Het was op deze dag dat ik de bedrijfswagen nam om de stad in te gaan. De robuuste en door mij zo geliefde VW Caddy stond buiten het hek geparkeerd. De tuin leek wel een moeras. Met mijn nog fonkelnieuwe blauwe bejaarden-Sketchers met spierwitte zool waagde ik het er toch op en hinkte ik als het ware om de plassen heen. Eenmaal bij de auto zag ik dat de auto niet op slot stond en het raam aan de passagierskant half open. Ik wist genoeg.
Ik moest mijn stoel terug zien te brengen van erg ongemakkelijk zitten naar ja zo is het lekker. Hij houdt er blijkbaar van om met zijn rug 90 graden voorover gebogen en met zijn neus tegen het voorraam gedrukt te zitten. Alsof hij elk moment gelanceerd kan worden. Ik noem hem soms ook Buzz Lightyear als ik naast hem passagier. Ik adviseer hem dan vervolgens een astronautenhelm te dragen. Liefst een doorzichtige. Bij voorkeur van glas.
Op mijn hoede cotroleerde ik de benzinemeter. Zeker nu ik mij realiseerde dat mijn zoon er de laatste dagen in had gekampeerd. Of gebivakkeerd beter gezegd. Dat laatste baseerde ik op het aantal lege en soms halflege blikjes Red Bull en Sourcy Blauw. Verder trof ik een enkele badslipper aan onder mijn stoel. Ik vroeg mij even af waar die andere zou zijn maar werd afgeleid door een tweetal werkshirts op het dashboard. Waarschijnlijk al enige tijd onderweg naar een wasmand.
Mijn bange vermoeden was uiteraard juist. De dieseltank was
praktisch leeg. Hoewel ik reden had tot chagrijn bleef ik opvallend kalm en sloot
ik bij de pomp aan achter een kleine, al wat oudere rode Toyota. Links naast de
auto stond een vrouw. Met haar linkerhand duwde ze de kraag van haar jas stevig
in haar hals. Ze kneep met haar ogen om de wind te trotseren en de dame had het
zichtbaar koud. Ze was naast klein ook erg mager en haar dunne jack was niet
gemaakt voor deze barre omstandigheden. Terwijl mijn wissers ermee stopten, die
neiging hebben ze als de auto even niet rijdt, kon ik door alle dikke druppels heen
nog net zien dat de vrouw aan het stoeien was met het pistool van de benzineslang.
Ik veegde mijn voorruit even schoon en zag een beginnende vorm van wanhoop. Ze had
de slang er weer uit gehaald en terwijl ze mij met een triest gezicht aankeek
haalde ze haar schouders vragend op. Natuurlijk stapte ik uit.
‘Doet ie het niet?’
‘Ik snap er niks van! Hij stopt
steeds!’
Ik snapte het ook niet maar kreeg
het toch snel voor elkaar om er een paar liter in te krijgen. Waarna de pomp op
stoom kwam en de vrouw geholpen was.
‘Dankuwel meneer. Sorry maar het is altijd hetzelfde liedje’ zei de vrouw.
Eerst dacht ik dat ze wel vaker
tankproblemen had gehad.
Dat bleek niet het geval.
‘Het is mijn zoon. Elke keer als
hij de auto heeft geleend mag ik weer tanken’.
Ik glimlachte begripvol maar liet het hierbij. Het was veel te koud om uit te wijden.
Je verleert het niet goed verhaal
BeantwoordenVerwijderen