerde ik haar dan ook in de achterbak. Ze oogde verre van charmant en weinig ontspannen. Haar bek wijd open. De tong eindeloos lang naar beneden hangend. Een hijgend hert. Soms ondernam ze verwoede pogingen om het goedgevormde lijf slinks richting achterbank te manoeuvreren. Ik sprak haar dan dwingend toe waarna zij onderdanig en gedwee afdroop. Een enkele keer herhaalde dit feit zich. In de tussentijd hield zij zich voornamelijk bezig met stuipen die zij mij vakkundig op het lijf joeg. Dit gebeurde meestal als zij buiten een passerende soortgenoot ontwaarde. Haar overdreven luidruchtige reactie op dergelijke ontmoetingen hadden op mij een schrikbarend effect. Mijn nekspieren spanden dan binnen een tel stevig samen, mijn beenspieren verslapten en mijn hart werd ongewild danig op de proef gesteld door de geluidsterreur van mijn vriendin. Ik reageerde altijd begripvol nadat ik eerst een vloek had geslaakt. In de hoop dat zij begreep dat ik nooit voor een andere vriendin zou kiezen en zij dus feitelijk niets te vrezen had.

Ik parkeerde op een ruim terrein dat plaats bood aan wel twintig voertuigen. Terwijl ik de auto verliet zag ik mijn vriendin paniekerig worden. Met haar royale neus duwde zij nerveus piepend tegen het raam van de achterklep. Gewapend met riem gebood ik haar te blijven zitten. Ze gehoorzaamde met tegenzin maar popelde als een peuter voor de ingang van de speelgoedwinkel. Terwijl ik de lus van de riem om haar hals wilde aanbrengen bewoog zij haar kop steeds heftiger van links naar rechts. De spetters vlogen van opwinding in het rond. Ik stond licht voorover gebogen onder de achterklep en probeerde mijn overwicht te tonen. Helaas ontbeerde ik de natuurlijke vanzelfsprekendheid. Eenmaal buiten sleepte ze mij in willekeurige richting. Ik gaf haar meerdere commando's tegelijk wat weer leidde tot complete chaos en wanorde in het brein van mijn vriendin. We keken elkaar af en toe aan. Op elkaar aangewezen. Ik deed vervolgens een stapje terug en haalde even diep adem. Ze keek mij zittend en vragend aan terwijl haar staart enthousiast een klein deel van het grindpad heen en weer veegde. Om mij vervolgens weer genadeloos enkele meters mee te sleuren richting voordeur.

Vlak voor de ingang hield mijn vriendin ineens halt. Hakken in het zand. Haar rugharen borstelden zich overeind. Haar indrukwekkende gebit werd meer en meer zichtbaar, waarbij vooral de hoektanden indruk maakten. Haar staart verdween tussen haar beide achterpoten door onder haar buik. Ze schreeuwde en tierde dat het een lieve lust was. Ik sleepte haar genadeloos mee richting voordeur waar een kleine gezette man de deur voor ons opende. Mijn vriendin gunde de man eerst geen blik waardig en volgde met tegenzin richting spreekkamer. Ik nam plaats tegenover de man en liet haar aangelijnd her en der snuffelen. Ze rolde zichzelf over de grond waarbij de riem haar bijna keelde. Schrok hevig van een spiegel uit onverwachte hoek en gromde naar een knuffel. De man nam het tafereel zwijgend gade. Af en toe schreef hij iets in zijn blocnote. Mijn vriendin eiste alle aandacht op en ik wist mij geen raad. Bekaf. Moe van machteloosheid.

We oefenden wat in de schuur van de man. Ik liep van links naar rechts en van hot naar her met haar. Soms beloonde ik haar voor goed gedrag en propte ik een stinkend stuk brok tussen haar imposante kaakpartij. Mijn hand was doorweekt. De fluisteraar annex therapeut corrigeerde mijn gedrag continue in onvervalst Gronings dialect. Ik begreep mijn vriendin niet meer was de conclusie. Daarnaast  bleek ik de trotse eigenaar van een nerveuze, angstige en weinig amicale vriendin. We beëindigden de sessie en evalueerden in de spreekkamer waar wij het experiment ook begonnen. De man nam plaats achter zijn bureau. Ik tegenover hem, mijn vriendin zittend naast mij. Terwijl ik naar haar keek zag ik haar blik onafgebroken gericht op de man. Bewegingloos starend, het lijf strak gespannen en alert. Meer en meer voelde ik de riem door mijn handen glijden. Het zorgde voor een brandend gevoel aan de binnenzijde. Ik voelde weer nattigheid maar dit keer van een andere soort. Vluchtig bekeek ik de man. Ik zag hem meer en meer achterover leunen. Hij had grote ogen en keek schichtig. Tegelijkertijd deed hij verwoede pogingen de strakke blik van mijn vriendin te negeren. Hij slaagde niet. Nog voor mijn vriendin de man echt naderde wist ik haar met een ruk terug te krijgen naast mij. De man bleef op zijn hoede. "Ik ben ooit gebeten door dat soort. Dat wil je niet'. Ik geloofde hem.

De man nam contact op met de arts van mijn vriendin en plaatste een bestelling. Ik nam afscheid van de man nadat ik een volgende afspraak had vastgelegd. Zowel mijn vriendin als ik namen weer de zelfde posities in als tijdens de heenreis. Vanuit de achterklep keek zij om zich heen. Kilometers zicht deerden haar niet. Prachtige luchten en akkers vol klei wisten haar ook niet te kalmeren. Evenals de idyllische dorpen waar ik mij in een museum waande. De Groningse lente moest nog ontluiken. We maakten een tussenstop in Appingedam. Samen betraden wij het vrijwel lege gebouw. Wij werden begroet door een vriendelijke assistente achter de balie. Achter haar was een spreekkamer gesitueerd. Er klonk weinig rumoer, wij leken de enige bezoekers, maar mijn vriendin wist de serene rust danig en in rap tempo te verstoren. Tegelijkertijd stelde ze mijn kracht weer grondig op de proef. Onafgebroken grommend en dreigend. De assistente keek mijn vriendin minachtend aan. We verlieten het pand zodra dat kon in rap tempo. Ze stribbelde niet tegen. Leek het te begrijpen en was er zelf ook wel een beetje zat van. Het uitstapje had haar uitgeput. Mij niet minder.

Eenmaal thuis slurpte ze liters water naar binnen. Vergezeld door een half tabletje antidepressivum.

woensdag 30 januari 2013

Konijnenhok

De klus lag al een dikke week op mij te wachten. En mijn motieven om het nog langer uit te stellen raakten op. De aanhanger, een vehikel eerste klas maar daarover later meer, moest eerst nog in gereedheid worden gebracht. Het zielige hoopje transportmiddel stond bovendien bedekt opgesteld onder een dikke laag ijskoude vastgevroren sneeuw. Maar nu de dooi daadwerkelijk had ingezet zat er niets anders op om juist vandaag deze klus te klaren. Pubermeisje had nog een konijnenhok tegoed. Een nog te realiseren verjaarscadeau. Al meer dan een week voerde ik Marktplaats mailverkeer met Daisy. Daisy had haar hok aangeboden. We moesten nog afspreken om de deal rond te maken. Ik had een Marktplaats date. Ik stelde mij Daisy voor. Een wulpse blondine. Net in de dertig. Een Groningse robuuste Rubensvrouw. Met een boterzachte huid en ongelakte nagels. Puur natuur. Jong nog. Daisy was kort van stof in haar mails. Maar wat wil je. Daisy was een Groningse.

Daisy had mij laten weten dat een extra mannetje geen overbodige luxe zou zijn. Zoals wel vaker realiseerde ik mij dat juist voor vertrek. Ik schakelde snel en had al spoedig een naam in mijn gedachte. Ik keek even op de klok ter controle. Zaterdagochtend 09.30 uur. Die jongen is 21 jaar. Ligt vast nog een paar uur te stinken in zijn nest. Want zo zijn die jongens van die leeftijd. Labbekakken. Ik liet mij door dergelijke argumenten niet tegenhouden en benaderde de jongen per whatsapp. "Mogge. Wakker? Zie jij kans om een uur of elf met mij mee te rijden naar ten Boer.Mot een konijnenhok sjouwen en schijnt nogal groot en zwaar te zijn." Ik wilde hem eerst nog verleiden door Daisy te beschrijven. Maar ik liep daarbij het risico dat Daisy in werkelijkheid niet zou voldoen aan mijn verbeelding. De jongen reageerde niet direct.

Niet veel later hoorde ik het penetrante geklingel van mijn Blackberry. Ik keek op het futiele scherm en zag dat het de jongen was. Uiteraard nam ik vlot op: 'Met Rudi. Goeiemorgen jongen.' Hij reageerde in onvervalst en dus moeilijk verstaanbaar Gronings. Je wil niet dat de Groninger merkt dat je hem of haar niet verstaat. Aan de ene kant wil je laten merken dat je talenkennis toeneemt, aan de andere kant zou het wel eens als een belediging kunnen worden opgevat. Maar een Utrechter in Groningen voelt zich soms als een slechthorende op de kermis. 'Je had mij een sms gestuurd!?' hoorde ik hem op vragende toon zeggen. De jongen had het niet zo op met al dat moderne gedoe. Een sms of een whatsapp. Het is wat de jongen betreft één pot berichtennat. 'Ja klopt jaa' reageerde ik in dialect. Ik betrapte mij erop dat ik deze toch typisch Groningse uitspraak al redelijk tot in de finesse beheerste. 'Heb je het bericht ook gelezen dan?' vroeg ik de jongen. Hij reageerde amper. Natuurlijk had hij het bericht gelezen. Uiteraard wilde hij wel even helpen. Moest ik hem wel even ophalen in Appingedam. De jongen was mee met z'n pa. Samen naar de werkplaats.

Ik vertrouwde niet op het materiaal. De aanhanger verkeerde in zorgwekkende staat en had beperkte laadmogelijkheden. Zowel in gewicht als in volume. De stekker volledig verweerd en deels afgebroken. De vering minimaal. Bovendien bleken de autobanden ook nog eens verre van winterproof. Dat had de jongen mij tijdens een eerdere ontmoeting al pertinent duidelijk weten te maken. 'Deze zijn verboden. Je wil hiermee niet in een sneeuwbui terecht komen' stelde hij rigoureus vast. Hij keek mij hierbij minzaam maar ook glimlachend aan. Onbegrip was leesbaar in zijn ogen. Eerder al had ik hem laten weten dat ik ook echt niet wist hoe de auto werd aangedreven. Mij interesseert dat niet. Zolang deze maar wordt aangedreven zal ik niet protesteren. Voor de jongen onbegrijpelijk. Hij zakte even door de knieën en wierp een Groningse kennersblik onder de auto. 'Voorwiel aangedreven' stelde de jongen resoluut vast. Ik nam deze kennis tot mij en stelde mij ten doel spoedig naar de plaatselijke bandenboer te gaan. Ik was dan ook blij met de hulp van deze behendige jongen en sprak af in de fabriek van zijn vader. Ik besloot bewust de aanhanger nog even thuis te laten. De winter deed nog altijd nadrukkelijk van zich spreken. Wegen en straten vertoonden soms verraderlijke gladheid. Elke meter die ik aanhangerloos mocht rijden greep ik met twee handen aan. Ik nam mij voor de aanhanger op een later moment aan te haken en vertrok naar Appingedam.

Nadat ik was uitgestapt nam ik even de tijd om de omgeving in mij op te nemen. Een op het eerste oog doorsnee bedrijventerrein. Ook de fabriekshal was aan de buitenkant weinig hoopgevend. Eenmaal binnen leek het alsof ik een nieuwe wereld betrad. Ik zag de jongen en zijn vader in gesprek. Ik liep op beide mannen af, staande aan een enorme werktafel bezaaid met massieve deels goudkleurige boren, zaagbladen, kolossale beitels, bouten en meer niet nader te verklaren maar ongetwijfeld efficiënt gereedschap. Ze keken even op van een gedetailleerd en ingenieus ontwerp op papier en zagen mij naderen. Ik had al snel door dat de jongen in de leer was bij zijn vader en hield mij vooralsnog koest. Ik zag de vader en de jongen hete koffie drinken uit een klassiek wit plastic bekertje. Ik wilde ook zo'n koffie. Ik kon niet wachten maar deed het toch. Gedurende het wachten nam ik de vrijheid meer bewust om mij heen te kijken. Ik waande mij in een ambachtelijk museum. Een dozijn draaibanken stond pontificaal te pronken en loeizwaar te zijn.Machtige meterslange terracotta gekleurde massieve monsters. Sommigen wel 60 jaar oud maar met een eindeloze levensverwachting. Ik zag in elke machine dreiging en gevaar en bleef dan ook op respectvolle afstand. Navraag leerde dat een bevriende collega ooit zijn arm verloor. 'Hij werd gegrepen. Zo'n machine blijft maar draaien he. Hij sleept heel Appingedam mee als het moet'. Hier werd met handen gewerkt en met metaal. Een schier onmogelijke opdracht zonder deze oersterke, vernuftige maar levensgevaarlijke hulpmiddelen.

De jongen stapte bij mij in de auto met de slechte bandjes. Hij durfde het blijkbaar aan. Of nam het gewoon niet zo nauw. Onderweg naar het konijnenhok moest eerst nog de aftandse aanhanger worden gekoppeld. Ik stoeide wat met de krakkemikkige stekker maar gaf het al snel op. De jongen bekeek het van een afstand en stelde voor ook een poging te wagen. De conclusie was helder: verrot, ondeugdelijk en dus niet bruikbaar. Een half uur na het afgesproken tijdstip naderden wij ten Boer. Ik moest weer aan Daisy denken. Ik schatte in dat ze gehuld zou zijn in een praktisch maar toch flatteus outfit. Het zou haar wulpse vormen fraai accentueren. Daisy kon alles dragen. Ze zou de deur voor ons openen en ons onthalen met een stralende lieftallige lach. Ze zou ons koffie aanbieden en ons vervolgens, streng doch rechtvaardig, duidelijk maken dat het toch hoog tijd werd om nu echt het hok op de kar te laden. Zelfs deze laatste opmerking van Daisy zou ons doen smelten.

Ik naderde onze bestemming, een achterstandswijk in een Groningse groeigemeente. Spekgladde sneeuwhopen ontsierden de straten, restanten van een ijskoude Groningse winter. Ik vond het huis van Daisy gemakkelijk en kwam al glijdend pal voor haar woning tot stilstand. Het konijnenhok in de voortuin ten teken dat we op het juiste adres waren beland. Ik stapte als eerste uit. De jongen volgde en observeerde het kolossale konijnenhok van een afstand. Hij vroeg zich af of ik als stadse onnozele wel aan spanbanden had gedacht. Ik keek hem zelfverzekerd aan en antwoordde bevestigend. De jongen glimlachte. Zoals hij dat wel vaker deed. Het moment was nu daar. Lichte nervositeit nam bezit van mij. Ik was slechts een ding-dong of tring verwijderd van Daisy. Met ferme stappen betrad ik de voortuin. Nog voordat ik de kans kreeg aan te bellen werd de deur al geopend. Een jonge stevige man begroette ons op norse toon. 'Daar hebben we de sterke kerels' snauwde hij ons toe. De man was behangen met kettingen en oogde morsig. Hij tilde aanhoudend zijn schouders iets op om nog groter te lijken. Ik begreep de wat vijandige houding van deze man niet. Ik dacht al lang niet meer aan Daisy. Ik schaarde mij qua lustobject minstens drie schalen hoger in dan deze toch wat aandoenlijke man. Ik keek de gang van de woning in en zag een een vrouw verdekt opgesteld. Er straalde weinig wulpsheid vanaf. Niet blond bovendien en een ruwe huid zo te zien. Van een afstand. Zij droeg een klein meisje. Daisy bleek in werkelijkheid geen schim van de vrouw in mijn fantasie. Daisy keek mij wat besmuikt aan. Alsof ze mijn gedachten kon lezen. Ze droeg een gouden ketting met haar naam in kitscherige letters. Daisy.

Ik nam het voortouw en maakte een einde aan het gebazel. Ja ik kwam uit Utrecht. Ja ik ben voor FC Utrecht. Ja ik ben er trots op. 'Maar met FC Groningen komt het vast ook weer goed'. Mijn toenaderingspoging sorteerde effect. Gedrieën stapten wij gedecideerd op het konijnen hok af. Posities werden automatisch ingenomen. De jongen achter. Ik voor. De sukkel had een dubieuze rol. Hij had zich aan een zijkant van het hok gesitueerd. Een vreemde wat onlogische keuze. Terwijl de jongen en ik het hok meter voor meter verplaatsten, leek het steeds alsof de man ons bewust uit ons evenwicht wilde brengen. Terwijl hij nadrukkelijk in woord en gebaar deed voorkomen alsof hij wel degelijke zijn steentje bijdroeg, was hij meer tot last dan gemak.  Het hok werd na enkele meters weer met beleid op de grond gezet. Het gewicht hakte erin en de man van Daisy deed er blijkbaar alles aan om onder de klus uit te komen. De jongen wenkte naar de man. De man deed een stap achteruit. Twee misschien. De jongen leek content, af te lezen aan zijn glimlach. Zijn sterkste wapen. De jongen en ik tilden het loeizware hok op het bespottelijke karretje. Het was een gênant gezicht. Het hok was gigantisch. Een twee-onder één kap. Met bovenverdieping en gezamenlijke zolder. Het karretje viel in het niet terwijl het konijnenhok een gecompliceerd convoi exceptional deed vermoeden.

Ik zocht de spanbanden, voelde mij eindverantwoordelijk om het hok veilig thuis te brengen. Ik spande de banden zonder na te denken in breedterichting. Al snel werd ik door de jongen gecorrigeerd. Onopgemerkt wist hij mij de spanbanden te ontfutselen en nam hij gedecideerd het initiatief over. Als een vanzelfsprekendheid. In een mum van tijd had hij de spanbanden verbonden en het hok stevig verankerd. Ik maakte de deal rond met de man maar gaf hem geen hand. 'Ik vroeg nog aan mijn dochter of ze haar konijn niet zou gaan missen' zei de man. Hij ontdooide plots en bleek de beroerdste niet. Een overdosis aan mannelijke hormonen had eerder blijkbaar de overhand gehad. Nu het afscheid naderde kwam zijn ware aard aan de ijskoude oppervlakte. 'En?' vroeg ik hem. 'Euh papa, hebben wij een konijn dan?' had zij nogal argeloos gereageerd. Ik moest lachen om de man. Daisy was in geen velden of wegen meer zichtbaar. Ik gunde het gezin voorspoed.

Ik parkeerde auto en aanhanger op mijn hier en daar decimeters hoge besneeuwde erf. Een gelukzalig gevoel van opluchting stroomde door mijn lijf. Ik had gladheid in combinatie met een overbelast miniatuur aanhangertje overleefd. We stapten uit en besloten al rokend de situatie nog eens te evalueren. Aan de pretogen van de jongen te zien was ook hij blij met het resultaat. Tot nu toe. Zijn bovenlijf hing iets achterover. Linkerhand in de broekzak en knieën licht gebogen. Hij hield zijn hoofd scheef en kneep zijn rechteroog iets dicht bij elke trek van zijn Javaanse Jongens. 'Waar moet ie komen?' vroeg hij voorzichtig en goed verstaanbaar. Ik gaf geen antwoord maar wenkte met mijn hoofd in een bepaalde richting. 'Dat dacht ik al ja' reageerde hij nuchter. De jongen was een op en top Groninger. Lief had de binnentuin aan de achterzijde van het huis als perfecte locatie in gedachten voor plaatsing van het enorme hok. Ik miste haar. Stond er een heel weekend alleen voor en wilde haar niet teleurstellen bij thuiskomst. De jongen stelde voor de binnentuin te benaderen vanaf de andere kant van het huis. Ik probeerde de gevolgen van zijn voorstel te overzien. Auto met aanhanger dienden in achterwaartse richting te worden verplaatst, waarbij hopen sneeuw getrotseerd moesten worden. Ook op dit vlak moest ik verstek laten gaan. Ik had mij nooit bekwaamd in het achteruit rijden en tegensturen. Ik pakte mijn sleutelbos tussen duim en wijsvinger en tilde mijn arm tot op schouderhoogte. Onverbloemd gaf ik hiermee aan dat de jongen ook deze klus diende te klaren. 'Ik ben er ook niet zo goud aan ja' stelde hij onzeker vast.

Ik schonk hem het vertrouwen en hij beschaamde dit allerminst. De jongen reed beheerst en vakkundig de gebrekkige combinatie in zijn achteruit. Hij beheerste het tegensturen van nature. Ik gaf de motorkap soms een duwtje als de voorbanden weer eens slipten op de lagen sneeuw. Niet veel later stond de aanhanger met hok strategisch opgesteld. We dienden de twee-onder-één kap slechts nog handmatig te vervoeren over een meter of vijftien met een tweetal houten afzettingen als bijkomende hindernis. Ik trok mijn handschoenen aan en verzamelde moed. Ik zag de jongen de haken van kleine laadklep los maken. Ik was al geruime tijd in de veronderstelling dat dit niet meer mogelijk was. Eerdere krachtige pogingen van mijn kant waren op niets uitgelopen. Hij deed het met speels gemak. Ik zweeg in alle talen. Hij verstond mij.

We tilden het massieve hok over de eerste afrastering heen. Ik steeg dermate boven mijzelf uit dat het hok regelmatig kwam te kantelen. Minstens drie keer vroeg ik om genade. Zeker vijf keer vloekte ik. Onafgebroken kreunde ik. Ik bereikte het einde van mijn Latijn zo'n twee meter voor de eindbestemming. Ongeïnteresseerd en gedesillusioneerd liet ik mijn kant van het konijnenhok met volle overgave los. Ik gaf het  zelfs nog een klein duwtje mee. Ik schreeuwde het uit. 'Wraaaaa!' vermoed ik. En 'Teeeeerring!' naar ik meen. Een laatste stuiptrekking uit frustratie. Het konijnenhok landde dankzij een dikke laag sneeuw gelukkigerwijs als een hoofd op een kussen. Ik trok mijn handschoenen uit. Mijn linkerarm greep direct naar mijn rechterschouder. Een bekende kwaal.

Nog voor ik oogcontact zocht met de jongen wist ik al dat hij een glimlach wederom niet had kunnen onderdrukken. Hij had geen krimp gegeven. Af en toe hoorde ik hem onderweg besmuikt en binnensmonds lachen. Ik trok mijn handschoenen weer aan, kantelde zonder hulp van de jongen het hok weer overeind en duwde het met speels gemak over de sneeuw op zijn plaats. De jongen had al een volgende Javaanse Jongens losjes tussen wijs- en middelvinger. 'Ik kon echt niet meer' verklaarde ik schuldbewust. Ik wilde alsnog verantwoording afleggen aan de jongen. Hij reageerde niet. Zijn glimlach sprak boekdelen. Langzaam kwam ik op adem en zag ik kans de stilte te doorbreken. 'Als jij de auto nou even terugzet, maak ik koffie.' Ik maak doorgaans erg lekkere koffie.