Follow RudiVP on Twitter

maandag 20 juni 2011

Visserstuig

De camping stond bekend om zijn riante vismogelijkheden. Meerdere houten steigers nodigden uit om eens een werp- of vaste hengel uit te gooien. Wij vonden dat uitgooien als jonge pubers een onnodige inspanning. Niet voor niets zagen wij de voorntjes en stekelbaarzen in grote getale onder de steiger schuil gaan. Verbaasd over zoveel naïviteit kozen wij ervoor, de tuigjes tussen de opening van twee steigerplanken door in het water te laten zakken. Een enkele voorn onderschatte ons vernuft en hapte toe. Bij het ophalen sloeg de schrik ons om het jonge puberhart. De voorn of baars bleek te corpulent (of de ruimte tussen de twee planken te beperkt) en het arme dier bleef steken tussen het steigerhout.

Ondanks deze visonterende ervaring gaven wij de moed niet op. Wel hadden wij onze les geleerd.Vanaf dat moment was respect voor het dier ons credo. Geen gemakzucht meer en niet meer kiezen voor de weg van de minste weerstand! Tot het moment dat duidelijk werd dat ook menselijke schedelpannen veel weerstand kunnen bieden tegen weerhaakjes. Bomen met laaghangende takken idem dito. En voorbijvarende rubber boten wellicht een uitdaging, maar toch nooit het doel mogen zijn van werpend visserstuig.

Op latere leeftijd werd het zoete water nog wel eens verruild voor het zout van de Waddenzee. Onbepakt, slechts gevuld met voldoende duiten, vertrokken wij vaak bij ochtendgloren richting den Oever. Alwaar de schipper ons voorzag van hengelmateriaal en lokaas. Dit laatste in de vorm van weinig appetijtelijke monsters. Pieren om precies te zijn. Of wormen beter gezegd. Het merendeel van ons stoere zeebonken was afhankelijk van de meest gedurfde mannen in het gezelschap. Niet alleen om de eventuele vangst los te maken van de haak, maar om de grote bloederige pieren hier juist aan vast te maken. Want van het vangen van schol of makreel kwam meestal niets. En de enkele verdwaalde gevangen krab bleek ook onvoldoende om een cocktail laat staan salade van te maken.

De laatste jaren heb ik, met mijn ervaringen in het achterhoofd, getracht mijn eigen kinderschaar te begeleiden in het recreatief vangen van vis. Helaas bleek ook in deze gevallen het succes beperkt tot een verdwaalde tak of plastic boterhamzakje, door een of andere onverlaat in de gracht gedumpt. Vrijwel elke vispoging die werd ondernomen eindigde in desillusie en een wirwar van niet meer te redden vistuig.

IJs- en weder dienende wonen wij spoedig aan het Damsterdiep. Geen voorntjes of stekelbaarzen meer maar het serieuze werk. Snoek en karper. Een vernieuwde kennismaking met de visserij. De drie steigers liggen er al en lijken in prima staat. De hengels heb ik nog. En gezien mijn verleden op dit vlak, kan ik hierbij plechtig beloven mij te houden aan een eventueel geldend visqoutum. Eerst nog even wat tuigjes uit de knoop halen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten